Geen noodtoestand
in de zuivel?
r\E minister vertelde dat op inleveringsregelin-
gen voor mager melkpoeder en Goudse en
Edammer kaas zoals Nederland die in het verle
den gekend heeft, in de op 1 april 1968 ingaande
gemeenschappelijke E. E. G.-markt voor de zuivel
niet meer gerekend moet worden. De zuiveldeskun-
digen op zijn departement pleiten er ook beslist
niet voor om zulke regelingen in E. E. G.-verband
wel in te voeren. Dat wil echter niet zeggen dat men
nu bij de minister absoluut voor een gesloten deur
komt. De heer Lardinois haalde de uitspraak aan
van een Franse ambtgenoot, dat een minister kan
struikelen over drie dingen: een te ongenuanceer
de omgang met de andere sekse, drank, en te veel
luisteren naar deskundigen. Minister Lardinois ver
telde dat het produktschap voor zuivel binnenkort
met hem en zijn deskundigen over de onderhavige
kwestie zal gaan „bakkeleien".
Wist U dat
a
OMBUIGEN OF AFKAPPEN
VAN KRENTENBROOD EN KRENTEN
A/IET zwartgallige artikelen, ook in de zuivel-
pers, bewijst men niet de beste dienst aan
de Nederlandse zuivel. Alarmgeluiden werken nim
mer afzetbevorderend of prijsstimulerend. Integen
deel, ze werken de lusteloosheid in de hand en men
zet er geen kilo's kaas meer .door af. Aldus rea
geerde minister Lardinois op publikaties over de
huidige grote kaasoverschotten, die volgens zuiyel-
kringen zijn ontstaan doordat de minister dit jaar
geen inleveringsregeling voor magere melkpoeder
heeft uitgevaardigd. De minister sprak in Enschede
in de vergadering van de F. N. Z., de toporgani-
satie van de coöperatieve zuivelindustrie. Ook in
deze vergadering werd kritiek uitgeoefend op 's
ministers beleid in dezen en wel door de algemeen
secretaris van de F. N. Z., dr. E. van de Wiel.
Het ware te wensen, aldus minister Lardinois, dat
diegenen die te lichtvaardig de overheid te hulp
roepen om orde op zaken te stellen, meer zelfver
trouwen aan de dag te leggen om de vraagstukken
waarvoor wij ons gesteld zien zoveel mogelijk pp
eigen kracht tot een bevredigende oplossing te
brengen. De toegenomen kaasproduktie stelt ons
wel voor een extra krachtsinspanning, waarvoor wij
niet mogen terugschrikken. Kwaliteitsverbetering
bij de produkten en vindingrijkheid en vastberaden
heid bij de afzet dienen de lijfspreuk te zijn. De
minister schatte dat de veehouders voor een totale
melklevering aan de zuivelfabrieken van zeven mil
jard kg in het lopende melkprijsjaar rond 2500 mil
joen gulden aan melkgeld uitbetaald zullen krij
gen. Tegen die achtergrond krijgen de verliezen op
ingeleverde kaas, geschat op tussen de 15 en 40
miljoen gulden, een reëlere betekenis: zij liggen
in de orde van grootte van 1 Wanneer, begun
stigd door uitermate goede groeiomstandigheden,
de melkproduktie toeneemt met vijf procent, leek
het de minister niet gemotiveerd onder deze om
standigheden te spreken van een noodtoestand.
De minister vond het gelukkig dat in de kring
van het georganiseerde zuivelbedrijfsleven thans
gezocht wordt naar additionele afzetmogelijkheden
voor de produktieuitbreiding bij kaas. Hij voorspel
de de Nederlandse zuivelindustrie een zwaardere
concurrentie in de vrije E. E. G.-markt.
Dat het keurige, goed onderhouden zuiveltuin-
tje in een ruwer klimaat komt, leek de minister ge
zonder dan het vasthouden aan het systeem dat
we in Nederland tot nu kenden. De minister wekte
het bedrijfsleven daarom op bij het uitstippelen van
het beleid in Europees verband niet te zeer vast
te houden aan het gegroeide. Voortdurend zal ge
waakt moeten worden tegen verstarring.
D OEP bij iedere subsidie in een ander land,
die bij ons niet gegeven wordt, niet meteen
„concurrentievervalsing". Zo waarschuwde minis
ter Lardinois!
Het is als met een krentenbrood, waarin men wel
de krenten van een ander terugvindt maar de eigen
krenten, die er toch ook inzitten, over het hoofd
ziet en die maar liever vergeet. In de Brusselse
Ministerraad heeft iedere minister van Landbouw
een lijstje ervan in zijn zak, óók van ons. In Duits
land bijvoorbeeld vindt men onze maatregelen in
zake het pachtbeleid en de lagere vervoerskosten
van landbouwprodukten gunstiger dan de Duitse
regelingen, terwijl naar Nederlandse mening Duits
land op het gebied van landbouwsubsidies veel
„boter op zijn hoofd" heeft. Nederland heeft ook
niet een geheel onbevlekt blazoen; alleen onze mid
delen en methoden zijn anders dan elders
Men moet altijd het landbouwbeleid bezien in het
kader van het algemeen beleid van de overheid op
sociaal-economisch terrein. Maar daartoe lijkt dit jaar
wel des temeer reden te bestaan. De Minister van
Landbouw begint de toelichting op zijn begroting 1968
al direct met te wijzen op de noodzaak onze volks
huishouding weer in evenwicht te brengen. We moe
ten naar een versnelde groei terugkeren. Met het wel
slagen van dit beleid zijn wezenlijke belangen van de
Nederlandse land- en tuinbouw gemoeid. In een groei
ende volkshuishouding ontstaat de ruimte, die we
voor de aanpassing van onze land- en tuinbouw nodig
hebben. Voorop staat dus het herstel van evenwicht
en groei in de Nederlandse economie. Akkoord, maar
is het verantwoord om de belangen van land- en tuin
bouw daaraan ondergeschikt te maken op de manier
als nu lijkt te gebeuren Aldus ir. G. D. J. Struiken
kamp, secretaris van het K. N. L. C. in een artikel
over de Rijksbegroting en de landbouw.
IR. STRUIKENKAMP wijst er op dat in de begro-
ting 1968 duidelijk hogere begrotingsbedragen
worden nodig geacht voor ontwikkelingshulp, voort
gezet onderwijs, ruimtelijke ordening, enz. Ons valt
dan natuurlijk in het bijzonder op, dat ook de hogere
uitgaven voor de Cultuurtechnische Dienst in dit lijstje
staan. Gaan we na, wat dit meer dan in feite betekent,
dan zien we dat de S. B. L. meer middelen krijgt, de
ruilverkaveling nauwelijks en de waterschapswerken
HET een bezwaar is van een weekblad dat het
altijd een stuk achter de dagbladen aan komt?
Als deze regelen over de miljoenennota onder de
ogen van onze lezers komen hebben ze dit onder
werp wellicht reeds volledig „opgeborgen". Maar
een landbouwblad is niet in de eerste plaats nieuws
blad.
De belangrijkste punten van de miljoenennota
zullen door de dagbladpers stellig tot in de uiter
ste hoeken van onze provincie zijn doorgedrongen
de Slikhoekinbegreoen! We willen daarom over
enkele punten der miljoenennota eens enkele oo-
merkingen maken en een paar voor onze agrarische
kring belangrijke punten nader bezien.
DE INVESTERINGSAFTREK
In de eerste plaats de investeringsaftrek. Vanaf
19 september 1967 herleeft deze weer voor gebou
wen. De regering heeft hiermee een tweeledige be
doeling. Voorzover nodig herinneren wij er onze
Lezers aan dat het doel, waarvoor destijds de in
vesteringsaftrek is ingevoerd, het stimuleren van
de bedrijvigheid was.
Door fiscale faciliteiten wilde men het door we
reldoorlog II zwaar getroffen bedrijfsleven weer
zoveel mogelijk op gang brengen. Een steun in de
rug door gedurende enkele jaren een bepaald per
centage van de investeringen ten laste van de winst
te mogen brengen.
Dikwijls gewijzigd en voor gebouwde eigendom
men tenslotte geschorst, komt deze aftrek thans
weer naar voren.
Nu de conjunctuur (laat mij dit nu maar verta
len met de economische toestand) weer enige te
ruggang of althans stilstand vertoont, gaat deze
regering deze investeringsaftrek weer in werking
stellen.
Wie dus gebouwen sticht voor zeg maar 100.000
kan weer gedurende 2 jaar telkens 5 ten laste
van zijn winst brengen en dus per jaar 5.000 af
trekken.
Dit zal naar de regering hoopt de investeringen
in gebouwde eigendommen stimulerenwerk bren-
niet. De dagen van de prioriteit van de situatie in d«
landbouw liggen wel ver achter ons
Waar zal er worden beperkt In de Miljoenennota
wordt heel vriendelijk gesproken van een beleidsbui-
ging. Die geldt dan defensie, wetenschappelijk onder
wijs, woningwetwoningen, ontwerp-A. W. Z. In het
lijstje van beperkingen komt landbouw ook voor; n.l.
beperking van de uitgaven bij de Rijkslandbouwvoor-
lichtingsdienst, de ontwikkelings- en saneringsfondsen
voor de landbouw.
TEN^aanzien van het landbouwbeleid in de nieuwe
begroting mist hij een aantal voorwaarden, die
de land- en tuinbouw enigszins zou kunnen verzoenen
met de opgelegde besnoeiingen. Geen oplossing voor
het subsidiebeleid in de E. E. G. en geen verschuiving
van direkte naar indirekte belastingen. Dit laatste
is in E. E. G.-verband toch nodig en had forser aange
pakt kunnen worden.
Wij hebben begrip, aldus ir. Struikenkamp, voor de
pogingen om het probleem van de overheidsfinanciën
op te lossen. Maar niet voor het beperken van de mo
gelijkheden voor kleinere zelfstandige ondernemers
om hun bedrijven aan te passen en te moderniseren.
Die mogelijkheden hadden in de fiscale sfeer geboden
kunnen worden. Streven naar evenwicht en ombuiging
van het beleid is het parool van de nieuwe begroting.
Wat. het nationale beleid ten behoeve van land- en
tuinbouw betreft lijkt het er voorlopig op, dat het in
plaats van ombuigen afkappen wordt
gen en dus een middel zijn om de steeds weer drei
gende werkloosheid legen te gaan. Dat is doel no. 1.
DE tweede doelstelling zal door vele lezers min
der duidelijk zijn. Deze staat in verband met
de wijziging van de Omzetbelasting die met 1 janu
ari 1969 in werking zal treden. We komen van het
z.g. Cascadestelsel terecht bij het stelsel der toe
gevoegde waarde.
Terwijl onder het thans geldende stelsel Omzet
belasting wordt betaald bij verkoop van goederen
en bij dienstverlening (vrijstelling nu buiten be
schouwing gelaten) naar een bepaald percentage,
zal in de toekomst alleen Omzetbelasting verschul
digd zijn over de toegevoegde waarde, d.w.z. een
bepaald belast artikel dat f 100,kost wordt ver
der bewerkt met nog eens 100,kosten en wordt
dan voor b.v. 200,verkocht.
Bij deze laatste verkoop moet nu Omzetbelasting
betaald worden over de toegevoegde waarde van
f 200—f 100 flOO,—.
Zij die dus in 1969 in gebouwen gaan investeren
zullen op de door hen verschuldigde omzetbelas
ting de reeds betaalde Omzetbelasting uit vorige
produktiefasen mogen aftrekken. Thans en gedu
rende het jaar 1968 zal dit nog niet het geval zijn.
De regering meent nu dat het gezien bovenstaan
de voor de ondernemers voordelig zou zijn om hun
investeringen tot 1969 uit te stellen en dan van de
verlaagde druk der Omzetbelasting (voor hun ge
val) gebruik te maken.
Dit nu past niet in het regeringsplan om de con
junctuur een stimulans te geven en vandaar dat
men investeren in 1967 en 1968 aantrekkelijker wil
maken door de genoemde investeringsaftrek toe
te staan.
Als dan de gewijzigde Omzetbelasting vanaf 1
januari 1969 gaat doorwerken, kan de nu toege
stane aftrek weer min of meer snel verdwijnen of
worden getemporiseerd.
Wellicht dat onze lezers er nu niet ALLEMAAL
ALLES van begrijpen, maar de bedoeling zal naar
we hopen nu wel ongeveer duidelijk zijn.
MEIJERS.
VOORLOPIGE OOGSTRAMING VAN CONSUMPTIE-AARDAPPELEN, ZAAI-UIEN,
VELDBONEN EN BLAUWMAANZAAD (11 sept. '67)
Volgens gegevens van het Centraal Bureau voor de
Statistiek die de uitkomsten gepubliceerd heeft van
de voorlopige oogstraming van een aantal akker
bouwgewassen welke op 11 september j.l. is gehou
den komen de eerste oogstramingen van consumptie-
en voederaardappelen (inclusief poters) gemiddeld uit
op het bijzonder gunstige netto-rendement van 29.000
kg/ha 12 t.o.v. verleden jaar en 29 t.o.v.
het tienjaarlijks gemiddelde). Mede dankzij de areaal
uitbreiding wordt de netto-produktie zeer globaal ge
schat op 2,4 miljoen ton tegen 2,miljoen ton in
1966.
De produktie van zaai-uien wordt voorlopig ge
taxeerd op 230.000 ton 61 t.o.v. 1966). Van het
vergrote areaal wordt namelijk het zeer hoge rende
ment verwacht van gemiddeld 40.000 kg/ha 33
t.o.v. 1966 en 26 t.o.v. 1957/1966).
Van veldbonen wordt de gemiddelde opbrengst per
ha geraamd op 2.800 kg/ha 17 t.o.v. 1966 en
8 t.o.v. 1957/1966). Aangezien het areaal nog ver
der is ingekrompen, zal de totale produktie waar
schijnlijk dalen tot nog geen 900 ton 24 t.o.v.
verleden jaar).
Ook de teelt van blauwmaanzaad kan dit jaar een
hoog rendement opleveren (1250 kg/ha). Als gevolg
van de sterke areaalinkrimping wordt de totale pro
duktie echter getaxeerd op 260 ton 56 t.o.v.
1966).
Voorlopige oogstraming 1967 (11 september)
Beteelde
opbrengst per ha
oppervlakte
1966
1967
mei 1967
ha
kg
Veldbonen 311
2400
2800
Stro van veldbonen 311
2100
2600
Blauwmaanzaad 208
1000
1250
Zaai-uien 5786
30000
40000
Cons.- en voeder
aardappelen (incl. poters)**
incl. uitval 82390
32500
33500
excl. uitval
26000
29000
Totale
opbrengst
1966
1967
ton
Veldbonen
1146
874
Stro van veldbonen
894
802
Blauwmaanzaad
586
258
Zaai-uien
144698
232535
Cons.- en voeder
aardappelen (incl. poters)**
incl. uitval
2572417
2740137
excl. uitval
2062965
2380356
Voorlopige cijfers
Exclusief vroege aardappelen
1957/1962 100