Stalmest en gier 13 en driescharige wentelploegen neemt toe. Naarmate men sneller gaat rijden neemt de verkruimeling toe (bij gewone risters). De kans op verslemping wordt dan groter. Met enkele nieuwe ristertypen kan snel ler gereden worden. Het onderploegen van gras- groenbemesters vormt nog een punt apart. Ploeg ook deze tijdig en droog onder, waarmee de basis voor een goede vertering is gelegd. Ploeg de groen- bemesters niet te diep onder, omdat dan de ver tering te langzaam verloopt. Inkuilen moet worden vermeden, er moet lucht bij kunnen. In de ploegen moet voldoende ruimte zitten. Schijfkouters met grote diameter en voorscharen afzonderlijk bevestigd aan de ploegboom, boven de punt van de schaar, dragen bij tot een goed resul taat. Bovendien is belangrijk, dat schijfkouters en voorscharen goed scherp zijn. Kortom, goed ploeg- werk is de basis voor de volgende oogst. VEEHOUDERIJ EN VOEDERWINNING Wanneer het weer gunstig blijft kan het vee, be halve de jonge dieren, nog in de weide blijven. Zorg wel dat ze de zode niet kapot trappen. Moet men bietenkoppen en -blad bijvoeren, geef dan 't melk vee niet te grote hoeveelheden tegelijk, want dit heeft op de melkgift een nadelige invloed. Boven dien moet men voorzichtig zijn met vuil en ook met rot blad. Op de akkerbouwbedryven worden koppen en -blad veelal ondergeploegd. Ten aanzien van het organische stofgehalte is dit een welkome aanvul ling. De opbrengst aan organische stof per ha ia ongeveer 5.000 kg, dus meer dan een goede stoppel klaver. Op de gemengde bedrijven wordt de waarde van bietenkoppen en -blad natuurlijk hoger gewaar deerd. Een groot gedeelte van de bietenkoppen en -blad wordt daar ingekuild. Als men de kuilen bin nen enkele dagen vult en goed afdekt, lukt het in kuilen meestal goed. Bietenkoppen, goed gemengd met gras, inkuilen, kan ook heel goed. Door het in gekuilde produkt af te dekken met plastic (liefst met p.v.c.) voorkomt men het inregenen en beperkt men het kantverlies. Afdekken met grond blijft ech ter noodzakelijk. De hoge opbrengsten hebben tot gevolg dat de aardappelbewaarplaatsen boordevol zitten. Vooral in de aardappelen die tijdens de warme dagen gerooid zijn dient de temperatuur regelmatig gekontroleerd te worden. Op percelen waar In de winter dergelijke plassen voor kunnen komen moet er aaa de ontwatering iets gedaan worden. Voor de teelt van wintertarwe zijn ze in iede* geval ongeschikt. Uitgegeven in opdracht van het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Groningen door H. Veenman Zonen N.V. te Wageningen is onlangs ver schenen een uitvoerige publikatie over Stalmest en Gier waarde en mogelijkheden samengesteld door G. J. Kolenbrander en L. C. N. De La Lande Cremer. Van 1951 tot 1958 werd een uitgebreid onderzoek ingesteld over de berei ding, bewaring en toediening van stalmest. Voor dit boek hebben de samenstellers niet alleen gebruik gemaakt van de resultaten van dit onder zoek en waar nodig dit aangepast aan de huidige ontwikkeling, maar hierin ook gegevens uit binnen- en buitenlandse literatuur verwerkt. Tevens veranderden de omstandigheden zich onder meer door sterk stij gende loonkosten en het schaarse aanbod van arbeidskrachten. Vóór 1955 was een boer nauwelijks bereid tot een investering op het gebied van de stalmestbewaring. Na 1955 nam de belangstelling voor mecha nisatie sterk toe. Eerst komen de half-automatische, later de vol-automati- sche systemen (o.a. de drijfmest) en loopstallen sterk naar voren. Dit noopte tot bestudering van dunne mest en loopstalmest. Omstreeks deze tijd voerde de voorlichtingsdienst het begrip „meststoffen- balans" in. Dit bracht mee dat tot nu toe verwaarloosde onderwerpen als varkensmest en kippemest in het onderzoek betrokken moesten worden, om aan de behoefte aan normen te voldoen en een herleidingssysteem te ontwikkelen waarmede verschillende diersoorten t.a.v. hun mestproductie tot g.v.e. herleid kunnen worden. Tenslotte ontstond door de toenemende veebezetting en de concentratie van veel vee op kleine bedrijven het vraagstuk van de mestoverschotten. Het werd nodig hiervoor andere verwerkingsmogelijkheden te vinden; o.a. werd de biologische afbraak van stalmest en gier bestudeerd. Al deze facetten hadden tot gevolg dat de schrijvers hun inzichten meer malen moesten wijzigen, hetgeen veel tijd heeft gekost en veel vertraging heeft veroorzaakt, maar ongetwijfeld het eindresultaat belangrijk ten goede is gekomen. In deze uitgave, die 9,80 kost, komen alle facetten, die bij de stalmest- en gierbereiding, -verwerking enz. van belang zijn, uitvoerig en overzichtelijk aan de orde, terwijl alle aandacht is besteed aan toelichtende tabellen en grafieken en illustrerende foto's. Overigens blijkt het probleem van mestoverschotten, zoals door het Insti tuut voor Bodemvruchtbaarheid te Groningen Tijdens een persconferentie naar voren werd gebracht, in toenemende mate zorgen te baren en wel om de volgende redenen 1. De lage geldelijke waarde van mest, waartegenover vrij hoge onkosten voor de bewaring en verwerking staan. Het boek „Stalmest en Gier" geeft over de vergelijking van de kosten van bewaring en toediening en de waarde van het eindprodukt per v.g.e. rundvee de volgende interessante cijfers mest mecha rond vork nische gaande kelder kelder kelder mest ketting of voor 1 voor 3 voor 1 krui schuit schuif- maand maanden maanden per v.g.e. wagen stang A. Kosten in de stal 43,60 49,50 58,00 27.00 49,50 65,50 Kosten toediening ƒ38,10 ƒ38,10 ƒ38,10 ƒ21,25 21,25 21,25 Totale kosten ƒ81,70 87,60 96,10 48,25 70,75 86,75 B. Waarde mest Kunstmestwaarde ƒ50,— ƒ50,— ƒ50,— 32,50 42,50 ƒ50,— Waarde organi sche stof ƒ20,— ƒ20,— ƒ20,— ƒ18,— ƒ18,— 18,— Totale waarde ƒ70,— ƒ70,— ƒ70,— 50,50 60,50 ƒ68,— (Zie verder pagina 17)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 13