H.B. Vergadering
7
(Slot.)
zijn Frankrijk, Nederland en België voorstanders
van strenge kwaliteitsnormen, wat een stap in de
goede richting zou kunnen zijn.
De heer Harmsen merkt op dat de productie op
kleine bedrijven meestal hoger ligt dan op grote,
rationeel werkende bedrijven, omdat men by grote
eenheden meer let op, de kostenfactor. Hy is het
daarom niet eens met een opmerking van de heer
Schlingemann dat de ideeën van de heer Mansholt
betreffende grote bedrijven een verhoging van de
produktie inhouden.
De heer Schlingemann licht toe dat een en ander
vaak leidt tot vergroting van veel kleine bedrijven
en dat daardoor de kans op produktiestijging niet
gering is.
De heer Van Westen vraagt wanneer men resul
taat mag verwachten van het overleg betreffende
de aardappelafzet bijvoorbeeld door middel van
strengere kwaliteitseisen.
De heer Schlingemann antwoordt dat in dit sta
dium nog geen termijn kan worden genoemd.
ONDERWIJS
Omtrent de overzichten van hgt Lager Land.- en
Tuinbouwonderwijs en het Landbouwhuishoudon-
derwys van de Z. L. M. worden geen vragen ge
steld noch opmerkingen gemaakt.
Een voorstel tot het aangaan van een lening on
der Rijksvoorwaarden en Rijksgarantie van naar
raming f 300.000,voor de nieuwbouw van de
Lagere Land- en Tuinbouwschool te Scherpenisse
wordt door de vergadering aanvaard.
VOORLICHTING
De by de agenda gevoegde werkplannen 67/68
betreffende voorlichtingsaküviteiten van de
Z. L. M.-voorlichters: Mej. Z. J. H. Edzes, en de
heren J. Markusse en A. van Oosten worden zon
der discussie door de vergadering goedgekeurd.
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
Naar aanleiding van de bij de agenda gevoegde
bijlage over het Zeeuws Land- en Tuinbouwblad
en de ondermeer daarin verwerkte gegevens be
treffende de oplagecijfers van de door de provin
ciale K. N. L. C. Landbouwmaatschappyen uitge
geven landbouwbladen vraagt de heer P. J. J.
Dekker of het oplagecijfer van „De Landbode" op
Zeeuwse abonnementen betrekking heeft.
De heer J. F. Blanksma antwoordt dat deze 400
abonnementen de oplaag van de landelijke editie
van „De Landbode' en dus het aantal landelijke
abonnementen betreft.
Naar aanleiding van de mogelijkheid voor de
Z.L.hf.-leden om éénmaal 's jaars een Z.L.M.-
ertje te mogen plaatsen vraagt de heer De Visser
of de gelegenheid niet geboden kan worden opdat
leden die meerdere malen per jaar een Z. L. M.-
ertje willen plaatsen dit kunnen doen tegen een
redelijk tarief.
Do Voorzitter zegt toe een en ander nader te
zullen nagaan.
WERKGEVERS EN ARBEIDSZAKEN
De heer M. C. J. Kosten, wijst op de stijging van
de sociale verzekeringspremies in 1968 zowel voor
werkgevers als werknemers. Spreker wijst in dit
verband op de onrustbarende stijging die de socia
le lasten voor het bedrijfsleven. Sinds 1953 zijn
deze met ca. 800 gestegen, tegen een stijging
van het nationale inkomen over dezelfde periode
met slechts 270 De lonen zijn in de periode van
1964 t/m 1966 met 40 gestegen, een stijging die
niet volledig is opgevangen door de produktivi-
teitsstijging. Het is dan ook verklaarbaar dat in
het bijzonder bij de zwakkere bedrijfstakken de
spanningen steeds groter worden, met alle gevol
gen van dien. De heer Kosten gaat nader in op de
problemen die de vrijere loonvorming bij de ko
mende onderhandelingen over de lonen en arbeids
voorwaarden voor de land- en tuinbouw met zich
mee zullen brengen. Tevens bespreekt hij in het
kort de adviesaanvraag van de Minister van So
ciale Zaken aan de S. E. R. betreffende een ver
eenvoudiging van de sociale verzekering, een mo
gelijke bezuiniging daaroD dan wel een beperking
daarvan en het beantwoorden van de vraag of de
lasten van de sociale verzekering wel op dé meest
juiste wijze zijn verdeeld. Ondermeer vraagt de
minister de mening van de S. E. R. over een mo
gelijke geleidelijke afschaffing van de kinderby-
slag voor het eerste kind. Ook over de kwestie om
zo mogelijk te komen tot een verantwoord eigen
risico ten aanzien van de ziektekosten is nog in
discussie.
De heer F. de Groene wijst op het grote belang
dat landelijk bij het overleg over de lonen een
eensluidend standpunt wordt ingenomen en er
geen provinciale verschillen in beloning gaan op
treden.
De heer A. van Hoeve informeert naar de ach
terstand van de landbouwlonen t.o.v. die in de
nijverheid op basis van de gegevens 66/67.
De heer Kosten zegt dat deze volgens het C.B.S.
gemiddeld landelyk 17 bedraagt, een cijfer dat
naar de mening van de heer Kosten bepaald niet
voor alle gebieden geldt.
BELASTINGAANGELEGENHEDEN
De heer B. Meyers stipt in het kort een aantal
belastingproblemen aan waarvan verwacht kan
worden dat deze binnenkort aan de orde komen.
In de eerste plaats de kwestie van de Belasting
Toegevoegde Waarde (B.T.W.) die op 1 januari
1969 in werking zal treden. Het wetsontwerp dien
aangaande is met de Memorie van Toelichting ver
schenen en zal te zijner tijd in de Kamers behan
deld worden. In het algemeen lijkt deze regeling
voor de landbouw niet ongunstig al is e.e.a. bijv.
voor de sierteelt en de loonwerkers bepaald on
gunstig. Als van de 1 andbouwregeling gebruik ge
maakt wordt achtte de heer Meyers de gevolgen
daarvan bijzonder moeilijk te overzien omdat men
dan in de zin van de Wet op de Omzetbelasting
geen ondernemer meer zou zyn.
Van groot belang achtte spreker het herstel van
de investeringsaftrek en de afschaffing van het
registratierecht bij overdracht van het bedrijf by
leven tussen ouders en kinderen.
Aangaande de opwaardering van onroerend goed
op basis van de vrije dan wel van de verpachte
waarde heeft het Hof te Leeuwarden uitgesproken,
dat de opwaardering tegen de vrije waarde mag
plaats vinden. Dit houdt echter tevens in dat deze
hogere waardering eveneens geldt voor de ver
mogensbelasting, hetgeen in het bijzonder voor
de jongere ondernemers bezwaren met zich mee
kan brengen.
Tot slot geeft de heer Meyers nog enige bijzon
derheden over de problemen bij afschrijving van
de boekwaarde, over de kwestie die het overheve
len van de waarde van de woning op een land- of
tuinbouwbedrijf van het bedrijfsvermogen naar
het privévermogen en over het begrip „landbouw
bedrijf" een begrip dat in de nieuwe wet niet ge
noemd wordt. Het begrip landbouwbedrijf aldus
de heer Meyers dreigt steeds verder te worden uit
gehold, hetgeen zeer vérgaande konsekwenties
kan hebben, in het bijzonder voor de veredelings-
landbouw. Hetgeen hier ook een rol by speelt is
het verhuren van land. Als men regelmatig land
verhuurt zyn er bepaalde fiscale autoriteiten die
ervan uitgaan dat de verhuurde percelen buiten
het „bedrijf' vallen. Zou deze zienswijze aanvaard
worden dan zou dit inhouden dat bij vervreem-
dingswinst van het verhuurde gedeelte belasting
betaald zou moeten worden. Door niet steeds de
zelfde percelen te verhuren, maar daarbij een be
paald roulatiesysteem toe te passen kan dit risico
verkleind worden. De wet o.m. schrijft nadrukke
lijk dat wil er van een landbouwbedrijf sprake
zyn, men de grond in zijn bedrijf moet aanwen
den.
De heer De Bruyckere informeert omtrent de
vrijdom van registratierecht bij overdracht bij
leven van ouders aan kinderen in geval van ver
pachte grond.
De heer Meyers antwoordt dat alleen vaststaat
dat bij rechtstreekse overdracht bij leven van
ouders aan kindaren en als het ontwerp wet wordt,
er vrijstelling van registratierecht zal zijn. De heer
Meyers wijst er op dat nu nog de oude regelingen
gelden en men beslist moet wachten met over
dracht tot deze wet in het Staatsblad is opgeno
men.
Door de heren P. J. J. Dekker en C. P. J. van
1 waar den wordt er ondermeer op gewezen dat
overeenkomstig het door de Grondkamer voor
Zeeland gevoerde beleid, indien jarenlang achter
elkaar dezelfde percelen zaaiklaar land verhuurd
worden, deze overeenkomsten niet goedgekeurd
worden. Voor een bedrijf dat stelselmatig in de
vorm van éénjarige pacht zaaiklaar land verhuurt
stelt de Grondkamer in dat geval een normale
pachtovereenkomst vast. Bij een eventuele proce
dure, zo wordt gesteld, zou een verklaring van
het beleid, zoals dat door de Grondkamer wordt
gevoerd, ter staving overlegd kunnen worden.
De heer Meyers zegt het met de sprekers geheel
eens te zijn. De fiscale autoriteiten zeggen echter
niet dat de boer die een stuk land regelmatig ver
huurt geen ondernemer meer is maar wel dat deze
regelmatig verhuurde grond niet meer tot het be
drijf behoort en daarom niet onder de vrijstellings
regeling hoort te vallen. De heer Meyers zegt toe
de naar voren gebrachte argumenten te bestemder
plaatse naar voren te zullen brengen.
GROND-, PACHT- EN TAXATIEBUREAU
De gang van zaken geven geen aanleiding tot
het doen van nadere mededelingen.
VERZEKERINGEN
De heer C. J. van der Werff, voorzitter van dt
Onderlinge, deelt mede dat de ontwikkeling zich
gunstig laat aanzien. Het schade verloop is wel
iswaar niet zo bijzonder gunstig, maar niettemin
kan verwacht worden dat de premietarieven in
1968 niet behoeven te worden verhoogd.
Wat Landbouw Risico betreft kan de heer Van
der Werff tot zijn genoegen mededelen dat op de
premienota 1968 een restitutie over het jaar 1966
verrekend zal worden van 6 op de ongevallen
en ziekengeldpremie.
Verheugende medelingen, aldus de Voorzitter,
in deze tijd van steeds stijgende kosten!
RAAD VOOR DE BEDRIJFSVOORLICHTING
Dr. ir. C. W. C. van Beekom brengt verslag uit
van de belangrijkste onderwerpen die in de afge
lopen maanden in 1967 in de Raad aan de orde zijn
geweest. In dit verband noemt spreker in de eer
ste plaats de bespreking die plaats vond, in aan
wezigheid van de Kommissaris van de Koningin
mr. J. van Aartsen, over het ontwerp Streekplan
Midden-Zeeland de ontwikkelingsvoorwaarden
voor de tuinbouw in verband met de vestiging
door de direkteur van tuinbouw ir. A. de Zeeuw
behandeld.
Over de proefboerderijen in Zeeland nam de
Raad het standpunt in dat in het Zuid-Westelijk
Kleigebied plaats is voor twee proefboerderijen
van behoorlijke omvang. Met name één voor de
zwaardere en één voor de lichtere grond. Voor
het bedrijf op de lichtere grond komt Zeeland in
aanmerking; het bedrijf op de zwaardere grond
immers funktioneert reeds als zodanig in de 70 ha
grote proefboerderij te Westmaas. Veel aandacht
word besteed aldus de heer Van Beekom aan het
vraagsuk van de luchtverontreiniging in Zeeland.
Inmiddels zyn door T.N.O. meetpunten in het Sloe-
gebied aangelegd. Het I.P.O. heeft meetplaatsen
ingericht waarbij door proefvakjes met luzerne,
gras en gevoelige gladiolenrassen de invloed van
luchtverontreiniging op de plantengroei wordt
onderzocht. De konsulentschappen verlenen hier
aan hun medewerking.
De Raad besloot de Melkwinningskommissie van
de Gewestelijke Raad voor Zeeland van het Land
bouwschap over te nemen terwijl op voordracht
van de Kommissie voor Bedrijfsvraagstukken een
viertal onderzoekprojekten werd voorgelegd aan
de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onder
zoek T.N.O.
De Raad besprak onder meer en gaf zijn ziens
wijze over: de verdeling van de kredieten voor
bijzondere voorlichtingsaktiviteiten, de werkpro
gramma's en begrotingen van de Streekverbete-
ring Walcheren en de Streekontwikkeling Stop
peldijkWalzoorden en het programma van de
ruilverkavelingen voor de periode van 19681972.
Tevens besprak de Raad een aantal rapporten
en nota's zoals het Rapport samenwerkingsvor
men in de landbouw van de Z. L.M.; één-mans-
bedrijven twee-mans-bedrijven; rapport van de
R.L.V.D. - Axel; het rapport over transport en
tijdelijke opslag van suikerbieten en het voor
lichtingsrapport van de Werkgroep Zuidweste
lijk Kleigebied over „oriëntatie naar mogelijke
kombinaties van arbeidsmechanisatie en bouwplan"
BEGROTING Z. L. M. 1968
De Algemeen Secretaris gaat aan de hand van
de voor 1968 opgestelde begroting en de toelich
ting daarop uitvoerig op de verschillende begro
tingsposten in en licht deze nader toe. In het alge
meen wijst de heer Wage er de vergadering op
dat de maatschappij een bijzonder arbeidsinten
sief bedrijf is, waardoor de personeelsuitgaven en
de sociale voorzieningen een bijzonder belangrijk
aandeel in de kosten met zich meebrengen. Daar
naast hebben de algemene loonronden van de laat
ste jaren niet nagelaten door te werken in vele
andere uitgavenposten. Wil het huidige peil van
dienstverlening gehandhaafd worden, dan is een
verhoging van de contributie en de begunstigers-
bijdragen zoals deze nu voorgesteld wordt onont
koombaar. De vorige belangrijke contributiever
hoging vond vijf jaar geleden plaats.
Op de suggestie uit het Kringbestuur Tholen
en St. Philipsland om de voorgestelde verhoging
der ha-bijdrage in etappen te doen plaatsvinden
wordt door zowel de Voorzitter als de Algemeen
Secretaris uitvoerig ingegaan. Voorstellen als deze
wegen bij het Dagelijks Bestuur bijzonder zwaar.
Maar de Z. L. M. heeft, evenals het overige be-
(Zie verder pag. 18.)