Nadelige voorsprong VRIJDAG 21 JULI 1967 55e Jaargang No. 2890 Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van Land- en Tuinbouw en tee teelt in Zeeland V. Frankering by abonnement: TeraeuaNi Met rasse schreden nadert de voltooiing van het gemeen schappelijke markt- en prijsbeleid van de E. E. G. Onlangs is een groot deel van de E. E. G.-landbouwmarkt vrij ge worden van belemmeringen, die verband hielden met nog bestaande verschillen in nationale marktordening. Dé be doeling is dat in 1968 de rest zal volgen. We weten, dat met die ene markt en dat éne prijsniveau nog lang niet alle verschillen in beleid de wereld of althans de E. E. G. uit zijn: belastingen, subsidies, veeartsenijkundige maat regelen, handelspolitiek enz. Onlangs heeft de E. E. G.-Commissie weer een stap ge zet om de ,,rest van het landbouwbeleid" aan te pakken. We bedoelen het z.g. structuurbeleid, dat vaak als tweede belangrijk beleidsonderdeel naast (en soms boven!) het markt- en prijsbeleid wordt gesteld. De Commissie heeft de gemeenschapsprogramma's voorgesteld die moeten be werkstelligen ,,de totstandbrenging van een samenhangend en volledig geheel van middelen en instrumenten voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid op het gebied van de landbouwstructuur". Over de betekenis van deze schone woorden straks meer. We herinneren er wat de subsidiëring in de diverse lan den betreft aan, dat de gelijktrekking, de harmonisatie hier van weer moest worden uitgesteld (tot aanstaande herfst?). Tegelijk hiermee is ook het regelen van de nationale sub sidiëring van producentengroeperingen aangehouden. Ge zegd wordt, dat al deze zaken straks een nieuw pakket van beslissingen in Brussel gaan worden. Er is ook verband tus sen deze onderwerpen. En zeker loopt er een „financiële" draad doorheen, die voor Nederland minder aangenaam is. Duidelijk blijkt de filosofie in Brussel dat Nederland op dit terrein zo vóór ligt, een gedachte die ook in ons land nog vaak, te vaak misschien, wordt gekoesterd. GEMEENSCHAPSPROGRAMMA'S Uit de afdeling Oriëntatie van het Europese Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw in Brussel worden nu al enkele jaren subsidies verstrekt. En wel op door de E.E.G.- landen ingediende plannen voor allerlei verbeteringen van de produktiestructuur (ruilverkaveling, ontwatering, grond verbetering etc.) en de marktstructuur (opslag- en verwer kingsinrichtingen, veilingen, veemarkten etc.). De moeilijk heid was met welke maatstaven die nationale projecten moesten worden beoordeeld. Men redde zich er zo'n beetje mee, zorgde dat ieder land wat kreeg en Italië iets meer. leder land keek toe of zijn aandeel niet teveel afweek van zijn „contributie" (het in het Fonds gestorte bedrag). Van het begin af was het echter de bedoeling, dat er z.g. ge meenschapsprogramma's zouden komen, waarin de door Brussel te subsidiëren plannen moesten passen. De Commissie heeft nu de gemeenschapsprogramm.a's voorgesteld, in totaal ƒ2,44 mrd. aan subsidies voor drie jaar, van 1969 tot 1971. Daarbuiten kan er dus niet van de Brusselse kapitaalsubsidies (meestal tot maximaal 25, soms tot 45 worden geprofiteerd. De programma's betreffen: ruilverkaveling (ƒ253 min), irrigatie (ƒ181 min), ontwatering (ƒ181 min), bebossing (ƒ43 min), groenten- en fruftafzet 306 min), zuivelindustrie 362 min), vleesproduktie 326 min), wijnbouw (ƒ145 min), olijventeelt (ƒ181 min) en ont wikkeling van bijzonder achtergebleven gebieden (ƒ470 min). ZWAARTEPUNTGEBIEDEN Allerlei eisen en voorwaarden worden aan de te subsi diëren verbeteringsplannen gesteld. Zo moeten zij passen in de harmonische ontwikkeling van de algemene economie van een streek. In elk programma staat in bijzonderheden waar een bepaald project aan moet voldoen, minimum- en maximumomvang etc. Belangrijk js, dat ook in elk program ma wordt aangegeven in welke gebieden van de Gemeen schap de projecten, die Brussel zou moeten subsidiëren, moeten liggen. Het gaat er duidelijk om, dat Brussel niet langer als een soort Sinterklaas optreedt. De gemeenschap pelijke subsidiëring wordt beperkt tot bepaalde soorten ver beteringen (aangegeven in de programma's) en verder tot bepaalde gebieden in de E. E. G., die het het hardste nodig hebben. Dit nu blijkt voor Nederland onaangename consequenties te hebben. In de programma's voor de zuivelindustrie en de vleesproduktie worden b.v. geen zwaartepuntgebieden in Nederland gencemd. In het programma voor ruilverkave ling worden alleen gebieden in Noordoost Nederland ge noemd. Irrigatie, wijnbouw, olijventeelt en sterk achterge bleven gebieden gelden uiteraard helemaal niet voor Ne derland. (Zie verder pag. 3) Niet alleen de vakantiegangers profiteerden van de zonnige zomer. Ook voor de landbou wers leverde het fraaie weer overwegend voordelen op. Het oogsten verliep tot nu toe bijzonder vlot en tevens kwam het droge weer de kwaliteit ten goede. In dit nummer o.m.: Tuinbouwklankenpagina 4 De teelt van aardbeien op en onder plasticpagina 5 Fruitteeltnotitiespagina 6 Het rundvee op de fokveedag te Goespagina 7 Uitslag merriekeuringen te Koudekerke pagina 8 Nu nog groenbemesting op kleigrondpagina 9 Aardappelrooimachinespagina 10/11 Zaaizaadproduktiepagina 11 Uit andere bladenpagina 12 Varkensfokdag voor Midden- en Noord-Beveland pagina 13 Marktberichtenpagina 15 Voor de Vrouw en Plattelandsjeugdpagina 16 Vee en Vleespagina 16

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 1