KNLC
THEMA „BURGERSCHAP"
AFZET EN PRIJSZETTING GRANEN
On(t)roerende zaken
MAURITSPLEIN 23
Alweer enkele weken geleden stond in de dag
bladen iets te lezen over nieuwe belastingplannen,
die de Minister van Financiën binnenkort op tafel
zou willen brengen. De Minister zou ernst willen
maken met pogingen de financiële zorgen van de
gemeenten te verlichten. Een wetsontwerp tot ver
ruiming van het zogenaamde gemeentelijke belas
tinggebied zou ingediënd worden. Tegelijkertijd zou
worden voorgesteld volkomen verouderde belastin
gen zoals de grondbelasting en de personele be
lasting, eindelijk op te heffen.
Oppervlakkige kennisneming van dit bericht zou
In landbouwkringen tot vreugde kunnen stemmen.
Meermalen hebben immers het Landbouwschap en
de landbouworganisaties zich gekeerd tegen de an
tieke grondbelasting. Hardnekkig voortbestaand
overblijfsel uit een tijd toen de grond het enige
goed grijpbare voorwerp voor belastingheffing was.
Toen drukte grondbezit veel beter een stuk draag
kracht en welstand uit dan thans. Sindsdien zijn
met name de waardeverhoudingen van de onge
bouwde eigendommen grondig veranderd.
VA/ AT de landbouw dan nog het meest steekt is
de handhaving van een belasting op het al-
lereerste produktiemiddel. En dat terwijl inmiddels
sinds die .goeie ouwe" tijd het draagkrachtbeginsel
zich volop heeft doen gelden en zoveel andere
beter hanteerbare belastbare zaken zich aandien
den.
Er zou dus in de landbouw geen traan worden
gelaten om de afschaffing van de grondbelasting;
het tegendeel zou het geval zijn. De grond moet het
trouwens toch al genoeg ontgelden, als het op be
lasting aankomt. De waterschappen leggen de no
dige lasten op. De gemeenten hebben de eigenaren
van onroerend goed ook wel weten te vinden:
straatbelasting, rioolbelasting en niet te vergeten
de baatbelasting, die in toenemende mate is benut
in de laatste jaren. En ook toenemende onmin heeft
teweeggebracht. Overigens treft de gemeente niet
alle blaam; vaak is van hogerhand meer of minder
zachte drang uitgeoefend.
PV E eventuele reden tot voldoening in landbouw-
kring dreigt echter in het tegendeel om te
slaan. Het gerucht wil n.l., dat de Minister'van Fi
nanciën de grotere mogelijkheden voor gemeente
lijke belastingen zou willen zoeken in een gemeen
telijke belasting op onroerend goed. (De zo sterk
verouderde grondbelasting werd vooral ook ten ge
rieve van gemeenten en provincies geheven.) Het
zoeken is dan n.l. naar een voor de gemeenten uit
voerbare belasting, die de kern kan zijn van het
geheel van door de gemeenten zelf te hanteren be
lastingen.
Het behoeft geen betoog, dat het de landbouw
ontroert, dat dan zo gemakkelijk weer naar het on
roerende goed zou worden gegrepen. Weliswaar op
andere grondslagen, maar feitelijk zou toch een
grondbelasting nieuwe stijl terug komen. Tot welke
hoogte zou die nieuwe last kunnen en mogen uit
groeien? Er zou wel een beperking van hogerhand
kunnen worden aangelegd, maar hoe het op den
duur zal gaan als die nieuwe gemeentelijke belas
ting er eenmaal is, laat zich wel raden. Zouden alle
bestaande gemeentelijke lasten op onroerend goed
in die nieuwe grondbelasting opgaan?
A LS argument wordt gebruikt, dat de gemeente-
lijke aktiviteiten vaak juist zo de onroerende
goederen ten voordeel zijn. In het dorp dan mis
schien wel, maar toch bepaald veel minder in het
plattelandsgebied, waar de meeste grond ligt, on
ontbeerlijk produktiemiddel voor land- en tuinbouw.
Dan te bedenken, dat er wel alternatieven zijn; de
z.g. woonplaatsbelasting, een soort gemeentelijke
Inkomstenbelasting. Om nieuwe direkte belastingen
zitten vele zelfstandigen ook bepaald niet verlegen,
misschien zijn er daarnaast andere, indirekte belas
tingen in de gemeentelijke sfeer te bedenken. Het
gaat vooral om een billijke oplossing. Dat is in land-
bouw-ogen een hernieuwde en grotere belasting op
onroerend goed beslist niet.
Str.
Activiteiten voor deze winter
Binnenkort zullen de provinciale landbouworganisa
ties de beschikking hebben over een gedrukte handlei
ding voor de bespreking Van het winterthema 1967/
1968 over „burgerschap". Deze handleiding uitge
geven als No. 56 in de kaderreeks „Kern en Keur"
ontstond door samenwerking van K. N. L. C., Ned.
Bond van Plattelandsvrouwen en Plattelands Jongeren
Gemeenschap Nederland.
Probleemstelling
Waarom gaat het bij dit onderwerp Het wordt
steeds duidelijker, dat de democratie gebaat is bij een
toenemende belangstelling van de burger voor de
activiteiten van de overheid. Over de hoofden van ons
burgers heen worden vaak zeer belangrijke beslissin
gen genomen, die ons allen raken in ons werken, ons
leven, onze vrije tijd. Er wordt ruimtelijk geordend.
Streekontwikkelingsplannen worden voorbereid door
deskundigen en komen bij de gemeente ter tatel. Een
landelijk aardgasnet wordt aangelegd. Er zijn plannen
voor een zwembad, een dorpshuis. De Mammoetwet
brengt verandering in de schoolopleiding en toekomst
mogelijkheden van onze kinderen. Een nieuwe ver
keersweg doorsnijdt het agrarisch land. Hebben wij
burgers daarover niets meer te zeggen
Met ons
Er wordt zeker bij al deze ontwikkelingen rekening
gehouden met onze collectieve behoeften. Wij allen
worden gezien als een groot geheel: de bevolking van
de plaats X. Maar in hoeverre wordt daarbij onze stem:
Uw stem en mijn stem direct gehoord Achteraf ver
baast men zich dan over de beslissingen die
zijn genomen en heeft men hierop critiek. Het
ingezonden stuk in de krant is de uitlaatklep
voor vele miskenden geworden. Toch is een
zekere inspraak vooraf niet denkbeeldig. De
overheid die zijn taak verstaat heeft aan deze inspraak
ook zeker, wel behoefte. Raadsleden, Statenleden en
Kamerleden geven nu en dan van deze behoefte dui
delijk blijk.
Recht van spreken
De handleiding die wij aankondigen wijst verder
op de mogelijkheden die er zijn om dit vraagstuk te
bespreken. Een dergelijk gesprek behoeft zeker niet
alleen te gaan over algemene vraagstukken, maar zou
zich bij voorkeur moeten toespitsen op de mogelijk
heden die er liggen om ons „burgerschap" in eigen om
geving uit te oefenen. In de eerste plaats denken wij
daarbij aan de gemeente ep de gemeenteraad. Wat
staat er voor de komende jaren in onze gemeente aan
plannen op stapel: uitbreidingsplannen, streekplannen,
ruilverkaveling, streekverbetering, het verkeer, het
onderwijs, de waterhuishouding, de industrialisatie, de
werkgelegenheid: al deze onderwerpen zijn in onze
dorpen en gemeenten onderwerp van gesprek. Wij,
burgers, dienen ons daarvoor te interesseren willen
wij het recht opeisen om gehoord te worden.
Daartoe wil het dit jaar gekozen winterthema ons
aansporen. Maak gebruik van Uw „recht van spreken".
De handleiding „Burgerschap" is verkrijgbaar als Kern
en Keur 56 bij de Administratie Kern en Keur, Prins
Mauritsplein 23, Den Haag.
J. R. W.
Hoewel er in het begin van het verkoopseizoen nog
weinig concrete gegevens beschikbaar zijn over de
prijszetting van de inlandse granen van de oogst 1967,
heeft de Hoofdafdeling Akkerbouw zich tijdens de
laatstgehouden vergadering (10-8-'67) beraden over
de vooruitzichten dienaangaande, waarna overleg is
gepleegd met het Produktschap voor Granen, Zaden
en Peulvruchten, met name over de toepassing van
de graanregeling.
SITUATIE OP DE GRAANMARKT
De situatie op de binnenlandse graanmarkt is tot
nog toe niet erg rooskleurig. De maalindustrie is aan
het begin van het seizoen voor tarwe aan de markt
gekomen voor een prijspeil, dat ongeveer ƒ1,per
100 kg boven het niveau van de interventieprijs ligt.
De gerstmarkt heeft aan het begin van het seizoen
enigszins onder druk gestaan van aanvoer buiten de
E. E. G. Overigens laat het zich aanzien dat er dit jaar
in de E. E. G. een ruim aanbod van brouwgerst zal zijn.
Van de rogge is nog weinig te zeggen, hoewel het de
vraag is of gezien de prijsverhouding met andere
voergranen, de prijs van dit produkt beduidend boven
het niveau van de interventieprijs zal kunnen uit
komen. De positie van de haver is nog zeer zwak, de
prijs ligt ongeveer 2,beneden het niveau van de
drempelprijs.
Van de Groninger Graanbeurs d.d. 29 augustus 1967
werden de volgende noteringen gemaakt:
tarwe
rogge
wintergerst
zomergerst
haver
RESTITUTIEBELF.ID
30,35—34,85
26,35—29,85
26,35—29,85
26,35—30,10
23,35—26,85
Zoals bekend worden de drempelheffingen door
Brussel dagelijks vastgesteld aan de hand van het ver
schil tussen de drempelprijs en d^ (laagste) offertes
van de wereldmarkt. De restituties bij export naar der
de landen worden door het Beheers-comité in principe
wekelijks vastgesteld. Voor de vaststelling van de
exportrestituties gelden een aantal criteria, welke
echter geenszins zoals bij de vaststelling van de
heffingen een automatisme inhouden.
In de eerste week van juli was de export-restitutie
voor tarwe 2,lager dan de heffing. Dit verschil
werd de volgende weken steeds kleiner, totdat de
laatste week van juli/eerste week augustus de restitu
tie zelfs iets groter was dan de heffing. Per eind augus
tus was de tarwe-restitutie weer wat kleiner dan de
heffing. Voor gerst was de restitutie aanvankelijk
ƒ1,kleiner dan de heffing, terwijl begin augustus
de heffing en de restitutie ongeveer gelijk waren.
De mais-restitutie is in juli/augustus gemiddeld
ongeveer 1,80 kléiner geweest dan de heffing. Per
eind augustus werd een haver-restitutie verleend,
welke circa 2,70 kleiner was dan de heffing. Behalve
voor durum-tarwe werden per eind augustus voor de
overige granen nog geen exportrestituties verleend.
OVERSCHOTTEN WEGWERKEN?
IVE Hoofdafdeling is van mening dat „Brussel" het
restitutiebeleid voor wat tarwe en gerst betreft,
na een wat aarzelende inzet, stevig heeft aangepakt.
Hierdoor kunnen dan transacties met derde landen
tot stand komen, hetgeen een verbetering van de
positie van het produkt op de interne markt kan be
tekenen. De haver-restitutie is pas laat afgekomen en
bovendien nog te laag om exportzaken af te sluiten.
Ook de mais-restitutie blijft achter bij de heffing. Voor
rogge, millet en sorghums is' in het geheel nog geen
restitutie verleend.
De indruk bestaat dat het restitutiebeleid van „Brus
sel" tot nog toe vooral wordt ingegeven door de wen
selijkheid om E. E. G.-overschotten weg te werken en
aldus interventie zo veel mogelijk te voorkomen. Hier
bij dient te worden bedacht dat de E. E. G. vooral van
zachte tarwe en ook van gerst aanzienlijke overschot
ten zal hebben.
De Hoofdafdeling staat op het standpunt dat deze
opportuniteits gedachte niet uitsluitend maatgevend
moet zijn voor het restitutiebeleid. Er dient een con
stante opening op de wereldmarkt mogelijk te worden
gemaakt, door een exportrestitutie voor alle granen,
welke is afgestemd op en in het algemeen het spie
gelbeeld vormt van de drempelheffing.