ZAAIZAADPRODUKTIE
N.O.P. ernstig bezorgd over graanprjjs-
voorstellen van E.E.G. commissie
n
(Vervolg
DE ZEEFKETTING
De zeefketting sluit onmiddellijk aan op de scharen. Als de machines goed
zijn afgesteld en goed worden gebruikt behoeft deze ketting niet bekleed te
zijn. Zeer belangrijk is de draaisnelheid van deze ketting in verhouding tot
de rijsnelheid. Maximale kapaciteit en minimale beschadiging kunnen wor
den bereikt door een goede verhouding tussen rijsnelheid aanvoer) en
snelheid van de zeefketting afvoer). Het is duidelijk dat dit per perceel
verschillend kan zijn. In de praktijk wordt vooral aan deze punten dikwijls
te weinig aandacht besteed. De spijlenafstand bedraagt in standaarduitvoe
ring meestal ca. 28 mm. Voor afgerijpte konsumptie-aardappelen op klei
grond kan deze afstand dikwijls met sukses worden vergroot. Pootgoed en
vroeg te rooien gewassen laten een grotere afstand niet toe. De voordelen
van een grotere spijlenafstand zijn vooral een betere reiniging (kluitjes) en
daardoor een hogere kapaciteit. Een bezwaar kan zijn dat ook meer kleine
knollen worden uitgezeefd en op het land achterblijven. Dit laatste valt
echter meestal erg mee. Zeefkettingen met spijlenafstanden van 30 a 32 mm
worden plaatselijk met veel sukses gebruikt.
LOOFSCHEIDING
Hierbij komen in hoofdzaak twee systemen voor n.l.:
loofafvoertransporteurs
loofrollen.
Machines met loofafvoertransporteurs (meestal van Duitse makelij) bren
gen veelal een zeer goede loofscheiding tot stand. Voor deze machines is
loofklappen ongewenst. Binnen dit type kunnen we de praktisch gesloten-
en de wijdmazige loofketting onderscheiden. De laatste werkt volgens het
zgn. doorvalsysteem zoals dat o.m. bij Romas, B.A.V. en Barth wordt toege
past. Loofrollen hebben het voordeel van een eenvoudige konstruktie. Loof
van normaal ontwikkelde gewassen wordt door deze systemen zeer goed
verwerkt. Lang loof veroorzaakt wel eens moeilijkheden vooral door onge
lijkmatige aanvoer waardoor propvorming ontstaat. In deze gevallen ver
dient loofklappen aanbeveling. Daarbij is het echter niet nodig om het loof
te verpulveren; dus niet te intensief klappen. Het loofklappen kan als
afzonderlijke bewerking en in kombinatie met het rooien worden uitgevoerd.
Het laatste is aantrekkelijker dan het eerste. Amac kan zowel op de één
als op de tweerijer een aanbouwloofklapper leveren; Krakei kan zijn één
rijer leveren met de Westdijk loofklapper. Verder komen verspreid nog
andere konstrukties voor. Bij de Amac loofklappers is een interessant nieuw
systeem toegepast. Daarbij wordt het loof niet op de ruggen maar in de
geulen geklapt. Omdat juist het afhangende loof in de geulen de meeste
problemen oplevert, lijkt dit systeem bijzonder geslaagd.
SAMENVATTING EN BESLUIT
Met goed afgestelde en in goede staat verkerende rooimachines kunnen
deskundigen maximale prestaties leveren.
- De keuze tussen een bunker- of een „wagen"rooier wordt hoofdzakelijk
bepaald door de perceelslengte en de personeelsbezetting.
van vorige pag.)
Aardappelrooiers met verzamelbak zijn interessant uit een oogpunt van
produktie per man. Gezien de veelal geringe bak-inhoud is het systeem
beperkt tot éénrijige machines en niet te lange percelen.
Naast machinekapaciteit moet meer aandacht besteed worden aan de
produktiviteit per man.
Aan de transport- en ontvangorganisatie worden steeds hogere eisen ge
steld. Het is dikwijls voor verbetering vatbaar.
Benut straks de werkbare dagen zo goed mogelijk. Rond 1 september
dient het gewas gereed te zijn om te worden gerooid. Dit betekent o.m.
op tijd doodspuiten.
Nieuwe rooimachines, maar ook detailverbeteringen aan bestaande machi
nes, verdienen onze aandacht.
Vooral bij goed zeefbare grond letten op rijsnelheid en snelheid van aan
gedreven machinedelen. Rijdt dan niet te langzaam en gebruik trekkers
met voldoende bruikbare versnellingen.
R. L. V. D. Goes, juli 1967. J. T. ANDRINGA.
Per 1 juni 1967 is de nieuwe Zaaizaad- en Plant-
goedwet van kracht geworden. Dit zal voor wat de
teelt van zaaizaad en pootgoed betreft nogal wat
consequenties hebben. In deze beschouwing willen
wij ons beperken tot enkele aspecten van de nieuwe
wet met betrekking tot de sector zaaigranen.
Het kardinale punt is dat de kweker in het ka
der van de Zaaizaad- en Plantgoedwet voor het
door hem ontwikkelde ras kwekersrecht kan krij
gen. Dit houdt in dat de houder van een kwekers
recht het uitsluitend recht heeft voor handelsdoel
einden teeltmateriaal van het ras voort te bren
gen, in het verkeer te brengen, verder te behande
len, uit te voeren, voor een van deze doeleinden
in voorraad te hebben, alsmede deze handelingen
te doen verrichten. De kweker heeft dus de moge
lijkheid het ras zelf te exploiteren; hij kan het
recht om bepaalde handelingen te verrichten ook
overdoen aan anderen door middel van het verle
nen van licenties.
Dit is een heel andere situatie dan we in het
kader van het Kwekersbesluit 1941 hebben gekend.
Hierbij was de zaaizaadproduktie als „vrije na
bouw" voor iedereen mogelijk; de kweker verkreeg
behalve uit de verkoop van origineel zaad zijn in
komsten uit het kwekersvergoedingenfonds dat de
gelden verkreeg uit plombeheffingen en een areaal
heffing van 1,70 per ha bouwland.
In de toekomst zal de kwekersbeloning geheel
uit de prijs van het zaaizaad moeten komen, waar
bij het in principe geen verschil maakt of de kwe
ker het ras zelf vermeerdert of hiervoor tegen een
bepaalde vergoeding licenties afgeeft. Hoe hoog
de licentievergoeding zal worden is op het ogen
blik nog niet te zeggen; er moet echter wel op ge
rekend worden dat deze hoger zal zijn dan de hui
dige plombeheffing van 2,50 per 100 kg nabouw-
zaad van granen en peulvruchten. Hoewel de li
centievergoeding een zaak is tussen de kweker en
de licentiehouder, moet men zich realiseren dat
deze vergoeding een kostenfactor is, die op de eind-
prijs van het zaaizaad zal drukken, hetgeen van
invloed zou kunnen zijn op het gebruik van goed
gekeurd zaaizaad en dus ook op de omvang van
de vermeerdering en de afzet in binnen- en buiten
land. In dit verband is de landbouw derhalve ten
zeerste belanghebbend bij de hoogte van de licen
tievergoeding.
De vermeerdering van gecertificeerd zaaizaad
(voorheen nabouwzaad) is thans voor wat de ras
sen met kwekersrecht betreft geheel in handen van
de kwekers resp. de licentiehouders. Dit zal be
tekenen dat er vermeerdering op basis van con
tractteelt zal plaats hebben, met dien verstande
dat het geproduceerde zaaizaad door de teler aan
de kweker/handelaar zal moeten worden terugge
leverd. In de prijs die de teler voor het geprodu
ceerde zaaizaad ontvangt zal een zekere telerspre
mie moeten zitten voor de exra kosten en de extra
zorg die de boer aan het gewas en het produkt
moet besteden.
Door de landbouw is reeds geruime tijd geleden
aan de organisaties van kwekers/licentiehouders
voorgesteld overleg te plegen over algemene model-
voorwaarden welke bij de vermeerdering van zaai
zaad op contract zouden moeten gelden. Een be
langrijk onderdeel hiervan zou naar de mening van
de landbouw moeten zijn een regeling met betrek
king tot het risico van een grote zaaizaadproduktie.
Wanneer het zo zou zijn dat de kweker/licentie
houder het niet voor zaaidoeleinden bestemde ge
deelte met de teler kan afrekenen op basis van de
consumptie- of voerprijs, dan is het risico van een
overproduktie van zaaizaad geheel voor rekening
van de teler.
Aan de andere kant zal de kweker/licentiehou
der de oppervlakte-vermeerdering van een bepaald
ras nooit precies op de afzet voor zaaidoeleinden
kunnen afstemmen, een zekere marge zal daarbij
mogelijk moeten zijn. Ten einde voor dit probleem
een oplossing te vinden is van landbouwzijde een
Het bestuur van de N.O.P. heeft in zijn laatst
gehouden vergadering onder meer gesproken over
de prijs-voorstellen van de Europese Commissie.
Zoals bekend heeft de Europese Commissie aan
de Ministerraad voorgesteld om met ingang van
1 juli 1968 enige prijsverhogingen door te voeren.
Voor de pluimveehouderij is het van belang dat
voorgesteld is met name de prijzen van enige voe-
dergranen te verhogen.
Het voorstel is om met ingang van 1 juli 1968 de
drempelprijs van mais te verhogen met 9,2 van
gerst met 5,2 en van rogge met 2,4 De tarwe-
prijs blijft ongewijzigd. Hierdoor komt de maisprijs
boven de gerstprijs te liggen.
Vooropgesteld zij, dat deze voorstellen gelden
voor het gehele E.É.G.-gebied. In de E.E.G. gelden
thans overal dezelfde graanprijzen. Zo is de drem
pelprijs voor mais thans 31,99 per 100 kg. Het
voorstel is nu deze prijs met ingang van 1 juli 1968
te verhogen tot 34,93.
Het Bestuur heeft overwogen dat bij pluimvee
systeem van gedeeld risico van een overproduktie
aan de organisaties van kwekers/licentiehouders
voorgelegd.
Daarnaast zijn er tal van andere punten die in
het vermeerderingscontract geregeld zullen moe
ten worden. Het is wel zeer gewenst dat over deze
voorwaarden overeenstemming wordt bereikt tus
sen de betrokken groepen (landbouw, kwekers en
handel). Gebeurt dit niet en gaat iedere kweker/
licentiehouder zijn eigen methode volgen, dan
wordt deze zaak voor de boer wel heel erg onover
zichtelijk.
Intussen wordt het kort dag. De komende uit
zaai van wintergranen voor zaaidoeleinden zal reeds
plaats hebben in het kader van de nieuwe wet.
Vooral nu er nog geen algemene voorwaarden zijn
zal men er goed aan doen om, aleer een overeen
komst voor de vermeerdering van zaaigranen aan
te gaan, de hierbij door de kweker/licentiehouder
gestelde voorwaarden goed te bekijken en zich hier
over zo nodig nader te informeren. De Nederlandse
Kontrakttelers Vereniging is in dit verband het
aangewezen orgaan om hierover voorlichting te
geven.
produkten de voeders een zeer groot gedeelte van
de totale kostprijs uitmaken. Elke verhoging van de
graanprijzen werkt dus heel sterk door in de kost
prijs van eieren en slachtkuikens. Bij de te ver
wachten ontwikkeling van produktie en afzet van
pluimveehouderij-produkten in de E.E.G. is het niet
waarschijnlijk dat deze kosten-stijging gecompen
seerd zal kunnen worden door hogere opbrengst-
prijzen.
Het Bestuur van de N.O.P. is dan ook van mening
dat een prijsverhoging zoals de Europese Commis
sie die heeft voorgesteld zeer ernstige gevolgen zal
hebben voor de gehele pluimveehouderij.
De pluimveehouderij kan dit eenvoudig niet ver
dragen. Het Bestuur heeft dan ook zijn ernstige
verontrusting uitgesproken en besloten alles te
ondernemen wat in zijn vermogen ligt om te voor
komen dat de pluimveehouderij zo ernstig in haar
belangen wordt geschaad.