Wist U dat
DE LANDBOUWPRIJZEN IN DE E. E. G.
DE E.E.G.-ministerraad is er niet in geslaagd,
zoals aanvankelijk in de bedoeling lag, vóór
1 augustus j.l. een beslissing te nemen over de voor
stellen van de Europese Commissie betreffende de
vaststelling en herziening der prijzen voor de ver
schillende landbouwprodukten. Het gaat hierbij om
een bijzonder belangrijk probleem. De ministerraad
zal nu in september-oktober de beslissingen over
de prijzen, die voor het jaar 1968/69 zullen gelden,
moeten nemen. In welke zin deze beslissingen uit
zullen vallen valt moeilijk te beoordelen, daar er
wat dat betreft een tweetal meningen tegenover
elkaar staan.
De Commissie gaat uit van het onderling ver
band tussen de hoogte van de agrarische prijzen
en de financiering daarvan. Van het begin-af-aan
is de Commissie in haar prijsvoorstellen bijzonder
voorzichtig geweest en het ziet er dan ook niet naar
uit dat deze voorlopig gewijzigd zullen worden.
Ook niet die voor de prijs voor zachte tarwe, alhoe
wel deze reeds in 1964 werd vastgesteld en nu ook
nog zou gaan gelden voor de oogst 68/69. De Com
missie gaat er waarschijnlijk van uit dat een ver
hoging van de zachte tarweprijs ook van invloed
zal zijn opv de prijzen van de andere landbouwpro
dukten, en zal slechts op het laatste ogenblik ge
negen zijn tot wijziging over te gaan, n.l. als zou
blijken dat dit voor het doen aanvaarden van het
„totale pakket" noodzakelijk zou zijn.
Hiertegenover staat het verlangen van de COPA
om tot zekere prijsverhogingen te komen. De COPA
noemt een verhoging der prijzen met 5 een mi
nimum eis. Met deze verhoging zou slechts reke
ning gehouden zijn met de kostenstijging en de
normale inkomensontwikkeling in de andere sek
toren van het bedrijfsleven.
Van verschillende kanten wordt getracht druk
op de diverse regeringen uit te oefenen om tot
zekere steunmaatregelen en prijsverhogingen te
komen, zo heeft het overkoepelend orgaan van de
Franse landbouworganisaties de FNSEA in een
schrijven aan de Franse minister van landbouw
medegedeeld. Het geeft de regering twee maanden
tijd om onmiddellijke maatregelen te nemen ter
verbetering van de „catastrofale" toestand van de
landbouw, daar anders in de herfst rekening moet
worden gehouden met nieuwe onrust onder de
landbouwbevolking. Geëist» worden maatregelen
ter steunverlening aan de prijzen voor rundvlees
en varkensvlees en een algemene gemiddelde ver
hoging van de Europese agrarische prijzen met vijf
procent.
Ir. S. Mansholt heeft er onlangs met nadruk op
gewezen dat het een eerste taak van de nieuwe
Commissie zal zijn de achterstand in pariteit van
de landbouw in te halen. Dit is echter via de prijzen
politiek niet mogelijk, daar deze oplossing eerst
binnen tien- tot vijftien jaar realiseerbaar is. Pro
gramma's op langere termijn acht de landbouw
aanvaardbaar, maar tegelijkertijd worden ook ho
gere prijzen gevraagd.
De middelen van het agrarisch fonds zijn echter
gebonden aan de staatsbegrotingen der afzonder
lijke landen. Een gulden middenweg zal gevonden
moeten worden opdat, binnen de beschikbare fi
nanciële middelen, de landbouw verantwoorde prij
zen voor zijn produkten ontvangt.
LANDBOUWSCHAP BEZORGD OVER PRIJSVERHOGING VAN STOOKOLIE
Als gevolg van de gebeurtenissen in het Mid
den-Oosten zijn de prijzen van stookolie in Neder
land belangrijk verhoogd. In een brief aan de
Minister van Landbouw en de Minister van Eco
nomische Zaken geeft het dagelijks bestuur van
het Landbouwschap uiting aan zijn bezorgdheid
over de gevolgen van deze prijsverhoging voor de
rentabiliteit van de Nederlandse glastuinbouw.
Het Landbouwschap vestigt er de aandacht op,
dat de Nederlandse glastuinbouw al enige jaren
in een zorgelijke situatie verkeert doordat de toe
nemende kosten door het stelsel van vrije prijs
vorming op de veilingen niet door een overeen
komstige optrekking van de prijzen kunnen wor
den gecompenseerd.
Over 1966 heeft het L.E.I. een rentabiliteitsover-
zicht van de glastuinbouw opgesteld, waaruit blijkt
dat bijvoorbeeld in het Westland in totaal 56 °/o
van de bedrijven verliesgevend was en in de
Kring 65 van de bedrijven. Gezien de opbrengst
in 1967 van de belangrijkste produkten welke on
der glas geteeld worden, zoals sla, tomaten en kom
kommers, is niet te verwachten dat de. rentgbili-
teitscijfers over 1967 gunstiger zullen zijn dan
de cijfers over 1966.
De stijging van de olieprijzen betekent voor de
Nederlandse glastuinbouw globaal genomen een
gemiddelde kostenstijging van 5 °/o in vergelijking
tot de kosten in 1966. Dat betekent in de meeste
gevallen een bedrag van 4000,tot f 5000,per
bedrijf.
Tegen de achtergrond van de moeilijke situatie
waarin de Nederlandse glastuinbouw in de laatste
jaren reeds verkeert, zal het duidelijk zijn, dat
een dergelijke extra kostenverhoging, die niet in
de prijzen kan worden doorberekend, zeer ern
stige gevolgen voor het bestaan van vele tuinders
heeft.
Het dagelijks bestuur van het Landbouwschap
hoopt dan ook, dat de minister tot wie het zich
thans heeft gericht, al het mogelijke zullen doen
opdat deze extra verhoging van de produktiekos-
ten voor de Nederlandse tuinbouw kan worden
voorkomen.
ALGEMENE WET ZWARE ZIEKTEKOSTEN
(A. W. Z.)
Het vooruitzicht bestaat, dat deze nieuwe volks
verzekering per 1 januari 1968 zal worden inge
voerd. Alhoewel het aanvankelijk in de bedoeling
lag voor deze nieuwe sociale verzekering waarin
ook de zelfstandigen zullen worden opgenomen,
geen premie te heffen, valt hieraan wegens de moei
lijke positie van 's-Rijksfinanciën helaas toch niet
te ontkomen.
Gedacht wordt aan een premie van 0,2 door
de verzekerden zelf op te brengen. Het is niet de
bedoeling dat de kosten van ziekenhuisverpleging
vanaf de eerste dag van opname eveneens door
verzekering zullen worden gedekt. Ook de kosten
van klinische en specialistische hulp worden uit
gesloten. De regering heeft hiertoe besloten, omdat
van verschillende kanten tegen deze uitbreiding
bezwaar naar voren was gekomen. De regering zal
dus niet tegemoet komen aan de mening van het
K.N.L.C. dat zich vorig jaar wel voor de bedoelde
uitbreiding uitsprak.
Hoe jammer dit ook is, niettemin moet worden
vastgesteld dat het met de A. W. Z. gaat om een
sociale verzekering, welke ook voor de agrarische
bedrijfstak van grote betekenis is. Daarom is er
aanleiding, ook de herziene voorstellen van de re
gering, positief te waarderen.
N. A. V.
GOED INITIATIEF
De Hoofdafdeling Sociale Zaken van het Land
bouwschap besloot onlangs een verlanglijstje aan
te leggen van sociale zaken die in de naaste toe
komst in Brussel aan de orde dienen te komen. Dit
is een goed initiatief.
Om meer dan één reden n.l. is het gewenst, dat
het overleg in E.G.G.-verband over sociale zaken
meer inhoud krijgt.
De sociale partners voor de landbouw zijn dat
de landbouwwerkgevers en -werknemers dienen
meer invloed te krijgen op de gang van zaken te
Brussel. De spelregels van de democratie dienen
daar beter tot hun recht te komen.
Zoals de zaken nu staan kan de Europese Com
missie te veel haar eigen gang gaan. Het is te hopen,
dat de Hoofdafdeling erin slaagt een kort beleids
programma uit te werken, dat vervolgens zowel
door de 3 C.L.O. als door de landarbeidersbonden
aan de orde kan worden gesteld in de organen
waarvan zij te Brussel deel uitmaken. Voor de
3 C.L.O. is dat het C.O.P.A.
Het is destemeer gewenst dat het sociaal over
leg in de E.E.G. beter op gang komt, omdat niet
alleen aan de sociale positie van de landarbeiders
in de omringende landen nog veel te verbeteren
valt, maar bovendien omdat de ondernemers in ons
land er belang bij hebben, dat concurrentieverval
sing als gevolg van uiteenlopende sociale voor
zieningen, zo spoedig mogelijk wordt uitgebannen.
N. A. V.
GIDS VOOR DE SOCIALE VERZEKERING
Enigszins bij blijven op het ingewikkelde gebied
van de sociale verzekeringen is bepaald geen een
voudige zaak. Naast de vele wijzigingen en aanpas
singen die regelmatig in de voorschriften en de in
houdingspercentages enz. aangebracht worden,
heeft nu de invoering van de wet op de arbeids
ongeschiktheid per 1 juli 1967 tot gevolg gehad dat
er ingrijpende veranderingen in de Ziektewet zijn
aangebracht en de ongevallen- en invaliditeitswet
ten zijn ingetrokken.
De Agrarisch Sociale Fondsen in Den Haag lie
ten alweer enige jaren geleden een „Gids voor de
Sociale Verzekering" verschijnen, waarin in het
kort een overzicht werd gegeven van de belang
rijkste sociale verzekeringswetten voor de agrari
sche bedrijfstak. Nauwelijks twee jaar na het ver
schijnen van de derde druk daarvan en ongeveer
een half jaar na het uitgeven van de daarbij be
horende „herziene bijlage", is het noodzakelijk ge
bleken een geheel nieuwe bijgewerkte^ vierde druk
te laten verschijnen. Premiepercentages, uitkerings
bedragen enz. worden er niet in vermeld, daar deze
te snel veranderen. Deze zijn op een apart inlegvel
afgedrukt, dat gemakkelijk vervangen kan worden.
Niet alleen de werknemersverzekeringen worden
in deze brochure in het kort besproken, maar even
eens de volksverzekeringen. De gids is verkrijg
baar bij het districtskantoor der A.S.F. te Goes en
de districtsagenten. De kosten bedragen slechts
0,25 per stuk.
Wij zouden een ieder die op een of andere wijze
met de sociale verzekeringen te maken heeft, willen
aanraden een exemplaar van deze gids te bestel
len l
Bi.
11 ET soms zeer interessant is om kennis te
nemen nan onze fiscale rechtspraak? Meer
malen kunnen we constateren dat tot in hoogste
instantie gevochten moet worden over in wezen
eenvoudige feiten en zaken.
Dit jaar deed zich een geval voor waarbij een
bedrijfsmiddel werd verkocht voor een prijs die de
boekwaarde zeer aanzienlijk overtrof. Aan dit feit
ontleende de inspekteur der belastingen naar hij
meende het recht om de toegepaste afschrijvingen
over de laatst voorgaande jaren te herzien.
Een belastingplichtige had een terrein van de ge
meente in erfpacht waarop door hem (niet agrari
sche) opstallen waren gebouwd. De gemeente was
BEVOEGDmaar NIET VERPLICHT bij het einde
van de erfpachtstermijn deze opstallen tegen taxa
tiewaarde over te nemen.
Daar geen andere gegadigden gevonden werden
stelde de gemeente voor de opstallen over te nemen.
Dit voorstel leidde tot verkoop voor 215.000,
Op deze opstallen schreef belanghebbende in 1962
en 1963 10 der aanschaffingskosten af, wat de in-
spektie accepteerde. Deze aanschaffingskosten wer
den overeenkomstig een schatting voor de Succes
siewet gesteld op f 180.000,
De vraag liep nu hierover of in 1964 eenzelfde af-
schrijvingsperventage mocht worden genomen als
in 1962 en 1963, nu belanghebbende een aanzienlijk
hogere opbrengst bij verkoop redelijkerwijze kon
verwachten of wel dat een lager procent moest wor
den gekozen.
DELANGHEBBENDE stelde dat de normale
bedrijfswinst op de juiste wijze en volgens
een bestendige gedragslijn dient te worden be
rekend en dat een later bij liquidatie blijkende
meerdere opbrengst tot de liquidatiewinst behoort.
De inspekteur had belanghebbende verweten dat
ten onrechte was uitgegaan van een restwaarde
nihil, wat deze weer betwistte daar slechts 10
per jaar werd afgeschreven en de kans aanwezig
was dat de opstallen om niet aan de gemeente zou
den moeten worden afgestaan.
De wijze waarop de inspekteur zijn standpunt
motiveerde is interessant. Hij merkte op dat een
afschrijvingspercentage moet worden gehandhaafd
zolang de verwachtingen omtrent restwaarde en
gebruiksduur geen noemenswaardige veranderin
gen ondergaan, doch dat aanpassing bij een aan
zienlijke stijging van de restwaarde noodzakelijk is.
Daar nu belanghebbende begin 1964 in gemoede
overtuigd moet zijn geweest van een gunstige af
wikkeling, meende de inspekteur het percentage
van 10 tot 2 te moeten verlagen, daar er nu in
tegenstelling met voorheen wel sprake was van
een restwaarde.
Uit de gepubliceerde gegevens is niet alles vol
ledig duidelijk, maar belanghebbende beweerde dat
er bij een afschrijving van 10 wel degelijk van
een restwaarde sprake was.
LIJKENS de uitspraak nam het Hof deze
mening over en het kwam daarbij verder tot
de volgende conclusies:
„dat de residuwaarde van een bedrijfsmiddel tij
dens de bedrijfsuitoefening een aanmerkelijke
en r-ederlijkerwijs blijvende verandering kan
ondergaan;
dat het echter ook mogelijk is, zoals in dit geval,
dat bij de beëindiging van een bedrijf een aan
merkelijk verschil blijkt te bestaan tussen de
boekwaarde en de verkoopwaarde van een be
drijfsmiddel;
dat in het eerste geval aanpassing van de af
schrijving geboden is;
dat echter in dit tweede geval bij de vaststelling
van de jaarlijkse winst voor de bepaling van de
afschrijving geen rekening mag worden gehou
den met het feit, dat als gevolg van het beëindi
gen van het bedrijf de bedrijfsmiddelen worden
verkocht;
dat van elk systeem van afschrijving de elemen
ten zijn, de kostprijs, de residuwaarde en de
levensduur;
dat de beëindiging of overdracht van een bedrijf
geen invloed heeft op de levensduur van een be
drijfsmiddel als element van afschrijving
dat een ivinst of een verlies bij beëindiging of
overdracht van een bedrijf veroorzaakt door een
verschil tussen verkoopwaarde en boekwaarde
van een bedrijfsmiddel geen factor voor de kost
prijsberekening, maar een voordeel dan wel een
nadeel voor de ondernemer vormt, dat geen on
derdeel is van de jaarlijkse winstberekening."
Een uitspraak die de inspekteur teleurstelde, de
belanghebbende tevreden stelde en voor schrijver
dezes wel enkele vragen over laat.
MEIJERS.