SCHOTBERICHTEN
Wist Ll dat
PLANNEN TOT WIJZIGING
AARDAPPELMOEHEIDSBELEID
Gedurende de laatste maanden hebben er zowel
in de hoofdafdeling Akkerbouw van het Landbouw
schap als in de verschillende geledingen van de
landbouworganisaties en de keuringsdiensten van
de N. A. K. uitvoerige discussies plaatsgevonden
over de plannen van de Plantenziektekundige Dienst
om tot een wijziging van 't tot nu toe gevoerde aard-
appelmoeheidsbeleid te komen. Deze voorgestelde
wijzigingen beogen een meer effectieve bestrijding
van de aardappelmoeheid.
De voorstellen behelzen zeer in het kort een systeem
van verschillende teeltmogelijkheden, waarbij het na
afloop van de overgangsfase mogelijk zal zijn om
1 op 3 te blijven telen wanneer men extra maatrege
len treft, hetzij door grondontsmetting of een afwis
selende teelt van vatbare en onvatbare rassen toe
te passen. Bij een combinatie van deze aanvullen
de maatregelen zal het zelfs mogelijk zijn om inten
siever aardappelen te telen n.l. eenmaal in de twee
jaren, maar bij het niet gebruik maken van één van
deze maatregelen zal het nodig zijn om de teelt te
verruimen tot 1 4. De telers zullen hierbij individu
eel in de gelegenheid zijn om uit de verschillende
teeltmogelijkheden (of uiteraard een ruimere vrucht
wisseling) te kiezen.
De hoofdafdeling heeft hieraan een aantal be
sprekingen gewijd en is, gelet op de argumen
ten welke voor deze voorstellen pleiten tot de con
clusie gekomen, dat de landbouw in deze bereid
zal moeten zijn om zijn medeverantwoordelijkheid
voor een goede gang van zaken te aanvaarden mits
en voorzover de overgangstermijn tot de algehele
invoering voor het gehele land voldoende ruim wordt
genomen en er van uitgaande dat bij de invoering
rekening wordt gehouden met de reële toepas
singsmogelijkheden van met name de grondont
smetting. Deze overgangstermijn wordt gesteld op
vijf jaren.
Het ligt in de bedoeling om het standpunt van
de landbouw in de eerstvolgende vergadering van
het bestuur van het Landbouwschap nader te be
spreken en af te ronden.
Men doet er goed aan om bij het opstellen van
het bouwplan 1968 rekening te houden met de mo
gelijkheid, dat reeds in 1968 van de bijzondere teelt
mogelijkheden gebruik mag worden gemaakt. De
noodzakelijke voorbereidingen hiertoe (reservering
van resistent pootgoed en grondontsmetting) zul
len nu reeds moeten worden getroffen.
WIJZIGING LOONPOLITIEK SYSTEEM
Ook dit jaar is het College van Rijksbemiddelaars
met de uitvoering van de loonpolitiek belast. Dat
wil zeggen, de goedkeuringsbevoegdheid van
c.a.o.'s ligt bij het College, dat hiervoor een aan
wijzing van de regering ontving. Het is dus niet
de regering zelf die bij de uitvoering van de loon
politiek de eerste verantwoordelijkheid draagt. In
de kring van de vakbeweging acht men dit onjuist.
Van die zijde wordt het beter gevonden, dat de
regering zelf de kontrakten goedkeurt.
De vakbeweging is onder bepaalde voorwaarden
echter ook bereid de taak van het College over te
nemen. Dit zou erop neer komen, dat de Stichting
van de Arbeid zich opnieuw met de toetsing en
goedkeuring van c.a.o.'s zou moeten belasten. Wij
zijn er vooralsnog niet zeker van, dat dit een ver
betering zou betekenen. Het optreden van de Stich
ting van de Arbeid op het terrein van de loonpoli
tiek is de laatste jaren niet bepaald gelukkig ge
weest. Verschillende malen liepen de zaken vol
komen vast. Het bedrijfsleven heeft dus niet be
wezen, dat zij de uitvoering van loonpolitieke be
slissingen beter kan verzorgen dan een onafhan
kelijke instantie als het College van Rijksbemidde
laars. Die heeft zich vooral dit jaar uitstekend van
zijn taak gekweten. De goedkeuringsprocedure van
c.a.o.'s immers verliep bijzonder vlot.
Verwacht moet worden, dat de komende maan
den weer uitvoerig over de uitvoering van de loon
politiek zal worden gesproken. In beginsel menen
wij op het standpunt te moeten staan, dat waar
mogelijk, het georganiseerde bedrijfsleven in de
gelegenheid moet worden gesteld overheidstaken
over te nemen. Dit immers voorkomt een overma
tig uitgroeien van de overheidsapparatuur. Dit geldt
ook t.a.v. de uitvoering van loonpolitieke beslissin
gen. Maar dan moet er een garantie zijn, dat het
op die manier minstens eveneens goed gaat. Wordt
aan deze voorwaarde niet voldaan dan verdient het
de voorkeur, dat een onafhankelijke instantie inge
schakeld blijft. Vooral wanneer deze het bewijs
heeft geleverd een zaak, als de uitvoering van loon-
beslissingen, wel aan te kunnen.
N. A. V.
OPLETTENDHEID TEN AANZIEN VAN HET RAS FELIX GEWENST
De oogst van de wintertarwe is in volle gang en verloopt vlot, dankzij het gunstige weer. In het
zuiden en midden van het land is al een flink deel van de oogst binnen.
De wat later rijpende percelen wintertarwe en wel met name in het noorden van het land heb
ben in de periode tussen melkrijpheid en binder rijpheid enkele dagen meegemaakt met zeer hoge
temperaturen. Zoals bekend bevordert een hoge temperatuur in de genoemde periode bij de rasse
van de middengroep de gevoeligheid voor schot na de binderrijpheid.
Bij de wintertarwe komen dit jaar overigens grote verschillen voor in afrijping. Daarvoor kunnen
naast de zaaitijd voetziekten, roest, stikstoftekort of droogte verantwoordelijk zijn. De in dit bericht
vermelde cijfers zijn geldig voor goed gezonde percelen van normale zaaitijd.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de tot nu toe bij wintertarwe verrichte waarnemingen
in Zeeland van de belangrijkste rassen van de groep met een matige schotneiging, n.l. Felix en Ibis.
Gebied Ras Deegrijpheid
begin einde
Westelijk Felix 22/7 30/7
Zeeuws-VI. Ibis 22/7 31/7
Oostelijk Felix 17/7 29/7
Zeeuws-Vl. Ibis 21/7 31/7
Schouwen Felix 24/7 31/7
o
<r.
O)
s*°
£52
55
63
81
64
43
co
1 Ti
m Cl dJ
a> bon
O CO Q,
T3
m
f-i
53?
o oj.S
c/l _q ja
gering
gering
groot
gering
gering
In dit verband moet gewezen worden op de
schotgevoeligheid van het ras Felix in het zuid
westen. Het aanhoudend goede weer met zeer
weinig regen heeft hier tot dusver gelukkig
moeilijkheden met schot voorkomen.
In de meeste gebieden is de afrijping snel ver
lopen, vooral ook door de hoge temperatuur
overdag van eind juli en begin augustus. De
periode van deegrijpheid was veelal niet lan
ger dan 8 a 9 dagen. Daardoor is de totale
warmtesom boven 12,5° C. over die periode in
de meeste gebieden niet hoog opgelopen.
Tot de matig schotgevoelige rassen worden naast
Felix gerekend de wintertarwe Ibis, Tadorna,
Wodan en Eno. Rassen met een grote schotnei
ging komen vij wintertarwe niet voor.
Van de zomertarwes behoren Opal en Gaby tot
de rassen met een grote schotneiging, zodat deze
elk jaar gevaar lopen bij regenrijk weer, en ze
ker bij de hoge temperaturen in de deegrijpheid
van dit jaar.
Van het ras Orca, waarvan de schotneiging ma
tig is, kan worden gezegd, dat in de meeste
gebieden het stadium van deegrijpheid werd be
reikt maar nog niet het stadium van de binder-
rijpheid.
Aldus Schotberichten no, 11 van 2 augustus en
no. 12 Van 9 augustus waarin de Stichting Neder
lands Graancentrum te Wageningen, opgesteld door
dr. B. Belderrok (I. G. M. B.) en dr. S. Broekhui
zen (N. G. C.) met medewerking van vele deskun
digen van de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst,
bedrijfsleiders van proefboerderijen en de heer J,
Hassink (N. G. C.) een overzicht van de schotsitua
tie in Nederland geeft.
IN Schotbericht no. 11 wordt er o.m. op het vol
gende gewezen:
Schot blijft zowel voor de teler als voor de ver
werkende industrie een belangrijke faktor. Voor
de laatste betekent schot een vermindering van
de kwaliteit, terwijl de teler moet rekenen met
een prijskorting bij een te hoog schotgehalte.
In het kader van de nieuwe E. E. G.-graanrege-
ling die op 1 juli j.l. van kracht is geworden,
kan het V. I. B. partijen tarwe en rogge tot maxi
maal 8 schot voor interventie aannemen
(evenals in 1966). Het gehalte aan gekiemde
korrels, waarbij op de prijs zal worden gekort,
is echter teruggebracht van 4 naar 2,6
De prijskortingen voor schot lopen bij tarwe op
van 0,18 per ton bij 2,6 tot 9,83 bij 8
gekiemde korrels en by rogge van ƒ0,16 tot
8,71 per ton bij de genoemde schotpercentages.
Ook bij levering van tarwe aan de verwerken
de industrie zal een overeenkomstige korting
voor schot worden toegepast (ingaande bij 2,6
gekiemde korrels) met dien verstande, dat par
tijen met meer dan 8 schot kunnen worden
geweigerd.
SCHOTNEIGING
In schotberichten van het vorige jaar is reeds
vermeld dat schotneiging van tarwe afhankelijk is
van ras. Sommige rassen vertonen nooit schot hoe
slecht de weersomstandigheden tijdens de oogst ook
zijn; andere rassen zijn zo extreem gevoelig, dat de
korrels reeds bij geringe regenval tot kieming in
de aar kunnen overgaan. De meeste rassen nemen,
(Zie verder pag. 7)
TJET gemiddelde inkomen in Nederland waarover beide vorige artikeltjes handelden voor ver-
schillende delen van ons land zeer sterk uiteenloopt?
Hier volgt een wat gewijzigde tabel van het C. B. S. die dit duidelijk laat zien.
GEMIDDELDE INKOMEN PER PROVINCIE (in guldens)
Toeneming
I960 1963 in guldens in
Groningen 2.241 2.797 556 25
Friesland 2.023 2.523 500 25
Drente 1-920 2.488 568 30
Overijsel 2.183 2.726 543 25
Gelderland2.165 2.801 636 29
Utrecht 2530 3.170 640 25
Noord-Holland 2.795 3.443 648 23
Zuid-Holland 2.670 3.345 675 25
ZEELAND 2255 2 959 704 31
Noord-Brabant 2.092 2.681 589 28
Limburg 2.133 2.713 580 27
IJselmeerpolders 2.168 2.641 473 22
Nederland 2.410 3.031 621 26
TJET zal de nauwkeurige lezer direct opvallen dat de stijging van het gemiddelde inkomen in onze
provincie de hoogste is en in de IJselmeerpolders de laagste.
Het zou een zeer diepgaande studie eisen om deze an de overige verschillen te analyseren. Wij zijn
daartoe beslist niet in staat, maar deze gegevens zijn stellig het overwegen en overdenken waard.
In absolute zin is het gemiddelde inkomen per inwoner het hoogst in Noord-Holland, daarna volgen
Zuid-Holland en Zeeland. De totaal andere bevolkin9sopbouw in de diverse provincies spreekt hier
uiteraard duchtig mee. Denk slechts aan de grote verschillen tussen agrarische en industriële gebieden.
Verder kan gewezen worden op de aanwezigheid van de grote steden. We willen besluiten met nog
enkele opmerkingen over de wijzigingen welke zich 1n de inkomensverdeling hebben voltrokken en wel
licht nog, zij het in afnemende mate, aan het voltrekken zijn.
DE verdeling van het nationaal inkomen is sedert 1950 meer gelijkmatig geworden. Over het al
gemeen zijn de inkomensverschillen nu minder scherp. We mogen ons hierover zeker verheugen
maar hier toch ook weer niet overdrijven.
Vooral moet hierbij worden bedacht dat de afvlakking der verschillen in de individuele inkomens veel
groter is dan de statistiek van het belastbaar inkomer} aangeeft. De sterke progressie der inkomsten
belasting zoals in ons vorig artikeltje besproken is hiervan de voornaamste oorzaak.
We critiseren dit niet zonder meer, maar mo-eten er toch op wijzen dat men een dwaze daad verricht
als men een kip die gouden eieren legt gaat slachten-
Als de belastingdruk te zwaar wordt dreigt een in hoofdzaak tweeledig gevaar.
In de eerste plaats wordt de prikkel om door verhoo9de produktiviteit meer te verdienen sterk af
gezwakt, in de tweede plaats dreigt kapitaalvlucht waardoor de gouden eieren in het buitenland terecht
komen. Beide houden een welvaartbedreigend element in.
MEIJERS.