Cox's Orange - 32 jaar geleden
27
In 1935, dus 32 jaar geleden, werd een interes
sant boekje uitgegeven over fruitteelt-onderwer
pen. Het had een lange titel, namelijk: Verzame
ling voordrachten gehouden door de Tuinbouw-
vakonderwijzers in Zeeland op hun vergaderingen
ter verdere ontwikkeling, onder leiding van den
Rijkstuinbouwconsulent Ir. A. W. van de Plassche,
Goes. Zoals af te leiden is, bevat het boekje een
weergave van een aantal inleidingen met tevens
de daarop volgende discussie. Het is de moeite
waard het te lezen. Over sommige onderwerpen
zijn de gedachten thans sterk veranderd. Vooral
op het gebied van de ziektebestrijding is veel ge
wijzigd, want in die tijd spoot een prima fruit
teler één maal met vruehtboomcarbolineum, één
maal met Bord. pap, twee maal met Cal. pap en
daarmee was de kous af. Soms zijn de inzichten
nog bijna gelijk. Dat treft speciaal bij de bespre
king van de snoei. In feite is hier fundamenteel
niet veel veranderd.
Een belangwekkende inleiding werd gehouden
over het onderwerp: „Ervaringen met de teelt van
Cox's Orange Pippin".
Vooral nu de Cox"s Orange geleidelijk steeds
belangrijker is geworden, is het wel aardig om
te lezen hoe men er toen over dacht. We geven
de inleiding onveranderd weer.
ERVARINGEN MET DE TEELT VAN
COX'S ORANGE PIPPIN
GEPLANT ALS WIJKERS
Het is een bekend verschijnsel, dat de meeste
van onze veel gevraagde variëteiten, zoowel van
appel als van peer, sterk onderhevig zijn aan de
verschillende ziekten, die onze vruchtboomen aan
tasten.
Het blijkt echter dat naarmate de cultuurzorgen
die men er aan besteedt, stijgen er een product
geteeld kan worden, dat aan zeer strenge eischen
voldoet.
De zoo juist genoemde verschijnselen zijn dui
delijk waarneembaar bij de Cox"s Orange Pippin.
Dit is een appelvariëteit, die wat smaak aangaat
ongetwijfeld genoemd moet worden als één der
beste, zoo niet de beste, die bekend is. En toch,
niettegenstaande de goede smaak, ziet men
ze weinig aangevoerd ter veiling. Hoe dat te
verklaren? Enerzijds doordat het een variëteit is,
die nog betrekkelijk jong is, maar nog veel meer,
doordat er zeer hooge eischen gesteld worden aan
de teelt en het alleen mogelijk is bij een zeer ver
doorgevoerde ziektebestrijding een goed product
ter veiling te brengen.
Het navolgende heeft betrekking op 102 strui
ken Cox's Orange Pippin, die inleider 13 jaar ge
leden onder zijn beheer kreeg.
De bodem bestaat uit zware klei, waaronder op
60 cm diepte een harde, bijna ondoordringbare,
laag ter dikte van ongeveer 15 cm voorkomt, waar
onder men weer zand aantreft.
In het systeem van beplanting was duidelijk op
te merken de gedachte aan „blijver" en „wijkers".
De „blijvers" waren hoogstammen Zure Belle
fleur, geplant op onderlinge afstand van 10 m. Tus-
schen de rijen hoogstammen Zure Bellefleur stond
een rij struik Cox's Orange Pippin met een plant
af stand van 5 m. In de rijen Zure Bellefleur tus-
schen elke twee hoogstammen ook een struik
Cox's Orange Pippin geplant een ry spilvormen
peren.
Als „wij kers" waren bedoeld de spilvormen en
de Cox's Orange Pippin. Een zeer dichte beplan
ting dus, waarin ziekten welig konden tieren,
temeer daar er practisch nooit aan ziektebestrij
ding was gedaan.
VERWAARLOOSD
De algemeene toestand der boomen was in het
kort deze:
Groen van korstmossen, afgewisseld met de
wollige witte lagen bloedluis, zeer veel kanker
en optreden van spinselmot. Vruchtzetting bleef
practisch uit. Alleen in de toppen der boomen
weinige doch zeer groote vruchten.
Zoo was de toestand 13 jaar geleden. Deze is
daarna verbeterd. Allereerst vroeg de kwestie
van „ontwatering" de aandacht. In 1925 werd de
grond onderzocht op kalkgehalte. Hierbij bleek
dat van de verschillende grondmonsters die on
derzocht werden, het gemiddelde aan koolzure
kalk 0,6 bedroeg.
Naast de gewone bemesting met kunstmest van
jaarlijks ongeveer 500 K.G. Zwavelzure Ammo
niak, 600 K.G. Patentkali en 500 K.G. Superfos
faat per H A. werd om de 4 jaar een flinke stal-
mestgift toegediend van ongeveer 40.000 K.G. per
H.A. In 1926 werd nu een zware kalkbemesting
gegeven.
In den loop der jaren bleek dat na drainage en
bemesting de bodemgesteldheid dermate was ver
beterd, dat er van veel betere structuur van den
grond gesproken kon worden, hetgeen, zooals in
het vervolg zal blijken, een gunstige invloed heeft
gehad op de verdere ontwikkeling der boomen
en op de vruchten.
De Cox's Orangeboomen waarvan hier sprake
is, zijn veredeld op doucin, (type onbekend). De
groei is vrij regelmatig en gezien de zwakke on
derstam vrij goed. Een ernstige belemmering
tegen de goede ontwikkeling der boomen was
niet alleen den bodem, maar ook de ergste kwaal
iliMMWlBiÉi
Dertig jaar geleden was een onderteelt van bessen vaak belangrijker dan de hoofdbeplanting.
onzer vruchtboomen, het optreden van de kanker
en schurft, terwijl de jonge twijgen zonder over
drijving, aan de onderkant over de geheele lengte
wit gekleurd waren van de bloedluis.
BLOEDLUIS EN KANKER
Direct werd de ziektebestrijding met kracht ter
hand genomen. De eerste 3 jaren scheen het alsof
een overwinning op de bloedluis slechts kon be
staan in onze verbeelding, want na herhaalde be
spuitingen met 10 carbolineum werd ze niet
afdoende bestreden. Wel werd bereikt, dat de
boomen vrij kwamen van bladluis en kortsmos-
sen, doch met de bloedluis scheen het soms hope
loos. Met de carbolineumbespuiting werd echter
jaar op jaar volgehouden en daarnaast werd
zoodra de eerste bloedluiskolonies zich openbaar
den deze ingesmeerd met 10 carbolineum. Dit
zijn immers de voorloopers van de enorme nako
melingschap, die straks volgt.
Deze eerste kolonies moeten dus weggevangen.
Hieraan is de hand gehouden en ten spijt van
hen die de stoute bewering uitspreken „Carbo
lineum werkt de bloedluis in de hand" is het
thans zoo ver dat er in de Coxs Orange niet meer
bloedluis voorkomt dan in normale gevallen.
Met het optreden van bloedluis kan in één
adem genoemd worden de kanker. Ook de Cox's
Orange behoort tot de variëteiten die gevoelig
zijn voor kanker en de bloedluisaantasting werkt
dit in de hand.
Kankerbestrijding, zooals uitsnijding en insme
ring van wonden is niet toegepast, omdat mede
tengevolge van de bloedluisaantasting de kanker
ziekte over de gehele boom was verspreid.
Het blijkt echter nu dat de aantasting niet ern
stig meer is.
SCHURFT.
Een ziekte die eveneens zeer sterk op den voor
grond trad was de schurft. In het begin der be
strijding werd alleen gespoten met Bordeauxsche
pap vóór de bloei.
Om een juist oordeel over deze nog zoo ge
brekkige ziektebestrijding te vellen is zeer moei
lijk. Immers, verschillende andere factoren heb
ben hierbij een belangrijke rol gespeeld. Doordat
de z.g.n. „blijvers" dus de hoogstammen werden
opgeruimd kreeg men ruimte in den boomgaard,
waardoor de boomen ook ten opzichte van de
schurftbestrijding in veel gunstiger conditie kwa
men. Toch werd er èn door betere belichting èn
door bespuiting met Bordeauxsche pap nog niet
voldoende schurftvrij fruit geoogst. Eerst toen
ook met Californische pap tegen schurft werd ge
spoten waren de uitkomsten werkelijk verras
send. Gespoten werd met een 2 oplossing (20°
Beaumé) kort na de vruchtzetting gemengd met
loodarsenaat en vervolgens nog 3 maal met enkel
een 2 oplossing Californische pap. (Voor den
bloei natuurlijk met Bordeauxsche pap en car
bolineum.)
Niet ieder jaar wordt een even gunstig resul
taat geboekt en ook werd enkele malen een ge
ringe bladbeschadiging waargenomen. Bij hooge
temperatuur werd alleen gespoten in de morgen
en avonduren. Beschadiging zooals men wel hoort
van buitengewone bladval, ja zelfs van de vrucht,
kwam echter tot op heden niet voor.
Wel blijkt het ééne jaar een grootere bescha
diging op te treden dan het andere. Het blijkt
echter meer en meer, ook al zijn de resultaten
zeer goed, dat zelfs bij een zeer ver doorgevoerde
ziektebestrijding toch nog schurft kan optreden.
Eenmaal werd een proef genomen met alcali-
sche Bourgondische pap na de bloei. Uit voorzich
tigheidsoverwegingen werd slechts één mooie tak
gespoten, met het resultaat dat na 4 weken aan
de behandelde tak geen blad of vrucht meer aan
wezig was.
Verder zijn enkele jaren bestuivingsproeven ge
nomen met „Kolotex". Hierbij trad aan het licht,
dat er bij bestuiving meerdere schurftaantasting
optreedt dan bij Californische pap. Naarmate de
bestuiving meer wordt toegepast zijn de uitkom
sten echter beter en de kleur der vruchten is
mooier en geen beschadiging.
SNOEI
Van zeer groote invloed blijkt echter ook de
snoei te zijn. Tengevolge van de slechte stand der
boomen werd eenige jaren niet gesnoeid, maar
alleen een doode of gebroken tak weggenomen.
Toen de toestand van den grond beter werd en
de ruimte voor de boomen grooter door het rooien
der hoogstammen, trad nieuwe groei op. Vooral
openbaarde dit zich aan de gesteltakken, waar
overal de jonge loten te voorschijn kwamen.
Eerst werd slechts ongeveer de helft der boomen
gedund, terwijl van de andere helft niets werd
verwijderd dan doode of gebroken takken. De
verdere behandeling was voor alle precies gelijk.
Zeer duidelijk was nu waarneembaar de betere
toestand van de gesnoeide boomen. Het fruit aan
de gesnoeide boomen was meestal mooier van
kleur en had veel minder te lijden van schurft
aantasting. Gevolg hiervan is geweest dat alle
boomen nu sterk zijn gesnoeid.
De Cox's Orange Pippin is een appel, die, wan
neer schurft op de vruchten voorkomt vooral niet
bewaard kan worden. De gunstige resultaten
worden verkregen bij een bewaarplaats met lage
temperatuur, en droog. Over het algemeen zal
het aanbeveling verdienen de vruchten spoedig
te verkoopen, hoewel er nog vruchten bewaard
zijn tot 10 Februari.
CONCLUSIE
Op grond van het bovenstaande, wat in over
eenstemming is met de ervaringen in andere be
drijven verkregen, kan men tot de volgende con
clusie komen:
De Cox's Orange Pippin is een variëteit, die
ofschoon van 1825 bekend in Engeland, in ons
land nog niet voldoende wordt geteeld.
Ze kan worden aanbevolen, vanwege de smaak.
Blijft echter een variëteit, waaraan zeer hooge
eischen gesteld worden wat de teelt betreft. Moet
zeer veel gespoten worden. Verdraagt bij veel
vuldige bespuiting deze vrij goed, mits niet
sterker dan met 2 Cal. pap (20° Beaumé).
Blijkt op latere leeftijd zeer vruchtbaar te
zijn. Draagt n.l. geregeld, zoodat de vruchten ge
dund moeten worden.
De teelt kan bij goede behandeling rendabel
zijn. Moet echter nog meer bekend worden bij
het publiek.
Tenslotte zij er op gewezen, dat de vruchten
middelmatig groot zijn en van een zeer gewilde
vorm.
Na een uitvoerig weergegeven discussie, kwam
de vergadering tot de volgende slotconclusie
„De teelt van Coxs Orange Pippin stelt hooge
eischen, doch is bij goede verzorging rendabel en
in het belang van de afzet van appelen in het
algemeen behoort aan deze variëteit veel aan
dacht te worden geschonken".
Hiermee kan men het thans, 32 jaar later, nog
geheel eens zijn
A. v. O.