Vergadering Hoofdbestuur Z. L. M. 6 OPENING De Algemeen Voorzitter, de heer Ir. J. Prins, opent de vergadering en heet allen hartelijk wel kom. In het bijzonder begroet de Voorzitter de nieuwe leden, de heren C. J. Almekinders, M. den Dekker, J. P. van Dijke, A. van Hoeve en C. E. W. Steendijk, alsmede de heer Ir. W. Markusse, die als adviseur van het Hoofdbestuur voor de eerste maal aanwezig is. Vervolgens begroet spr. de heren Ir. H. J. de Bruijn en Ir. A. C. Leendertz van de Plantenziek- tenkundige Dienst uit Wageningen, die medede lingen zullen doen over de aardappelmoeheid in Zeeland. De Voorzitter memoreert zijn uitspraak, gedaan de vorige vergadering van het Hoofdbestuur, waarbij hij het jaar 1966 karakteriseerde als ma tig tot redelijk. Nu er wat meer bekend is over de financiële kant van het afgelopen jaar kan deze omschrijving bevestigd worden, mits niet uit het oog wordt verloren, dat er tussen de bedrijven toch grote verschillen in uitkomsten te zien wa ren. Per bedrijfstak gezien is met name de melk veehouderij het meest in de buurt van het redelijk inkomen te plaatsen; de mestveehouderij daaren tegen was weinig winstgevend. In de akkerbouw moet men het financieel gezien toch grotendeels hebben van de suikerbieten en de aardappelen, waarbij ook dit jaar bij het laatstgenoemde pro- dukt het moment van verkoop een grote rol heeft gespeeld. De producten erwten en vlas gaven ver liescijfers te zien. Veel kleinere bedrijven profi teerden van het redelijke resultaat bij de uien. De fruitteelt, aldus de Voorzitter, heeft wel een zeer moeilijk jaar achter de rug. De sterke kostenstij gingen werden door de verkoopprijzen niet goed gemaakt, terwijl gebieden met bijzondere tegen slagen, men denke aan de grote hagelschade, wel voor uitzonderlijke problemen kwamen te staan. De akkerbouwoogst staat er voor dit jaar goed voor, al zal de gele roest in verschillende delen van de provincie dit jaar grote schade met zich brengen. In de fruitteeltsector is de stemming heel wat gematigder. Na de ernstige hagelschade vorig jaar heeft zich een volgende tegenslag voorgedaan in de vorm van het perevuur. De genomen maatregelen lijken-, voorzover op dit moment kan worden overzien, voldoende te zijn geweest en indien deze ziekte inderdaad met wortel en tak is uitgeroeid, mag dit als een grote overwinning voor de gehele fruitteelt worden aangemerkt. De totstandkoming van een schade vergoedingsregeling voor de getroffen bedrijven én voor de gerooide windschermen ging met veel moeite gepaard. Eerst nadat het bedrijfsleven zich bereid had verklaard om voor 50 in een rege ling deel te nemen, kwam deze tot stand. In dit verband moge erop worden gewezen, dat het vraagstuk van fondsvorming voor de agrari sche bedrijfstak tegen bijzondere calamiteiten steeds dringender wordt. Een nota van de heer Vellekoop over dit punt zal in de tuinbouwcom- missie worden behandeld. Verzekeringen, de alge mene bijstandswet enz. zijn alle mogelijkheden, doch openen in het algemeen geen perspectieven. Het is van groot belang, dat deze materie goed be studeerd wordt. De Voorzitter wijst er voorts op, dat de ontwik keling van de provincie Zeeland ons steeds dient bezig te houden. Meer en meer blijkt, dat ons ge west voor de industrie aantrekkelijke mogelijk heden heeft. De heer Kaland heeft ons in de vori ge vergadering duidelijk gewezen, dat ook be stuurlijk in deze richting wordt gewerkt. Het Landbouwschap heeft zich eveneens over deze ma terie beraden en onder voorzitterschap van de heer Prins een commissie gevormd, die een discussie nota het licht heeft doen zien. Deze nota zal in het Dagelijks Bestuur en in de Kringbesturen bespro ken moeten worden. Op organisatorisch gebied is de laatste tijd veel aandacht geschonken aan de positie van het Land bouwschap. Men dient zich positief ten opzichte van het Landbouwschap op te stellen, indien men er van uitgaat, dat het onmisbaar is als studie- en documentatiecentrum. De belangrijkste discussie gaaf op dit moment over de bestuurlijke vormge ving. Het K.N.L.C. was voorstander van verkie zing van het bestuur via de organisaties, waarbij deze voor de beleidsvoering de 3 C. L. O. meer in houd zouden moeten geven. Gebleken is, dat dit niet haalbaar was. Het K. N. L.C. heeft dan ook meegewerkt aan de idee het Landbouwschap tot een samenwerkingsorgaan te maken. De inbreng van tuinders hierin moet duidelijk zijn. Een en ander houdt verband met de kwestie van de dis pariteit; de besprekingen hierover zijn nog gaan de en al liggen er nog verschillende moeilijkhe den, enig optimisme mag toch aanwezig zijn over de toekomstige verwachtingen. NOTULEN VERGADERING 29 NOV. 1966 De Voorzitter stelt hierna de notulen van de vergadering van 29 november 1966 aan de orde, die ongewijzigd worden goedgekeurd en vastge steld. MEDEDELINGEN De Voorzitter deelt mede, dat 1968 een belang rijk jaar wordt voor de Z. L. M., omdat dan het 125-jarig bestaan zal worden herdacht. Een comité beraadt zich over de wijze, waarop deze herden king zal plaatsvinden. De herdenking wordt in elk geval gecombineerd met de land- en tuinbouw tentoonstelling, die gesitueerd zal worden in de Wilhelminapolder. De tentoonstelling is volledig vrijgegeven door de Federatie „Het Landbouw werktuig"; de heer Sinke zal weer als tentoon- -stellingssecretaris fungeren. Ten aanzien van de samenwerking met de Noord-Brabantse Mij van Landbouw deelt de Voor zitter mede, dat hierover in de volgende vergade ring van het Hoofdbestuur nadere mededelingen zullen worden gedaan. BESLUITENLIJST D. B.-VERGADERINGEN De besluitenlijst van de D. B.-vergaderingen van het le halfjaar van 1967 wordt ongewijzigd goed gekeurd en vastgesteld. ERELIDMAATSCHAP EN LEDEN VAN VERDIENSTE De Voorzitter deelt mede, dat de Herverkave lingscommissie dit najaar haar werkzaamheden zal beëindigen. Deze commissie, ongeveer 20 jaar geleden ingesteld, heeft een geweldig stuk werk in het belang van agrarisch Zeeland verricht en een belangrijke rol hierbij heeft de Voorzitter, de heer Mr. A. J. v. d. Weel, gespeeld. Met een voor stel van de Voorzitter om de heer v. d. Weel te benoemen tot erelid der Z. L. M. gaat de vergade ring onder applaus akkoord. De vergadering betuigt voorts haar instemming met de benoeming tot lid van verdienste van de heren A. H. Dekker, Zaamslag; C. Bierens, Tho- len; M. Otte, Oosterland; F. Kwekkeboom, St. Lau rens; Andr. de Buck, Oostkapelle; A. W. Cevaal, Grijpskerke; C. J. van Westen, Zierikzee, en G. Nieuwenhuijse, Nisse. BENOEMING LID D. B. De Voorzitter stelt aan de orde de verkiezing van een lid van het Dagelijks Bestuur in de plaats van de heer A. de Jager, die op grond van de be- bepalingen in artikel 26 der statuten aftredend is. De tuinbouwcommissie draagt ter benoeming voor de heer J. A. Vogelaar, Krabbendijke. Na gehou den stemming blijkt de heer Vogelaar met 31 van de 36 stemmen te zijn gekozen; de overige 5 stem men gingen naar de heer Stoutjesdijk. De Voorzitter dankt de heer De Jager voor al hetgeen hij als lid van het Hoofdbestuur in het belang van de Z. L..M. heeft gedaan, daarbij de hoop uitsprekende, dat de heer De Jager nog lan ge tijd het werk der Z. L.M. zal mogen blijven volgen. De heer De Jager dankt de Voorzitter voor diens woorden en de leden van het Hoofdbestuur voor de prettige samenwerking. Spr. hoopt op de vol gende vergadering van het Dagelijks Bestuur definitief afscheid te nemen. AKKERBOUW De heer J. B. Becu geeft het volgende overzicht van ontwikkelingen in de akkerbouwsector: Granen. Vanaf 1 juli 1967 is een volledige E.E.G.-regeling voor granen van kracht. Voor het gehele E.E.G.-gebieö wordt een gelijke invoerhef fing vastgesteld en tevens een voor de zes landen geldende uitvoerheffing. Het systeem van richt-, drempel- en interventieprijzen en bewaarvergoe- dingen blijft gehandhaafd. Het voornaamste ver schil met voorheen is, dat de Nederlandse indus trie in Frankrijk en de andere E.E.G.-landen vrij granen kan kopen. Er is dus geen drempel meer tussen de zes landen (vorige jaren betaalde men nog ongeveer de drempelprijs, d.i. de interventie prijs plus 6 a 7 Ontstaat een overschotten- markt, dan komt de tarwe ons land binnen tegen ongeveer de interventieprijs plus vracht en han- delskosten. Hiermede moet de Nederlandse tarwe dan concurreren. Het ziet er naar uit dat onze tar- weprijs volgend seizoen dichter bij de interventie prijs zal liggen dan in de laatste jaren. Suikerbieten. De uitzaai is ca. 99.000 ha. De sui kerprijs is gelijk aan die van vorig jaar. Ook het steunsysteem is gehandhaafd. Het quotum gega randeerde suiker is 575.000 ton, dus iets hoger dan voorheen. Voor volgende jaren treedt de E.E.G.- regeling in werking. Het quotum voor Nederland komt dan naar schatting 25.000 ton lager te lig gen. Het wordt nog bezien of ook in Nederland dit quotum zal worden verdeeld over de indivi duele telers, dan wel of het systeem kan worden gehandhaafd waarbij de nadelen van half-magere en magere suiker via een uiteraard lagere bieten- prijs over alle bieten wordt verdeeld. Consumptie-aardappelen. Het Nederlands stand punt is dat het spoedig mogelijk moet zijn de con sumptieaardappelen zonder zgn. oneerlijke con currentie over het gehele E.E.G.-gebied te verko pen en verzenden. De meningen van het Produkt- schap voor Aardappelen en het Landbouwschap over de wijze waarop deze situatie kan worden bereikt, lopen echter uiteen. De Minister van Landbouw zal hierin het beslissende woord moe ten spreken. Koolzaad. Ook het koolzaad wordt per 1 juli 1967 een vrij E.E.G.produkt. Men werkt aan een steunregeling waarbij de Nederlandse boer 59 a 60 per 100 kg produkt zal kunnen ontvangen. Vlas. De steunregeling voor vlas blijft voor 19671968 gelijk aan die in voorgaande jaren. Voor het in Nederland verwerkte vlas wordt nu ƒ232 per ha uitgekeerd (voorheen ƒ200). De vlas industrie is echter vrijwel geheel geliquideerd, zo dat dit hogere bedrag weinig weerslag meer zal vinden. Het zoeken naar nieuwe verwerkingsme thoden wordt voortgezet, en de hogere steunver lening moet men dan ook zien als een middel om in de subsidiëring ook de industrie te betrekken. De oppervlakte uitgezaaid vlas lijkt te zijn aan gepast aan de vraag naar verwerkte produkten. Overige produkten. Met betrekking tot de ove rige akkerbouwprodukten wordt in Brussel veel aandacht besteed aan de vraag of voor het vol gend seizoen de prijzen aan de gestegen kosten kunnen worden aangepast. Als eerste resultaat kan mogelijk worden bereikt dat een verhoogde prijs voor voederbieten uit de bus komt. Van de zijde van Landbouwschap en Copa worden voort durend verdergaande prijsverhogingen bepleit. Kwekerswet. Volgend jaar zal de nieuwe Kwe- kerswet tot stand komen, die een ingrijpende ver andering in de zaaizaad- en pootgoedteelt teweeg zal brengen. Het produkt van de nieuwe rassen is eigendom van de kweker, zodat vrije teelt en ver koop van nabouw niet meer mogelijk is. Er zal op contract geteeld kunnen worden en voorts be staat de mogelijkheid dat bepaalde soorten gewas sen en rassen, bijv. via een bij algemeen akkoord bepaalde prijs voor ieder ter beschikking staan. Zo zal bijvoorbeeld pootgoed vrijgegeven kunnen worden mits een bepaald bedrag per 100 kg ge plombeerd pootgoed aan de kweker wordt afge dragen. Over de gevolgen van de nieuwe wet wordt nog druk onderhandeld. Het ziet er naar uit dat de Nederlandse Kontrakttelersvereniging hier nuttig werk zal kunnen doen. Ook de positie van de N. A. K. wordt in de besprekingen betrokken. Het is de taak van de landbouw om dit waarde volle instituut, en tevens de noodzakelijke mede zeggenschap van de landbouw hierin, te behouden. Naar aanleiding van het betoog van de heer Becu vraagt de heer Minderhoud of er, ondanks de afwijzing door de Minister, nog aandacht besteed wordt aan de verkrijging van een telerspremie voor vlas en graszaad. De heer Becu antwoordt dat men thans in Brus sel alsnog mogelijkheden zoekt om premieregelin gen tot stand te brengen. Voor een premie op graszaad zijn er nog wel mogelijkheden, echter niet op korte termijn. De Voorzitter voegt hieraan toe, dat ten aanzien van een regeling voor vlas de Belgen geheel aan onze kant staan. AARDAPPELMOEHEID De heer Ir. H. J. de Bruin van de Plantenziek- tekundige Dienst te Wageningen geeft in een kor te inleiding een overzicht van de hoofdlijnen voor een nieuw beleid betreffende de aardappelmoe heid. De huidige wettelijke vruchtwisseling geeft een verhouding van 1 x per 3 jaar verbouw van aardappels aan. Gebleken is, dat bij deze verhou ding de ziekte zich verontrustend snel kan uit breiden. Zelfs is in de nieuwe polders aardappel moeheid geconstateerd en vindt uitbreiding plaats. Hiermede is dus aangetoond dat een vruchtwisse ling van 1 3 te weinig is en dat men zal moeten overgaan op 1 4. Een van de gevaarlijke kanten van de aardappelmoeheid is, aldus de heer De Bruin, dat op het moment dat de ziekte in het ge was zichtbaar wordt, reeds een belangrijke ver spreiding heeft plaatsgevonden. Door middel .van grondonderzoek is de ziekte redelijk goed vind baar, maar ook dan is de besmetting al belangrijk in omvang. Het doel van het nieuw te vormen be leid is om diverse mogelijkheden te scheppen waarmee de ziekte kan worden tegengehouden of teruggedrongen. Ir. De Bruin noemt van deze mo gelijkheden: 1 op 3 teelt met resistente rassen, 1 op 3 teelt met vatbare rassen en grondontsmet- ting of een ruimere vruchtwisseling (dus 1 op 4) met vatbare rassen. Eén van de maatregelen zou volgens de heer De Bruin de laatste mogelijkheid kunnen inhouden, waarbij dan een overgangstijd van vijf jaar in acht zou worden genomen. In het totale beleid zal voorts het inschakelen van resis tente rassen en grondontsmetting worden gesti muleerd. De Voorzitter concludeert dat er begrip bestaat voor het gevaar van de aardappelmoeheid, zowel voor de produktie als voor de export. Hij is van mening dat men bij invoering van een 1 op 4 ver houding rekening zal moeten houden met het gro te belang van de aardappelteelt in ons gewest, zo dat tot een soepele en vooral praktische toepassing wordt gekomen. Hierover zal nog overleg moeten worden gepleegd, terwijl hierbij de betekenis van het grondonderzoek als aanwijzing voor deze soe pele toepassing moet worden onderzocht. Vervolgens gaat Ir. De Bruin nog in op een vraag van de heer Van Westen betreffende schade door bespuitingen met chloor IPC. Deze schade wordt met name in de graszaadteelt ondervonden. De heer De Bruin acht het niet uitgesloten om op de duur te kunnen komen tot een verbod van het gebruik van chloor IPC. Onderzoekingen hebben geleid tot verlenging van de werkingsperiode van kortwerkende vooropkomstmiddelen. Men zoekt thans naar een langwerkend middel dat na de op komst toe te passen is. Als bezwaar noemt de heer De Bruin dat deze middelen afhankelijk zijn van de grondvochtigheid. Het alternatief is dus nog: twee maal toepassing van een langwerkend mid del, ofwel gebruik van chloor IPC. Men zal voorts moeten trachten, aldus de heer De Bruin, even tuele moeilijkheden in onderling overleg op te lossen. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 8