r
J
leder voor zichof
VRIJDAG 27 OKTOBER 1967
55e Jaargang No. 2903
van de Maatschappij tot bevordering van Land- en Tainbouw en Veeteelt in Zeeland "j
Frankertngf btj abonnement: Terneure®
K.L.M. AEROCARTO n.v.
Twintig jaar geleden werd in Zeeland met verkavelen begonnen en dit jaar zal „Herverkaveling Zeeland" afgesloten worden. Hoe zijn
nu de ervaringen in de praktijk van de boer en tuinder die met de verkavelingsproblemen direkt te maken hebben gehad In een vijftal
reportages op de pagina's 5, 6 en 7 wordt hierop in dit nummer nader ingegaan.
MAAR verhouding wordt er bijzonder weinig
aandacht besteed aan en gepubliceerd over
de exploitatie-uitkomsten van grote landbouwbe
drijven. Dit ligt -ook wel voor de hand omdat het
aantal werkelijk grote bedrijven in Nederland op
de vingers van een hand te tellen zijn. Ook het
aantal landbouwbedrijven groter dan 50 ha is lan
delijk iets meer dan 1 Volgens de L. E. I.-cijfers
is dit percentage voor het zeekleigebied in 1965
hoger n.l. 6 Voor de grootte-klasse 2050 ha
bedrijven is het percentage in dit gebied 35 en voor
de 1020 ha bedrijfsgrootte 27 Het L. E. I. gaat
voor de berekening van het arbeidsinkomen in het
Z.W.-kleigebied uit van een gemiddelde bedrijfs
grootte van 35 ha.
Ï")E afgelopen jaren is op velerlei wijze gewe
zen op de verschillende vormen van samen
werking tussen bedrijven die mogelijk zijn en de
voordelen die deze samenwerking voor betrokke
nen met zich mee kan brengen; zowel bedrijfsorga
nisatorisch, als arbeidstechnisch en financieel. Vol
ledige samenwerking wordt eerst bereikt indien
niet alleen bijvoorbeeld arbeid en werktuigen maar
ook de grond door de partners wordt ingebracht
en als één geheel wordt geëxploiteerd en éér. ge
zamenlijk bouwplan. Ih feite een vorm van bedrijfs-
vergroting, die, als de omstandigheden daartoe
gunstig zijn, tot een betere vorm van bedrijfsvoe
ring kunnen leiden.
✓"ONGEVEER een jaar geleden publiceerde een
werkgroep Zuidwestelijk Kleigebied een uit
voerig rapport over de mogelijke uitkomsten bij
combinaties van bedrijven indien arbeid, mechani
satie en bouwplan .tot één geheel zouden worden
samengevoegd. Naar Nederlandse verhoudingen
werd in dit rapport in de vorm van bedrijfsmodel
len tot vrij grote oppervlakten (135 ha) gegaan. Uit
de opgezette begrotingen door deze werkgroep
kwam onder meer naar voren dat op bedrijven tus
sen de 20 en 135 ha, bij verbouw van de traditio
nele akkerbouwgewassen, een hoger netto-over
schot per ha te bereiken was, naarmate de bedrijfs-
oppervlakte groter werd. Op papier bleek dit over
schot van 420,tot ƒ540,per ha of wel met
ca. 30 te stijgen.
[~)AT grote bedrijven in de praktijk ook inder-
daad gemiddeld een aanmerkelijk hoger
netto-overschot kunnen behalen dan het gemiddel
de van de groepen L. E. I.-bedrijven blijkt nu uit een
recent verschenen P. A. W. rapport te Wageningen.
Van een viertal grotere akkerbouwbedrijven van
6080 ha in het Zuid-Westen zijn over de jaren
'62 t/m '65 de bedrijfsorganisatie en bedrijfsresul
taten nagegaan en beschreven.
Elders in dit nummer geven wij hiervan een kort
overzicht. Op deze bedrijven bleek het mogelijk
een netto-overschot te behalen dat gemiddeld
167,per ha per jaar hoger lag dan het gemid
delde dat voor de groepen L. E. I.-bedrijven werd
becijferd!
[~)E personeelsbezetting op deze grote bedrij
ven was beperkt en kwam ongeveer neer op
drie man, inclusief de boer zelf. Deze beci. jven
hadden vrijwel een volledige eigen mechanisatie
en praktisch alle werkzaamheden konden na enkele
jaren ervaring zonder moeilijkheden door eigen
personeel worden verricht.
Doorslaggevend voor het bereiken van dit ho
gere netto-overschot per ha bleken de buitenge
woon lage kosten te zijn geweest die op deze be
drijven gemaakt zijn. Deze waren gemiddeld n.l.
447,per ha lager dan de gemiddelde kosten
op de L. E. I.-bedrijven. In het bijzonder betrof dit
de posten arbeid en loonwerk en de bewerkings-
kosten.
QPVALLEND is tevens dat ongeveer dezelfde
financiële resultaten op de vier studiebedrij-
ven werden behaald, niettegenstaande de bouw
plannen totaal verschillend waren. Uit de cijfers
blijkt dat niet een bepaald bouwplan de financiële
doorslag op deze bedrijven heeft gegeven maar
de goede afstemming van arbeid en machines op
oppervlakte en bouwplan. De ervaring op deze
praktijkbedrijven leert onder meer ook dat met
eigen werktuigen vooral na vervanging, hetgeen
veelal vergroting van capaciteit betekent gelei
delijk een grotere oppervlakte kan worden bewe'rkt.
Theorie en praktijk vullen elkaar in beide rap
porten bijzonder goed aan en laten zakelijke voor
delen tot samenwerken zien die voor kleine 'bedrij
ven bepaald interessant lijken om daarvan kennis
te nemen.
BI.