KNLC
Goede boekhouding noodzakelijk
Borgstellingsfonds voor de landbouw in 1967
11
M AU RITSPLEIN 23
De omstandigheden waaronder de agrarische
ondernemer moet produceren worden steeds moei
lijker. Regelmatig dient hij zich af te vragen of
zijn bedrijf nog wel aan de eisen voldoet, die aan
een economisch verantwoord bedrijf worden ge
steld. Vaak zal het daarbij nodig zijn, dat grote in
vesteringen worden gedaan om tot een verhoging
van de arbeidsproductiviteit in het betreffende be
drijf te komen.
In die gevallen, dat de ondernemer over weinig
eigen vermogen beschikt is de rentabiliteit van het
bedrijf een zeer belangrijke zaak.
Om echter te kunnen beoordelen of bepaalde in
vesteringen in het bedrijf noodzakelijk en rendabel
zijn en om te zien hoe de verhouding tussen eigen
en vreemd vermogen is en hoe de rentabiliteit van
het bedrijf is, zal men toch moeten kunnen be
schikken over boekhoudkundige gegevens van dat
bedrijf.
Aan de hand van het boekhoudkundig verslag
zal er een begroting voor de toekomst opgesteld
moeten worden.
Eveneens zal uit het verslag kunnen blijken of
de privé-uitgaven wel in overeenstemming zijn met
het behaalde inkomen.
De boekhouding begint daarom een steeds be
langrijker plaats in te nemen bij het nemen van
beslissingen. Aan een goede boekhouding worden
dan ook steeds hogere eisen gesteld. Niet alleen
moet in een boekhouding worden vastgelegd wat
er in het afgelopen jaar is gebeurd, maar hij kan
ook een hulpmiddel zijn bij het beheren van het
bedrijf.
Van groot belang is het daarbij dat de boekhou
ding zodanig is ingericht, dat ook de boer het ver
slag kan begrijpen en lezen. Het is daarom verheu
gend dat de landbouwboekhoudbureaus zich met
deze zaken hebben beziggehouden om te komen tot
een zo duidelijk mogelijk verslag. Door de Vereni
ging van Landbouwboekhoudbureaus is een com
missie ingesteld, die moest nagaan hoe men kon
komen tot een verantwoorde uniforme „verslag
geving". Het rapport „verslaggeving" van deze
commissie dat onlangs is verschenen, kan eëri be
langrijke bijdrage leveren om te komen tot een
uniform en begrijpbaar boekhoudkundig verslag.
HET BELANG VAN EEN GOEDE
BOEKHOUDING
Zoals reeds is opgemerkt wordt voor de onder
nemer de boekhouding een steeds belangrijker ele
ment op basis waarvan beslissingen genomen die
nen te worden. Afgezien van de wettelijke ver
plichting om een boekhouding bij te houden, wordt
ook in toenemende mate door financieringsinstel
lingen voor topfinanciering de eis gesteld van een
goede boekhouding.
Doch ook voor het verkrijgen van investerings
subsidies in het kader van het O. en S.-fonds wordt
de eis gesteld, dat er een goede boekhouding aan
3 CENTRALE LANDBOUW ORGANISATIES OP DE BRES VOOR KLEINE ZELFSTANDIGEN
OPGEPAST Bli CONTRACTEREN
TEELT ZAAIGRANEN
Bij de start van de nieuwe Zaaizaad- en Plant-
goedwet zullen de licentiehouders voor de vermeer
dering tot gecertificeerd zaaizaad de boer op gaan
met kontrakten die eenzijdig zijn opgesteld en
waarvoor zij volledig de verantwoordelijkheid dra
gen. Dit behoeft voor de teler bij voorbaat nog geen
slechte zaak te zijn; het is echter wel een reden om
goed uit te kijken en zich goed te beraden. Het kan
bijzonder nuttig zijn zich over aangeboden kontrak
ten te laten voorlichten door de Nederlandse Kon-
trakttelers Vereniging, Raamweg 26, Den Haag; of
Gratamastraat 14, Groningen.
Bij een onlangs gehouden bespreking over de
contractteeltvoorwaarden van gecertificeerd zaai
graan tussen de Kontrakttelers Vereniging en Land
bouwschap enerzijds en de Ned. Kwekersbond en
de V. H. Z. anderzijds, is al spoedig gebleken dat de
standpunten nogal ver uiteenlagen en niet tot over
eenstemming kon worden gekomen over de alge
mene modelvoorwaarden.
Het meningsverschil ging in het bijzonder over de
punten dië in hret voorstel van de landbouw waren
opgenomen. Mot name de opvatting van de land
bouw over de verdeling van het risico van een over
produce van zaaizaden werd door de Nederlandse
Kwekersbond en de V. H. Z. niet aanvaard. In deze
situatie achtte de landbouwdelegatïe het weinig
zinvol om op dit moment verder te discussiëren over
de door de Nederlandse Kwekersbond opgestelde
voorwaarden. Wanneer over de hoofdpunten geen
overeenstemming bestaat, kan de georganiseerde
landbouw aan de overige voorwaarden ook moei
lijk zijn fiat geven.
Het is jammer dat overeenstemming over alge
mene voorwaarden op korte termijn niet mogelijk is
gebleken. Niet alleen voor de telers, maar evenzeer
voor de kwekers/handelaren is het van groot be
lang dat de algemene spelregels in overleg tussen
de belanghebbende groepen duidelijk en met in
achtneming van de wederzijdse belangen worden
vastgesteld.
Met de Nederlandse Kwekersbond en de V. H. Z.
is afgesproken dat een kleine gemengde commissie
alsnog zal trachten een voorstel voor algemene
voorwaarden te ontwerpen, dat dan nader met de
groepen kan worden besproken en het volgende
jaar in werking zou kunnen treden.
Het vorig jaar werd door de 3 C. L. O. in samen
werking met 3 organisaties uit middenstand tot de
regering het verzoek gericht de inkomensgrens
voor de Kinderbijslagwet Kleine Zelfstandigen (K.
K. Z.), alsmede die voor de volksverzekeringen te
verhogen. Voorgesteld werd deze grenzen gelijk te
stellen met de norm voor het verplichte minimum
loon voor werknemers. De bedoeling van dit ver
zoek was duidelijk. Landbouw en Middenstand wil
den op deze wijze iets bereiken voor zelfstandigen
met lage inkomens.
Het antwoord dat Minister Roolvin'k inmiddels
heeft gegeven was echter niet bevredigend. Inwilli
ging van het verzoek zou, aldus de bewindsman,
leiden tot een verzwaring van 's Rijks financiën. Een
verzwaring welke onder de gegeven omstandig-
Het borgstellingsfonds voor de landbouw heeft in
1966 voor ruim 67 miljoen garanties verleend, bijna
14 miljoen meer dan in 1965. Er werden 3500 aan
vragen behandeld tegen 2850 in 1965. De gemiddelde
borgstelling bedroeg 26.800 tégen 24.600 in 1965.
Het grootste bedrag aan borgstellingen, bijna 35,6
miljoen gulden, werd gegeven in de sector tuinbouw.
De sector landbouw kreeg garanties voor bijna 30,8
miljoen, de sector handel en nijverheid voor ruim 1,2
miljoen.
Het totaal van het door het fonds sedert zijn op
richting verstrekte borgstellingsbedrag benadert nu de
400 miljoen.
Het jaarverslag van het fonds, waaraan deze gege
vens zijn ontleend, signaleert een interessante ont
wikkeling bij de garantieverlening aan land- en tuin
bouw in de jaren 1960 t/m 1966. Neemt men 1960 als
basisjaar, dan ziet men in de jaren 1961, 1962 en 1963
het aantal behandelde en toegewezen aanvragen vrij
sterk dalen. Daarna neemt het aantal aanvragen gelei
delijk weer toe, zodanig dat in 1966 het peil van 1960
weer is bereikt.
IIET afnemen van het aantal aanvragen in de jaren
1961 t/m 1963 is beïnvloed door de in deze pe
riode ingevoerde verruiming der kredietmogelijkheden
bij de boerenleenbanken. Het in 1960 verschenen rap
port van de commissie-Verrijn Stuart, „het landbouw
krediet in Nederland", waarin verschillende aanbeve
lingen en suggesties in dit opzicht zijn gedaan, heeft
ongetwijfeld daartoe bijgedragen. Mede als gevolg
hiervan verstrekten de boerenleenbanken en Raiffei-
senbanken meer meldingen op juridisch onvolwaar
dige zekerheden (eigendomsoverdracht van roerende
goederen, kredietverzekering enz.) en behoefden zij
in mindere mate de geldnemers naar het borgstellings
fonds te verwijzen.
Daarnaast heeft ook de intrekking van wet ver
wezig is. Tenslotte kan vermeld worden, dat hot
ook voor de voorlichting, zowel de rijks land- ea
tuinbouwvoorlichtingsdiensten als de economisch-
sociale voorlichting van de standsorganisaties, van
het grootste belang is, dat deze voorlichting ge
geven kan worden op basis van een goede boek
houding.
WAT BEVAT HET BOEKHOUDKUNDIG
VERSLAG
Voor de ondernemer is het van belang dat het
boekhoudkundig verslag de volgende punten be
vat:
a. algemene gegevens betreffende het bedrijf en
het gezin (bedrijfsgrootte, eigendom/pacht,
bouwplan, dode en levende inventaris, arbeids
krachten).
b. een algemene toelichting (vermogensverloop,
investeringen, bedrijfsvergroting of -verklei
ning, liquiditeitspositie, verzekeringen).
c. een balans en een exploitatierekening met een
specificatie van de afzonderlijke posten.
d. een overzicht van het verloop van het ver
mogen.
e. berekening van de aangifte inkomstenbelasting
en ëvt. vermogensbelasting.
Het verslag dient in ieder geval zo duidelijk lees
baar te zijn voor de boer, dat deze goed wordt in
gelicht over zijn inkomensvorming, inkomensbe-
steding en zijn vermogensverloop.
RAPPORT „VERSLAGGEVING"
BOEKHOUDBUREAUS
In het rapport „verslaggeving" van de landbouw
boekhoudbureaus wordt aan al deze eisen, die aan
goed boekhoudkundig verslag gesteld worden, veel
aandacht besteed en waar mogelijk worden ver
beteringen aan de hand gedaan. Tevens is in dit
rapport aandacht besteed aan de verschillen die er
nog bestaan tussen de fiscale en de bedrijfsecono
mische boekhouding. Het blijkt mogelijk deze ver
schillen voor een groot deel op te heffen.
Al bij al een zeer waardevol rapport dat er toe
kan bijdragen dat de boekhouding als basis voor
vele bedrijfshandelingen in nog ruimer kring ger
bruikt zal gaan worden. v d T.
heden onaanvaardbaar moet worden geacht. Dat het
met 's Rijks financiën niet best gesteld is weet zo
langzamerhand iedereen; maar het gaat niet aan om
met name de kleine zelfstandigen, waarvan velen
het bepaald niet breed hebben, hiervan de dupe te
laten worden. Het is dan ook begrijpelijk, dat de
3 C.L.O. er niet voor voelde het bij het ontvangen
afwijzende antwoord van Minister Roolvink te
laten. Tot de Minister werd daarom opnieuw een
schrijven gericht, terwijl bovendien op de Leden
van de Tweede Kamer een beroep werd gedaan er
aan mee-te werken, dat een beslissing tot verhoging
van bedoelde inkomensgrenzen wordt ingepast in
het in 1968 en daaropvolgende jaren te voeren
sociaal-economische beleid.
N. A. V.
vreemding landbouwgronden per 1 januari 1963 een
zekere invloed gehad op het teruglopen van het aantal
borgstellingen. Door het vrijlaten der prijzen deed zich
een zekere prijsstijging voor, waardoor de banken een
hogere waarde konden toq^ennen aan de als zakelijke
zekerheid voor dé verkrijging van geldleningen aan
geboden landbouwgronden. Als gevolg hiervan was
het mogelijk de hypothecaire leningen tot een hoger
bedrag op te trekken.
MA 1963 nam het aantal aanvragen aanvankelijk
nog slechts langzaam toe. Naarmate de extra
vrijgekomen zekerheden meer benut raakten moesten
de boeren en tuinders weer meer een beroep op het
bofgstëllingsfonds doen. Met name in 1966 steeg het
aantal aanvragen in de landbouwsector in vrij aanzien
lijke mate. Deze stijging is mede gestimuleerd door
het optreden van het Ontwikkelings- en Sanerings
fonds voor de Landbouw. De door dit fonds bij het
uitvoeren van bepaalde investeringen in uitzicht ge
stelde financiële bijdragen zullen ongetwijfeld vele
ondernemers ertoe hebben gebracht voor de financie
ring van die objecten mede een garantie van het borg
stellingsfonds aan te vragen.
De hier geschetste ontwikkeling leidde ertoe dat in
1966 de situatie van 1960 weer was bereikt; in 1960
waren er 2503, in 1966 waren er 2512 toegewezen aan
vragen in de sectoren land- en tuinbouw. De bedragen
gingen echter aanzienlijk omhoog.
In 1960 een gemiddeld borgstellingsbedrag vat»
11.100, of totaal voor de sectoren land- en tuinbouw
bijna 27,8 miljoen, in 1966 een gemiddelde borgstel
ling van 26.425, of totaal voor de beide sectoren bijna
66, miljoen. Die verhoging der gemiddelde borgstel
lingsbedragen lijkt enigszins in strijd met de genoemde
verruiming der kredietmogelijkheden. Men bedenke
evenwel dat een zelfde investering in 1966 aanzienlijk
meer kostte dan in 1960.