De maand
oktober
12
Al#
>"V'
M
-ft.
liHÜ
.v.
4
- - A 'Af*
- %m
H^Kr
i ,v v,-
De één- en twee-mans-systemen bij het bieten-
rooien krijgen nu weer konkurrentie van het
Franse rooisysteem, waarbij het koppen, het rooien
en het laden weer afzonderlijk plaats hebben.
Op onze landbouwbedrijven is de stand van de
werkzaamheden momenteel gunstig. De oogst van
de aardappelen kon ook dit jaar weer geschieden
bij goede weersomstandigheden en is praktisch
achter de rug. De oogst van de uien is ook ver ge
vorderd.
Momenteel is onze aandacht hoofdzakelijk ge
vestigd op de bietenoogst, het zaaivoorploegen
voor de wintertarwe en het wintervoorploegen op
de zwaardere gronden. Op de gemengde bedrijven
kömt daar nog bij de zorg voor het vee en het win-
tervoer.
Eénmansbietenrooimethode. Vicon-Super met frontafvoer en verzamelbak
op de trekker. Rechts op de machine een loofklapper en links een verzamel
bak voor de koppen-
IIAIl
AARDAPPELEN
Nu de aardappelen inmiddels opgeslagen zijn in
bewaarplaats of schuur, moet onze aandacht zich
richten op de bewaring. Over het algemeen is het
produkt dit jaar vrij van grond en zieke knollen
binnen gekomen, zodat veel ventileren de eerste
tijd niet nodig is. Wel ventileren als in de partij
veel natte en/of zieke knollen voor komen, d.w.z.
droog blazen.
De aardappelen verkeren thans in kiemrust. Een
gezonde partij aardappelen moet in het algemeen
niet dirext geventileerd worden, anders ontstaan
verliezen door verdamping. De aardappelen moe
ten eerst tijd krijgen om de schil te laten afharden
en dit gebeurt het snelst bij niet te lage tempera
tuur. In de partijen die tijdens warme dagen ge
rooid zijn, dient men de temperatuur te kontro-
leren. Ais deze door broei oploopt, dient men toch,
tijdens de nachten, te ventileren.
SUIKERBIETEN
De bietenoogst gaat in deze maand op vele be
drijven de werkzaamheden beheersen. Het hand
werk verdwijnt steeds meer, ook op de kleinere
bedrijven. Het is overwegend machinaal werk, wat
betekent dat dit zoveel mogelijk gebeurt op dagen
met goed weer. Het oogsten onder gunstige omstan
digheden geeft niet alleen de grootste prestatie,
maar ook de geringste verliezen. Tevens treedt het
minste struktuurbederf op.
Hopverlies -f- rooiverlies is bietverlies. Om de
bietverliezen binnen de perken te houden, volgen
hier enkele aanwijzingen.
Snel rijden met rooimachines is uit de boze. Niet
alleen kan hierdoor de kwaliteit van het kop-
werk ongunstig worden beïnvloed, omdat de
taster en het kopmes dan te weinig tijd krijgen
om op het hoogteverschil van de bieten te kun
nen reageren, maar ook krijgen we dan een gro
tere kans op puntverlies.
Door toepassing van éénmansbediening kunnen
niet recht gezaaide gewassen en slechte aansluit-
rijen extra verliezen veroorzaken. Als dit voor
komt, dient hieraan volgend jaar meer zorg te
worden besteed.
Gebruik scherpe kopmessen tijdens het rooien.
Afbreken van koppen en scheef duwen van bie
ten kan ook worden veroorzaakt door niet goed
afgestelde tasters.
Pe kwaliteit van het werk kan eveneens gunstig
beïnvloed worden door goed afgestelde licht-
scharen. Dit jaar daarbij letten op het algemeen
voorkomen van dikke bieten.
Omdat de bieten over een vrij lange periode moe
ten worden geleverd en niet alle dagen gunstig zijn
voor het rooien, is het gewenst dat reeds vroeg
enige buffervoorraad wordt gevormd. Een verhar
de losplaats is ideaal. Bij het opslaan van suiker
bieten moet, om suikerverlies door broei te voor
komen, op het volgende gelet worden:
Beschadig de bieten zo weinig mogelijk.
Geen los blad tussen de bieten, want dit bevor
dert de broei en belemmert de natuurlijke ven
tilatie.
Zorg voor vlakke hopen, waardoor de kans op
indrogen verkleind wordt.
VOEDERBIETEN
In verband met de bewaarbaarheid komt het
rooien van de voederbieten in het laatst van deze
maand. Temperatuur en aanhangende grond spelen
hierbij ook een rol.
WINTERTARWE
Oktober is de maand voor uitzaai van wintertar
we. Verwacht wordt dat er weer een flink areaal
uitgezaaid zal worden en dat is geheel terecht ge
zien omdat het saldo van de wintertarwe gemid
deld beter is dan Van zomergraan. Bovendien is
wintertarwe minder gevoelig voor aantasting van
de tarwestengelgalmug. Maar ten aanzien van de
gele roest moet opgemerkt worden dat de infektie-
kansen voor zomertarwe geringer zijn.
Afgelopen zomer heeft, door het optreden van de
gele roest en voetziekten, wel meer duidelijkheid
gegeven in rassenkeuze, zaaitijd en zaaidiepte dan
andere jaren. M.a.w. geen vatbare rassen kiezen en
zo mogelijk niet te vroeg en niet te diep zaaien. Te
diep zaaien geeft een minder krachtig wortelgestel
en een grotere gevoeligheid voor kiemschimmel en
uitvriezen. Eveneens met het oog op uitvriezen,
maar vooral in verband met het risiko van ver
slempen, moet de bovenste laag niet te fijn zijn maar
enigszins grofkluiterig.
Op percelen waar vreterij door ritnaalden (ko
perworm) of emelten verwacht wordt, kan naast
de ontsmetting met kwik een behandeling worden
uitgevoerd met aldrin, dieldrin of heptachloor. Ook
zijn er middelen in de handel die kwik plus aldrin
of dieldrin bevatten. Voor bestrijding van duist kan
Avadex BW (4 liter per ha) gebruikt worden vanaf
een week na het zaaien tot aan het doorkomen van
de eerste duistplantjes.
Na het zaaien van de tarwe worden er op per
celen waar plassen verwacht kunnen worden, tijdig
en onder droge omstandigheden, te weinig geulen
gemaakt om daardoor het water af te voeren. Open
plekken in het gewas zijn daar het gevolg van.
GRASZAAD
Op graszaadpercelen, ingezaaid onder dekvrucht,
zijn de bespuitingen voor onkruidbestrijding reeds
toegepast. Nagroei van veldbeemd en snelgroeiende
weidegrassen, tweede jaars, moet gemaaid en ver
wijderd worden, waarna een N-gift gewenst is. In
het geval van late zomerzaai kan tegen zaadonkrui
den nog DNOC toegepast worden. In veldbeemd,
onder dekvrucht uitgezaaid en tweede jaars, kan
de eerste helft van oktober tegen straatgras gespo
ten worden met Eptapur (4 kg). Voor een selek-
tieve werking moet het graszaad voldoende ontwik
keld zijn. Overleg met de kontrakterende firma is
noodzakelijk.
GRONDBEWERKING
Hieraan moet veel zorg worden besteed. Momen
teel zien we al ploegers op het land, hetgeen een
verheugend teken is, want naarmate de omstandig
heden verslechteren wordt ook de kwaliteit van het
werk minder. Vooral als de grond nat is, loopt men
grote kans op het maken van ploegzolen, verdichte
lagen en hoe ze meer mogen heten.
Knoeien bij dit werk met de hoop dat een vorst
periode het wel weer goed zal maken is een riskante
zaak. De ploegdiepte (wintervoor) bedraagt dik
wijls 20-25 cm, doch kan van perceel tot perceel
variëren. Dieper ploegen is meestal niet nodig. De
werkbreedte hangt samen met de gewenste diepte
en het vermogen van de trekker. Het aantal twee-