DE OIVE VA 18 7 9 Bijscholing kost tijd, bedrijfsblindheid geld H ist Li dat HET is ons bekend dat: L E V E N S V R Z E K WINSTDELING MET EEN OLVEH POLIS KRING WALCHEREN BOVEN DE „1200" I Enige tijd geleden konden wij vermelden, dat de Kring Walcheren het aantal van 1200 leden naderde. Nu alle gegevens over 1967 binnengekomen zijn, blijkt het aantal leden op dit moment 1.202 te be dragen. Het is voor de eerste maal na 1945, dat een Kring van onze Z. L. M. het aantal van 1200 leden over schrijdt. Een resultaat dat een gelukwens waard is Verzekeringszaken WEES ER TIJDIG BIJ Zoals wij reeds eerder schreven bereiken ons zo tegen het einde van het jaar nogal wat verzoeken om de bestaande all-risks motorvoertuigverzekering om te zetten in een w.a.-verzekering. Dit voorname lijk in verband met het ouder worden van het be trokken voerluie, waarvan de verzekerde meent de" de waarde langzamerhand te gering geworden is om daarvoor nog een all-riskspremie te betalen. Tussen twee haakjes overigens, vergis u niet! De dagwaarde moet al zeer gering zijn wil een all-risks- verzekering niet verantwoord zijn. Dagelijks zien wij op de bij ons binnenkomende rekeningen dat reparatie van betrekkelijk kleine kasko-schaden zoals een ingedeukt portier, beschadigingen aan spatborden, grille, bumper, koplampen enz. al heel gauw in de honderden guldens loopt. Deze kosten zijn bij alle-risks alle gedekt tot maximaal de dagwaarde. Daarbij komt nog dat een verzekerde bij een all-risks-verzekering zich over het verhaal van kasko-schade geen zorgen behoeft te maken, daar wij dit voor hem verzorgen. Maarhet besluit, tot het al dan niet om zetten van een all-risks-verzekering ligt uiteindelijk bij de verzekerde zelf. Heeft hij echter deze beslis sing genomen, dan moet er wel rekening gehouden worden met een dringend voorschrift betreffende de omzetting van all-risks in w.a.-verzekering, n.l. dat deze moet zijn opgegeven vóór 1 november a.s. U zult zich wellicht afvragen, waarom deze haast? Als vóór het einde van het jaar daarvan bericht wordt gegeven is dit voor 1968 toch vroeg genoeg? Hier komt echter de mechanische verwerking van de gegevens in een computer om de hoek kijken. Deze moeten tijdig in het programma verwerkt zijn, wil een en ander vlot afgewerkt kunnen worden. Daarom kunnen dan ook verzoeken tot omzetting, die ons na 1 november a.s. bereiken, niet meer in behandeling worden genomen! De verzekering moet in dat geval voor 1968 op de oude voet wor den voortgezet. Dus, heeft u plannen tot omzetting, wees er tijdig bij de L. AFSCHAFFING REGISTRATIERECHT BIJ OVERDRACHT VAN EEN LANDBOUWBEDRIJF VAN OUDERS AAN KINDEREN In het wetsontwerp Belasting Toegevoegde Waarde is een wijziging van de Registratiewet van 1917 voorgesteld. Deze wijziging houdt in, dat re gistratierecht niet meer verschuldigd is bij de akte van overdracht van onroerende zaken, die behoren tot een landbouw-, tuinbouw-, veehouderij- of bos- bouwonderneming, indien er sprake is van over dracht van ouders aan één of meer kinderen. Momenteel is bij overdracht van onroerend goed nog een registratierecht van 5 van de verkoop waarde verschuldigd. Deze heffing vindt niet plaats, indien het onroerende goed krachtens erfpacht op één of meer erven overgaat. De animo tot eigendomsoverdracht bij leven van de ouder aan het kind wordt door deze regeling sterk verminderd. In de landbouw speelt deze fac tor te meer een rol, omdat het onroerende goed bij de eigenaargebruiker het voornaamste vermo gensbestanddeel, vormt. In verband met de struc turele ontwikkeling in de landbouw is een bedrijfs- overdracht bij het leven van de ouder evenwel ge wenst. De fiscale belemmering de heffing van 5 registratierecht wordt nu in het wetsontwerp opgeheven, HET is een gebiedende eis dat een ondernemer zich regelmatig op de hoogte blijft houden van de ontwikkelingen die zich op de bedrijven en in de streek voordoen. Diegenen die deze ontwik kelingen niet voldoende volgen zullen vroeg of laat ervaren, dat zij niet meer bij de tijd zijn. Dit tot schade van zichzelf, tot schade van hun bedrijf, ja zelfs tot schade van de streek. Met gezegden als „Ze zoeken het maar voor ons uit", of „Ze zul len het toch wel voor ons uitzoeken" komen we er niet. Dit is dan ook de redenen dat regelmatig excur sies worden georganiseerd, lezingen worden ge houden, gespreksgroepen bijeen komen, cursussen worden gehouden en ons landbouwblad wordt uit gegeven. Men zou het ook met andere woorden kunnen zeggen. Er wordt getracht om via al deze aktiviteiten stenen aan te dragen waar men zelf mee kan bouwen. Een zo breed mogelijke kennis van achtergronden, van ervaringen van anderen, van discussie met elkaar over bepaalde vraagstuk ken, dit alles zal er toe bijdragen dat er een goed fundament verkregen wordt om er zelf op te kun nen bouwen. Dat dit fundament hecht en stevig moet zijn is aan geen twijfel onderhevig. Nu we ten wij wel dat velen ons tegen zullen werpen „Maar wanneer je je zoon of dochter nu naar een goede school stuurt, MULO, LLS of MLS met daar naast een goede opleiding thuis in het eigen be drijf, dan zijn er toch geen moeilijkheden meer? Dan is er toch een goed fundament gelegd voor de toekomst van deze jongeren, dan kan het onder nemerschap toch ook tot ontplooiing worden ge bracht? Vroeger deden we het toch ook zo! Toen hadden we een landbouwcursus, met daarnaast thuis werken, en we zijn er toch ook gekomen! Aan deze mensen zouden wij willen vragen: „Oogst U nog op dezelfde manier als vroeger?" Het ant woord hierop is: „Nee, want dan was U al lang uitgeschakeld!" DEN goede opleiding zowel op school als thuis is van zeer grote betekenis. Daarnaast is het kennis nemen van inzichten van anderen en -van nieuwe dingen eveneens noodzakelijk. De bijscho lingscursussen die iedere winter worden gegeven voor ouderen en jongeren zijn dan ook van groot belang. Denk niet dat dit alleen in de landbouw gebeurt. In de industrie, de middenstand en in de diensten- sektor vinden deze eveneens plaats. Eén ding valt ons bij deze nascholingscursussen vaak op. JÏ/JEN meermalen met verwondering kennis ■L'-l neemt van een eenvoudig courantenartikel tje? Schrijver dezes is trouw lezer van het Finan cieel Dagblad en het was juist in dit toonaangevend blad dat een dergelijk artikel voorkwam. Het be treft hier een verkorte weergave van een door prof. Tamsma uitgesproken rede bij het aanvaar den van het hoogleraarschap in de sociale en eco nomische aardrijkskunde aan de Rijksuniversiteit in Groningen. In deze rede behandelt prof. Tams ma o.a. de inkomensverschillen in Nederland. De welvaartsverschillen in ons land zijn opval lend groot en blijken tussen 1950 en 1960, ondanks genomen maatregelen om deze kleiner te maken, eerder vergroot. Ongeveer 40 van onze bevol king is in deze periode ten opzichte van het lande lijk gemiddelde verder achterop geraakt. In de be treffende gebieden is dus ondanks vooruitgang in absolute zin toch van een relatieve inkomensdaling sprake. ÖIJ zijn onderzoek onderscheidt prof. Tamsma in ons land 128 gebieden. In 40 van deze ge bieden is het inkomen per inkomens genieter onge veer 10% beneden het rijksgemiddelde en in 12 gebieden zelfs 20 lager. Daarnaast komen 25 ge bieden voor waar de bevolking 10 tot 70 meer inkomen geniet. Het rijkste gebied ligt zelfs 130 boven het ge middelde. Het verschil tussen de rijkste en armste gemeente is zelfs 400 Dit verschil is even groot als het inkomen per hoofd in Nederland en de Philippijnen. Dit zijn cijfers die te denken geven maar nog groter wordt onze verwondering als we lezen: „De meest frappante uitkomst is dat het Neder- „landse landbouwinkomen per hoofd 18 hoger is „dan in de industrie. Ook regionaal bestaat deze opzienbare kloof. Industrialisatie van agrarische „gebieden zal dus veelal een verlaging van de Het zijn zo vaak dezelfde gezichten die we daar zien, zowel van ouderen als jongeren. Bij ons rijst dan wel eens de vraag: Waarom hebben zij wel tijd en die anderen blijkbaar niet? Zijn de onder werpen die gebracht worden niet van belang voor de thuisblijvers? Waarom brengen zij dié onder werpen die hen interesseren niet eens naar voren bij bestuursleden en of organisatoren van cursus sen? Daarom spreek er eens over met de direkteur van de MLS of de LLS of met de voorlichters, zij zullen werkelijk medewerking verlenen om te helpen zo dit mogelijk is. deze zomer in overleg tussen bestuur, voorlich ting, onderwijs en een jongere op Zuid-Beve land een nascholingscursus in elkaar is gezet voor jongeren met een opleiding van LLS. Deze zal gegeven worden in de lagere landbouwschool te Goes. er een nascholingscursus komt voor oud-leer lingen van de MLS te Goes. de jongeren van Walcheren en Schouwen-Dui- veland zelf een nascholingscursus organiseren voor hun leden. in Zeeuws-Vlaanderen, hoe kan het anders, de heer Koest via de MLS ook weer één of meer cursussen op stapel heeft staan. op Tholen ongetwijfeld hetzelfde zal gebeuren. afdelingen van Plattelandsvrouwen en afdelin gen van de Z.L.M. ook op cursusgebied iets op touw gaan zetten voor deze winter. Binnenkort zullen de nadere plannen bekend gemaakt worden, in de hoop dat men er gebruik van zal maken. MOGEN we aan de ouders vragen om de jonge ren te stimuleren één van de cursussen te bezoeken. Zij zullen TJ er later zeker dankbaar voor zijn! Zeg echter nooit: „Dat vind ik niet no dig; of daar is op ons bedrijf geen tijd voor"! Mogen we aan de jongeren vragen, of 24 uur of 60 uur per jaar bijscholing of nascholing nu wer kelijk teveel gevraagd is? Wij weten het antwoord wel! In het blad „De Werkgever" stond laatst „Bij scholing kost tijd, maar bedrijfsblindheid kost geld"! Dit is een keiharde waarheid! Misschien moeten we er nog aan toevoegen dat het ook een heel klein beetje energie vraagt! J. M. „hoofdelijke welvaart betekenen. Ofschoon de be- „volkingsgroei ons nationaal dwingt tot meer in dustrie, valt niet in te zien waarom dit tot lagere „inkomens leidende proces ook door alle regionale „autoriteiten beschouwd wordt als een onbetwist bare heilboodschap". Tot zover prof. Tamsma. J\[U is het altijd gevaarlijk om op recencies, in welk blad dan ookzonder meer af te gaan. Hoewel wij dus niet over de volledige tekst van prof. Tamsma's rede beschikken willen we toch enkele opmerkingen maken en vragen stellen. In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat de periode 19501960 reeds weer bijna 7 jaar is verstreken. Wij vragen ons af of eind 1967 nog geldig is wat eind 1960 het geval was. Verder zou men om een goed oordeel te kunnen vormen wel moeten weten op welke wijze deze berekeningen tot stand zijn gekomen. Dit is aller minst een uiting van wantrouwen in basis en resul taat van het professorale onderzoek, maar toch is dit voor ons wel zeer belangrijk. Wat ons uit het hart gegrepen is, is de tirade waarin de professor er op wijst dat industriali satie hoe nodig ook voor ons volk in zijn geheel, daarom nog lang niet voor iedere streek econo- misbh gezien „het evangelie" is. Dit laatste onderschrijven we ten volle, temeer nog als wij er rekening mee houden, dat naast eco nomische belangen ook meerdere andere belangen een rol en wel een zeer betekenende rol kunnen spelen. Dit laatste blijft o.i. ook gelden zelfs als sedert 1960 de bovengenoemde 18 kleiner zouden zijn geworden of zelfs zouden zijn verdwenen. Deze stem uit het hoge noorden verdient wat dat betreft dan ook aandacht in het lage zuiden van ons land. RING r

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 3