11
Kosten in guldens (gem. 1962 t.m. 1965).
Kosten per hectare
totaal
bewer
king
Kosten p. 100 bewerkingseenheden
werk bewer-
arbeid door werk- king
derden tuigen 651
Bedrijf A
1300
704
307
90
254
Bedrijf B
1638
908
233
200
265
699
Bedrijf C
1607
858
256
97
270
623
Bedrijf D
1254
659
221
188
198
607
Gemiddeld
1450
782
254
144
247
Zeeuwsche
645
eilanden
1804
1068
416
216
225
Zuidhollandse
857
eilanden
2175
1297
432
223
233
888
Veruit het grootste verschil zit bij de bewerkingskosten (arbeid, werk door
derden, werktuigen). Bij alle andere posten is het verschil betrekkelijk klein.
Wel is het bouwplan op deze kosten bij de individuele bedrijven duidelijk van
invloed.
Voor beoordeling van het niveau van de bewerkingskosten is vergelijking
van de bewerkingskosten per 100 bewerkingseenheden (BE) het meest geschikt.
De bewerkingskosten per 100 BE liggen op deze bedrijven laag. Wij zien op
deze vier grotere bedrijven in vergelijking met de LEI-bedrijven over vier jaren
dat:
1. de arbeidskosten 160 a 180 per 100 BE lager waren,
2. de kosten van werk door derden f 70 80 per 100 BE lager waren en
3. de werktuigkosten 15 a 20 per 100 BE hoger waren.
Hieruit volgen 200 a 240 lagere bewerkingskosten per 100 BE, dat is onge
veer 25 °/o lager dan het gemiddelde van de LEI-bedrijven. Dit wordt dus voor
namelijk veroorzaakt door zeer lage arbeidskosten, terwijl ook de post werk door
derden laag is. Op deze bedrijven wordt de laatste jaren zeer weinig werk door
de loonwerker verricht. Het grootste deel van het bedrag van „werk door
derden" bestaat uit vracht- en weegloon, bestrijdingsmiddelen, eventuele koel-
huishuur, e.d. die hieronder geboekt zijn. De werktuigkosten blijken daarbij
slechts weinig hoger te liggen dan op de andere bedrijven. Ondanks de uiter
aard zeer hoge totale kosten van een complete eigen mechanisatie blijken deze
kosten dus relatief, dank zij de grote oppervlakte van deze bedrijven, niet hoog
te zijn. Op deze grote bedrijven wordt dus blijkbaar goedkoop gewerkt dank zij
de zeer lage arbeidskosten.
Arbeidsinkomen per man (per manjaar arbeid)
De totale loonpost is op deze grote bedrijven van ca. 65 ha gemiddeld on-
geyeer even hoog geweest als gemiddeld op de veel kleinere LEI-bedrijven.
Om een nader inzicht te verkrijgen in de hoeveelheid bestede arbeid werd
per jaar een schatting gemaakt van de bruto-loonkosten voor een vaste arbeider
en werden de totale arbeidskosten daar door gedeeld. Het getal dat dan ver
kregen wordt, kan beschouwd worden als de gemiddelde arbeidsbezetting of
als het aantal bestede manjaren per bedrijf (tabel 5).
De oppervlakte per „man" (per manjaar) bewerkt, loopt zeer sterk uiteen,
nl. van 12 a 15 ha op de LEI-bedrijven gemiddeld tot bijna het dubbele op deze
grote bedrijven (22 a 32 ha gemiddeld in deze vier jaren).
Er is reeds op gewezen dat het netton-overschot per hectare op deze grote
bedrijven hoger is geweest. Het totale netto-overschot per bedrijf is daardoor
dus zéér aanzienlijk groter. Dit werd bereikt bij een relatief zeer lage arbeids
bezetting.
Tabel 5. Gegevens per manjaar arbeid (per „man") (gem. 1962 t.m. 1965)
Aantal man
Per manjaar arbeid (per „man")
jaren arbeid
nieuwwaarde
gemiddeld
oppervlakte
arbeids
dode inven
per bedrijf
cultuurgrond
inkomen
taris
Bedrijf A
2.68
23,1
28364
37665
Bedrijf B
3,03
25,2
25254
51215
Bedrijf C
3,—
21.8
21700
38610
Bedrijf D
1,87
32,3
31777
40226
Gemiddeld
2,65
25,6
26774
43429
Zeeuwsche eilanden
2,59
14,7
15808
24243
Zuidhollandse
eilanden
3,03
12,2
15855
22115
Per gemiddeld aanwezige arbeidskracht is het arbeidsinkomen (netto-over
schot arbeidskosten) dan ook ruim 10000 hoger geweest. Dit hoge arbeids
inkomen per arbeidskracht wijst op een zeer hoge arbeidsproduktiviteit, waar
door deze grote bedrijven ondanks onderlinge verschillen worden gekenmerkt.
Het is duidelijk dat het weerstandsvermogen tegen een verdere stijging van de
arbeidslonen op deze bedrijven dan ook aanmerkelijk groter is dan op de
kleinere bedrijven.
Het bedrag aan machines en inventaris dat per man op deze grotere bedrijven
aanwezig was, was zeer aanzienlijk, nl. gemiddeld ruim 43000. Op de LEI-
bedrijven lag de nieuwwaarde van de dode inventaris 20000 per man lager.
Per hectare uitgedrukt was het verschil in nieuwwaarde van de inventaris
betrekkelijk gering. Voor de grote bedrijven lag dit gemiddeld wat boven en
voor de LEI-bedrijven wat beneden de 1700 per ha.
(Voor volledige gegevens moge worden ver
wezen naar het rapport no. 144 P.A.W.
Verkrijgbaar door storting van f 1,50 op giro
nummer 96643.)
Ook het vierjaarlijks gemiddelde netto-overschot van elk van de vier af
zonderlijk, ligt boven het gemiddelde van dat van de betreffende LEI-groep.
Het jaarlijks netto-overschot per hectare cultuurgrond was in de -jaren
1961 t.m. 1965 in 15 van de 19 gevallen voor deze vier bedrijven relatief gunstig.
Op deze vier grote akkerbouwbedrijven met een oppervlakte van gemiddeld
65 ha bleek het dus in de jaren 1962 t.m. 1965 mogelijk om een hoger netto-
overschot per hectare te bereiken dan het gemiddelde van de LEI-bedrijven
waarvan de gemiddelde oppervlakte 36 a 37 ha was. Door hun grote oppervlakte
was daardoor het totale netto-overschot en het totale arbeidsinkomen van de
boer zeer veel hoger dan het gemiddelde van de LEI-groep.
Gemiddeld is het jaarlijks arbeidsinkomen per boer in deze jaren op deze
bedrijven ruim 50000 geweest, of bijna het dubbele van het gemiddelde van
de groep kleinere LEI-bedrijven, waar dit tussen de 25000 en f 30000 heeft
gelegen. Omgerekend per ha is het verschil in arbeidsinkomen van de boer op
de grote en de kleinere bedrijven betrekkelijk gering. Van j^ar tot jaar lopen
de bedrijfsresultaten op elk van de bedrijven uiteraard nogal uiteen.
Bij andere bedrijven is dit echter evenzeer het geval. Wellicht ten over
vloede mag er hier nog wel op gewezen worden dat de berekeningen zoals be
kend, op pachtbasis zijn uitgevoerd voor bestaande' grote bedrijven. Bij be-
drijfsvergroting door aankoop van grond komen de verhoudingen geheel anders
te liggen.
Opbrengsten en bouwplan
De oorzaken van een beter resultaat kunnen zowel aan de opbrengsten-, als
aan de kostenkant liggen. Op deze grote bedrijven ligt de financiële opbrengst
per hectare cultuurgrond gemiddeld 280,lager dan bij de kleinere bedrijven.
De onderlinge verschillen zijn echter zeer groot: er is in dit opzicht dus geen
uniformiteit bij deze bedrijven.
De financiële opbrengsten zijn afhankelijk van (de intensiteit van) het
bouwplan en van de opbrengsten van de gewassen. Twee van de vier be
drijven, nl. B en C, hebben een bouwplan dat iets intensiever is, met een groter
aantal bewerkingseenheden per ha dan het gebied waarin ze zijn gelegen (zie
tabel 2). Ze hebben iets meer aardappelen en suikerbieten verbouwd.
Tabel 2. Bedrijfsopbrengst en bedrijfsintensiteit (gem. 1962 t.m. 1965).
Per ha cultuurgrond Bouwplan in bouwland
Bruto Aantal
financiële bewerkings- Granen Aard- Suiker
opbrengst eenheden appelen bieten
Bedrijf A
f 2193
109
60
20
Bedrijf B
2326
130
40
13
12
Bedrijf C
2246
138
46
14
17
Bedrijf D
1982
109
39
1
12
Gemiddeld
2187
122
46
7
15
Zeeuwsche
eilanden
2350
125
40
10
17
Zuidhollandse
eilanden
2819
148
37
23
18
De andere twee bedrijven, nl. A en D, verbouwen geen of zeer weinig
aardappelen en hebben daardoor een (veel) extensiever bouwplan met een aan
zienlijk lager aantal bewerkingseenheden per hectare. Het beleid is in dit op
zicht geheel verschillend op deze bedrijven. Uit de gegevens over de ver
schillende gewassen blijkt, dat de opbrengst per hectare van hetzelfde gewas
niet van betekenis afwijkt van die op de andere bedrijven.
Kosten
De kosten per hectare liggen belangrijk (gemiddeld 447) lager dan op de
LEI-bedrijven.