Mansholt contra Rehwinkel
Kleigronden vragen meer kalk
PINGEN VAN DE WEEK j
5
DE grote opponenten in de op 23 en 24 november
te Dusseldorp gehouden vergadering van de
C.O.P.A., de federatie van de landbouworganisaties
ki de E.E.G., waren Edmund Rehwinkel, voorzitter
van de Duitse boerenbond en dit jaar ook van de
C.O.P.A., en dr. S. L. Mansholt, vice-voorzitter van
de Europese Commissie. Thema: structuurbeleid en
prijsbeleid.
Over één ding waren beiden het wel eens: prijs
beleid en structuurbeleid moeten er allebei zijn. De
heer Rehwinkel echter had met ongerustheid ken
nis genomen van de door sommigen gelanceerde
theorie dat structuurverbetering en vooral bedrijfs-
vergroting het enige middel zou zijn om een eind te
maken aan de inkomensongelijkheid tussen land
bouw te beperken. Hij wilde de voorrang geven aan
een prijsbeleid dat rekening houdt met de kostprijs.
Ingrijpende vorderingen op het gebied van de her-
structuering van de landbouw in de E.E.G. zouden
alleen mogelijk zijn als men daarvoor het grootste
deel zou gaan bestemmen van de gelden die nu
voor projecten in de ontwikkelingslanden worden
gebruikt. Het leek de heer Rehwinkel daarom het
beste het meeste maar aan de tijd en aan de na
tuurlijke ontwikkeling ovei; te laten.
DR Mansholt voelde daar niets voor. Er zullen een
doelbewuste landbouwpolitiek en regionale po
litiek moeten komen. Er zal naar een nieu\ye con
ceptie moeten worden gezocht, die is er nog niet,
maar de Europese Commissie heeft besloten de hui
dige toestand te analyseren om zo het zoeken naar
een oplossing mogelijk te maken. Daarbij zal men
moeten vooruitzien in een maatschappij vol dyna
miek. Economen voorspellen dat in de komende 20
jaar de inkomens in het bedrijfsleven in het alge
meen zullen verdubbelen, dat de werkdagen korter,
de vakanties langer zullen worden. In die toestand,
zo meende dr. Mansholt, moet de landbouw zich
„inleven, de boeren, vopral de jongeren en ook de
vrouwen, willen weten: waarheen gaat de reis?
Welke mogelijkheden biedt de landbouw in de toe
komst nog? En als men aan die reis begint, moet
men heel goed weten hoe de wissels gesteld zijn."
Wil men de inkomensachterstand inhalen en
evenals de industriële sector in de komende twintig
jaar een verdubbeling van inkomen bereiken, dan
komt men er volgens dr. Mansholt niet met kosten
dekkende prijzen, zoals de heer Rehwinkel bepleit
te. Dr. Mansholt vindt het defaitistisch op deze wij
ze het deel te willen bereiken. Men zal er voor moe
ten zorgen de structuurpolitiek zo uit te bouwen,
dat ze samen met de prijzenpolitiek leidt tot het
door het E.E.G.-verdrag gestelde doel, goede le
vensomstandigheden en een met dat van andere
beroepsgroepen vergelijkbaar inkomen voor de
boer.
DE heer Rehwinkel verdedigde fel het familiebe
drijf. Als men met structuurverbetering in de
landbouw slechts de opheffing van het grootste deel
der familiebedrijven beoogt, dan, aldus de heer
Rehwinkel, zullen wij ons daartegen met alle macht
verzetten. Te sterke concentratie en het terzijde
schuiven van de kleine en middelgrote eigendom
in de landbouw zal, indien ze tot de uiterste conse
quenties zouden worden doorgevoerd, tot de kol-
choze leiden, en ook een al te vergaande samenwer
king van de landbouwbedrijven in de fase van de
produktie bergt gevaren in zich. De heer Rehwinkel
herinnerde er ook aan dat zijn Duitse organisatie
aan hen die geen bevredigend inkomen in de land
bouw konden bereiken, de raad heeft gegeven naast
het landbouwbedrijf een hoofd- en andere bezigheid
in een andere sector van het bedrijfsleven te zoeken.
DR Mansholt dacht ook over deze dingen heel an
ders. Die hoofd- of bij bezigheid buiten de land
bouw leek hem niet verantwoord: sociaal niet maar
economisch ook niet: men stelle zich eens voor dat
die met een andere economische bezigheid gedeelde
landbouwbedrijf es hun produkten tegen lagere
prijzen op de markt brengen dan de gewone land
bouwbedrijven. En wat het familiebedrijf betreft:
met de vermindering van het aantal arbeidskrach
ten in de landbouw door vermindering van het
aantal arbeidskrachten per bedrijf is men nu aan
de grens gekomen. Men staat nu voor de vraag: is
het eenmansbedrijf nog sociaal te verantwoorden?
De Europese Commissie heeft het antwoord
op die vraag nog niet, maar in de komende jaren zal
het heel duidelijk gegeven moeten worden, de jon
ge boeren vragen erom. Om te komen tot een ge
lijkwaardig aan dat in andere bedrijfstakken, zal
men ook tot een gelijkwaardige rationalisatie moe
ten komen. Op het tot eenmansbedrijf geworden
familiebedrijf zoals het nu is, zal men in de toe
komst wel tot een gelijkwaardig inkomen kunnen
komen, maar dan ten koste van een zevendaagse en
zestigurige werkweek en het gemis van vakantie
e.d., terwijl de vrouw weer in het bedrijf zal moe
ten meewerken. Zal het familiebedrijf van nu over
twintig jaar nog wel levensvatbaar zijn? Zullen de
kinderen van de boer dan nog bereid zijn het be
drijf over te nemen? Deze en andere vragen zal men
zich moeten stellen als men het familiebedrijf wil
behouden, meende dr. Mansholt.
Met uitspraken als: „de vergaande concentratie
leidt tot kolchozen", moet men volgens dr Mansholt
voorzichtig zijn. Goede mogelijkheden om tot ver
betering van het boerenbestaan te komen worden
op die manier in een verkeerd daglicht gesteld. Hier
in de E.E.G. zou zo'n ontwikkeling er niet met
dwang, maar in volle vrijheid komen.
EEN NIEUW KALKBEMESTINGSADVIES VOOR BOUWLAND
VELE landbouwers, die deze herfst of winter
grondonderzoek laten verrichten op een perceel
kleibouwland, zullen zich bij ontvangst van het ad
vies verbazen over de grote hoeveelheid kalk, die
gestrooid moet worden. Zij zullen zich dan mis
schien afvragen of hun grond plotseling zoveel
zuurder is geworden. Anderen zullen misschien
denken, dat bij de monstername of op het laborato
rium grote fouten zijn gemaakt. Verschillenden,
die er steeds naar gestreefd hebben de pH van hun
percelen goed op peil te houden, zullen nu nog
weer een flinke kalkgift geadviseerd krijgen.
Dit alles ie een gevolg van een wijziging in het
bekalkingsadvies, waardoor bepaalde gronden tot
een hogere pH dan vroeger worden bekalkt en an
dere gronden tot een lagere pH. Er waren verschil
lende redenen om het bekalkingsadvies, zoals dit tot
nu tot werd gegeven, opnieuw te bekijken. In het
oude adviesschema zaten enkele belangrijke te
kortkomingen. Zo werd bij kleigrond met minder
dan 5 organische stof en meer dan 20 afslib-
bare delen, altijd tot dezelfde pH bekalkt. Toch was
reeds bekend, dat naarmate het gehalte aan orga
nische stof hoger is, met een lagere pH kan worden
volstaan. Ook met de zwaarte van de grond werd
bij het grootste deel van de-kleigronden geen reke
ning gehouden.
In de derde plaats was het door onderzoek moge
lijk geworden voor kleigronden van verschillende
zwaarte en met verschillende gehalten aan organi
sche stof aan te geven hoe hoog de pH moet zijn om
by overigens gunstige omstandigheden een goede
structuur van de grond te kunnen krijgen.
Met ingang van 1 september is nu een nieuw kalk-
bemestingsadvies voor bouwland op zeeklei inge
voerd. Dit nieuwe schema geldt voor alle zeeklei-
gronden, die meer dan 10% afslibbaar zijn.
VERSCHIL MET OUDE ADVIES
HET zijn vooral de lichte zavel- en zware klei
gronden met weinig organische stof, die ,nu tot
een aanmerkelijk hogere pH worden bekalkt dan
voorheen. Juist voor deze gronden geldt dat, in
verband met verslemping resp. structuur, de hoog
ste eisen aan de kalktoestand gesteld moeten wor
den.
Op de lichte zavelgronden is ook volgens het
nieuwe advies nog niet de pH bereikt, die voor het
geheel voorkómen van verslemping nodig zou zijn.
Aardappelen, welke op lichte gronden veel ver
bouwd worden, zouden namelijk bij een zo hoge
pH gemiddeld een lagere opbrengst kunnen geven,
terwijl ook de kans op schurft zou toenemen. Op
zavelgronden met weinig organische stof zal de
boer daarom de bezwaren tegen elkaar moeten af
wegen. Wanneer hij het voorkómen van slemp be
langrijker acht dan een eventuele opbrengstver
mindering of het optreden van schurft bij aardap
pelen, kan hij meer kalk geven dan geadviseerd is.
Worden echter veel aardappelen verbouwd en
slechts weinig bieten, dan kan de kalkgift lager
worden gesteld dan volgens het advies.
Een verdere vermindering van de slempgevoe-
ligheid zal dan vooral moeten worden bereikt door
een betere organische stofvoorziening.
ONDERHOUDSBEKALKING
ÏYE op basis van grondonderzoek geadviseerde hoe-
veelheden kalk zijn bedoeld om een te lage pH
op het juiste peil te brengen.
Aangezien de verliezen aan kalk op bouwland in
ons land tamelijk groot zijn, zal, wanneer de pH
eenmaal op peil is, door geregelde kleine kalkgif-
ten (de zogenaamde onderhoudsbekalking) moeten
worden voorkomen dat de kalktoestand weer lang
zamerhand slechter wordt.
De devaluatie van het Engelse pond en de valuta
van enkele nauw met Engeland verbonden landen,
was vorige week het gesprek van de dag, ook in
tuinbouwkringen. Wat zal de invloed hiervan zijn
op de prijzen van onze tuinbouwprodukten? Er kun
nen vele theorieën over ontwikkeld worden, maar
voorlopig zullen we af moeten wachten.
Eén ding staat vast: onze produkten zullen voor
de Engelsen duurder worden, dus onze concurren
tiepositie op de Engelse markt wordt minder. En
geland is altijd een afnemer van betekenis van de
hoofdprodukten van de Nederlandse tuinbouw: sla,
komkommers en tomaten. Ook uien worden er altijd
veel naar Engeland verladen evenals peren. Op de
Engelse uienmarkt is Spanje altijd onze grote cy-
current. Dit land heeft haar munt ook gedevalueerd,
zodat voor de Engelsen het Spaanse produkt niet
duurder wordt en het Nederlandse wel. In spanning
wachten we af welke gevolgen dit zal hebben op
onze export. Vorige week was er in elk geval sprake
van een drastische teruggang van de export van
uien naar Engeland en ook de vraag naar peren
werd .wat kleiner, evenals die naar sla. Dat kan
echter ook een eerste reaktie zijn die ondertussen -
weer al een andere vorm heeft gekregen.
In elk geval is te hopen dat de maatregel welke
thans door Engeland is genomen, tot gevolg zal
hebben dat dit land economisch weer op de been
komt. Daar heeft ook Nederland het grootste be
lang bij. Tegelijk is het Engelse voorbeeld een
waarschuwing voor vele andere landen. Ondanks
alle moderne economische theorieën, geldt toch
nog altijd de aloude waarheid dat de tering naar de
nering gezet dient te worden. Gebeurt dit niet, dan
loopt het vroeg of laat spaak.
Een grote mate van inflatie kan men zich niet
straffeloos gedurende lange tijd veroorloven. De
waardevermindering van het Engelse pond is een
ernstige zaak, maar er was geen andere weg, daar
zijn alle landen het over eens. De hoop is nu, dat
het devaluatiekwaad niet verder om zich heen zal
grijpen. Gerust is men daar kennelijk nog niet in.
We hoorden zojuist door de radio, dat financiële
deskundigen zich met zorg afvragen of óe dollar
zich zal kunnen handhaven, want allerwege was er
eind vorige week een vlucht uit de dollarsfeer en
een enorme vraag naar goud. Op zichzelf gaat dat
boven ons begrip, maar het is toch goed dat we
ons ermee bezig houden, want we hebben er uit
eindelijk allemaal mee te maken.
Een aangelegenheid die vooral de fruittelers aan
gaat, is de nieuwe officiële oogstraming voor ap
pels en peren. Het is de derde van dit seizoen en
ze wordt uitgegeven door de Direktie Tuinbouw van
het Ministerie van Landbouw. De eerste officiële
raming sprak van een te verwachten appeloogst van
345 miljoen kg. De tweede ging uit van 400 miljoen
kg en de derde, opgemaakt nadat de oogst had
plaats gevonden, spreekt van een appeloogst in dit
seizoen van 450 miljoen kg. Dat betekent dus een
recordproduktie. Het vorig jaar bedroeg de appel
oogst 343 miljoen kg en twee jaar geleden 358 mil
joen kg. Voor de eerste officiële oogstraming had
den we al een verwachting gekregen van de werk
groep oogstramingen ook een groep van des
kundigen die sprak van een appelproduktie dit
jaar van 281 miljoen kg. Nu is het dus 60 meer
geworden dan deze eerste raming en daarmee wil
len we dan maar zeggen, dat er niets maar dan ook
niets gegeven kan worden voor de cijfers die bij
het begin van het seizoen worden verstrekt. We
willen niets zeggen van de wijze waarop het ge
beurt. Dat zal allemaal wel verantwoord zijn. Al
leen is het jammer dat ze zover van de werkelijk
heid afwijken. Het is dringend noodzakelijk dat er
wat gaat gebeuren om meer verantwoorde ramin
gen te krijgen. We dachten dat dit ook in het belang
van de telers is.
In het bericht van de laatste raming wordt gezegd
dat de hogere cijfers welke nu weer genoemd moe
ten worden, voor een groot deel voor rekening komt
van de Golden Delicious in de Noordoostpolder en
in Limburg en van de Schone van Boskoop op de
oudere percelen in Limburg.
Van welk een geweldige betekenis ook voor
Nederland de Golden Delicious wordt, blijkt uit het
feit dat er thans een produktie van dit ras wordt
verwacht van 97 miljoen kg. De oogst van het vorig
jaar was 58 miljoen kg groot bij dit ras en twee
jaar geleden werd er 63 miljoen kg Golden Deli
cious geoogst. Ook Goudreinette is er nu trouwens
meer dan het vorig jaar, n.l. 82 miljoen kg tegen het
vorig jaar 76 miljoen kg en de Jonathan-produktie
welke het vorig jaar 40 miljoen kg bedroeg, zal nu
44 miljoen kg zijn terwijl de produktie van Cox's
Orange Pippin het vorig jaar 50 miljoen kg groot
was en nu is geraamd op 55 miljoen kg. Weet u
nog dat we elkaar allemaal vertelden dat er geen
Cox's was dit jaar?
De perenproduktie wordt onveranderd geraamd
op 75 miljoen kg. Het vorig jaar bedroeg de oogst
van deze fruitsoort 116 miljoen kg en twee jaar
geleden 79 miljoen. Bij deze fruitsoort is de produk
tie dus heel wat kleiner dan het vorig jaar en daar
door kunnen we gelukkig over de pereprijzen te
vreden zijn.