Praktijkonderzoek bij peulvruchten J Bij erwten De afzet van koolzaad oogst 1967 7 IN de onlangs gehouden zomervergadering der Peulvruchten Studie Combinatie die te Zierikzee werd gehouden heeft de Rijkslandbouwconsulent voor de Zeeuwse eilanden ir. M. A. van der Beek een inleiding uitgesproken over het peulvruchten onderzoek dat in Zeeland wordt uitgevoerd. Jr. van der Beek wees er daarbij op dat dit onderzoek in het bijzonder gericht is op de praktijk, alhoewel proef- veldtechnische achtergrond eveneens noodzakelijk is. "Wat de vorm van 't onderzoek betreft stelde hij dat de resultaten na voldoende uitproberen zonder meer overdraagbaar moeten zijn aan de praktijk. Dit in tegenstelling met het zgn. fundamenteel onderzoek. De te gebruiken machines, werktuigen enz. moeten in de praktijk gangbaar zijn dan wel binnen het bereik van de praktijk liggen. Een probleem voor het huidige praktijkonderzoek woröé gevormd door de noodzakelijke uitrusting en accomodatie. De snelle ontwikkeling in de landbouw stelt in deze hoge eisen, zowel naar aard als vorm van de proeven. Dit heeft er toe geleid, zo stelde ir. Van der Beek, dat de aanwezige accomodatie, ook in Zeeland, voor deze vorm van onderzoek feitelijk niet meer toereikend is. DE PEULVRUCHTEN IN ZEELAND IR. van der Beek wees er zijn gehoor op dat de peulvruchtenteelt in Zeeland in hoofdzaak omvat: de kleine groene erwten over geheel Zee land, de schokkers vooral op Schouwen-Duiveland en Walcheren en de bruine (stam"»bonen vooral in Zeeuws-Vlaanderen. Voor de teelten voor de con- servenindustrie bestaat tot nu toe in Zeeland prak tisch eeen belangstelling. Bedrijfseconomisch liet de teelt van erwten en bruine bonen voor de akkerbouw bepaald niet gun stig' indien deze vergeleken wordt met de teelt van wintertarwe. Ongetwijfeld moet aan de erwt een grote betekenis worden toegekend uit een oogpunt van vruchtwisseling en zijn funktie bij de teelt van graszaad en groenbemestingsgewassen. Op grond van deze kwaliteiten alleen, zal het gewas zich echter niet kunnen handhaven: de sterke terug gang van het vlasareaal spreekt duidelijke taal. In dit verband stelde ir. Van der Beek dat de op zich voor het bouwplan aantrekkelijke gewassen zich slechts zullen kunnen handhaven indien het saldo gemiddeld genomen niet lager ligt dan dat van wintertarwe en in de nabije toekomst deze gewas sen op een even extensieve wijze geteeld kunnen worden als de grassen. Speciaal bij verdere mecha nisatie van de najaarswerkzaamheden wordt dit voor de erwt een acuut probleem. Deze verder gaande mechanisatie is thans reeds begonnen. KNELPUNTEN BIJ DE TEELT IR. van der Beek gaf het volgende overzicht over de stand van zaken en de vraagstukken die nog „open" liggen. 1. Rassenonderzoek blijft steeds belangrijk. Naast de opbrengst naar kwaliteit en kwantiteit, gaat het thans ook in hoge mate om de oogstzeker- heid en de geschiktheid van de rassen voor moderne oogstmethoden. Over dit laatste straks verder. 2. Onderzoek naar enkele kwaliteitsaspekten van erwten. In dit verband kan worden genoemd een meerjarig onderzoek in samenwerking met de P.S.C., waarbij o.a. wordt nagegaan de relatie fosfaatgehalte en kookkwaliteit aan de hand van monsters van een aantal praktijkpercelen. Voorts zouden we in Zeeland graag nader ge ïnformeerd raken over het hoe en waarom van het ontstaan van kalkerwten. In sommige jaren wordt de netto opbrengst hierdoor zeer ongun stig beïnvloed. Dit onderzoek leent zich even wel in eerste instantie niet voor praktijkonder zoek en zal o.i. door een instituut ter hand moe ten worden genomen. 3. Onderzoek naar gebruik en toepassing van her biciden. Hierover worden thans jaarlijks proef velden aangelegd. Na de grassen is de erwt het gewas waarbij de chemische onkruidbestrijding het verst is gevorderd. Dit geldt dan vooral voor de voor jaarsperiode, want hier heeft men zowel de beschikking over langwerkende pre emer gence middelen als ook goed werkende contact herbiciden na de opkomst. Het ter beschikking hebben van deze beide soorten middelen is zeer gunstig m.b.t. een optimale slagingskans. Wat bij de erwt nog wel een probleem vormt, is vooral het late (re) onkruid (muur, kamille, kleefkruid e.d.). Bij de oogst kan dit sterk hin deren. Een bespuiting met een alles-dodend middel enige tijd voor de oogst is dan aantrek kelijk. Voor dit doel is thans echter nog geen geschikt middel, bovendien is de kans op een aanzienlijke opbrengstderving reëel. Voorts is de chemische bestrijding van wortelonkruiden in erwten nog als een wensdroom te beschou wen. Bij veel voorkomen hiervan (klein hoef blad, kweek, distels e.d.) dacht ir. Van der Beek, dat men er goed aan doet het gewas enige malen te schoffelen om uitbreiding er van tegen te gaan, hoe ouderwets dit misschien ook mag klinken. 4. Onderzoek naar nieuwe oogstmethoden. In Zee land wordt vrij veel onderzoek verricht over 't zwaddorsen en het van stam maaidorsen. Met de eerste methode zijn zowel bij proeven als in de praktijk goede resultaten bereikt. Toch komen er ook veelvuldig teleurstellingen bij voor t.a.v. de kwaliteit van het geoogste produkt, zowel kleur als kiemkracht. In hoofdzaak is de proble matiek te herleiden tot het samengaan van de volgende faktoren: een ongelijke afrijping van het gewas, met als gevolg een heterogeen produkt wat moei lijk is te drogen. bij het maaien vaak te dikke en propperige zwaden, die aan de onderzijde te weinig drogen. vermenging van het gedorste produkt met verse plantendelen van het onkruid en met onrijpe onkruidzaden. een voor dit doel niet aangepaste droogcapa- citeit. Het maaidorsen van stam heeft enkele grote voordelen t.o.v. zwaddorsen. Het gewas staat wat langer op het veld, rijpt daardoor beter af, terwijl door het op stam staan het gewas ook veel sneller droogt. Helaas wordt bij deze methode ook roet in het eten eegooid en wel door de grote hoeveelheden grond, die in de maaidorser terecht komen. Is de grond wat vochtig, dan gaat deze aankoeken, waardoor de machine onherroepelijk vast loopt met alle gevolgen van dien. Dit jaar willen we als proef nagaan of het mogelijk is de voordelen van beide methoden te combineren door de volgende werkwijze toe te passen: het gewas te maaien op het moment dat dit zou geschieden bij maaidorsen van stam. het gewas normaal maaien in zwaden. nagenoeg direct na het maaien het gewas uit het zwad te dorsen met een maaidorser, uit gerust met een pick-up apparaat. In zijn al gemeenheid is een laag toerental van de trommel zeer belangrijk. De vraag welke rassen zich goed lenen voor de nieuwe oogstmethoden, is niet concreet te be antwoorden. Dorsen uit het zwad vraagt niet te lang stro. Voor maaidorsen van stam daaren tegen moet het stro niet te kort zijn, daar het gewas zich dan moeilijk laat maaien. Als alge mene eisen zou ik daarom willen stellen rassen met een gemiddelde strolengte, vooral stevig stro met een hoge peulzetting en peulên die niet gemakkelijk openspringen. Bij stambonen De problematiek en het praktijkonderzoek bij stambonen (bruine bonen) lopen thans voor een belangrijk gedeelte parallel met de situatie bij de erwten. Ir. van der Beek volstond met het memo reren van twee zwaartepunten bij het stambonen- onderzoek in Zeeland: 1. Onderzoek naar nieuwe oogstmethoden. Met name zijn hierbij betrokken het zwaddorsen van stambonen en het maaien en/of uitschoffelen. Het zwaddorsen van stambonen is mogelijk ge bleken, mits uitgegaan wordt van een voldoende afgerijpt gewas. Maar ook hierbij wordt het sla gen voor een belangrijk deel bepaald door het weer gedurende de periode dat het produkt in het zwad ligt. Slecht weer betekent een lange periode en een grote kans op verliezen en ach teruitgang van de kwaliteit. Bij een vergelijking tussen maaien en uit schoffelen bleek in geval van een wat natte grond maaien aanzienlijk beter te gaan dan schoffelen. Gebruik dient te worden gemaakt van een maaibalk met dubbele messenbalk zon der vingers; waarmee vlak langs de grond ge maaid kan worden. Rijsnelheid dient hoog te zijn, ca 8 a 10 km per uur. Vallen dan nog bonen voor de messenbalk dan verdient het aan beveling een haspel boven de maaibalk te mon teren. In 1967 zal tevens het machinaal uittrek ken van de bonen bij dit onderzoek worden be trokken. 2. Onderzoek naar de mogelijkheden stambonen te zaaien met precisiezaaimachines. Bij dit onder zoek zijn zeer positieve resultaten bereikt. Ondermeer is bij deze precisiezaai het volgende gebleken: plaatsing van het zaad op een voldoende en gelijkmatige diepte. daardoor een snellere en zeer gelijkmatige opkomst. een forsere ontwikkeling van de individuele planten en een gelijkmatiger gewas, dat zich ook beter machinaal laat oogsten. een gunstige invloed op de opbrengst. Van groot belang bij precisiezaai, ook bij bonen, is 't op elkaar afstemmen van de grootte van de bonen en de afmetingen van de cellen en/of gaatjes met bodemplaatjes van het zaai- mechanisme. Zeven van het zaad, ter verkrij ging van een bepaalde fractionering, is daarom beslist noodzakelijk. De vraag of peulvruchten, met name de erwten, zich in het Zeeuwse bouwplan zullen kunnen hand haven, meende ir. Van der Beek positief te moeten beantwoorden, mits aan de reeds genoemde voor waarden kan worden voldaan. Voorts werd door hem een indruk gegeven met welke praktijkonder zoekingen gepoogd wordt tot 'n oplossing te komen van enkele knelpunten bij de teelt van peulvruch ten. De samenwerking daarbij met anderen en met name met de Peulvruchten Studie Combinatie, achtte ir. Van der Beek dan ook onmisbaar en werd door hem bijzonder op prijs gesteld. BI. I|E koolzaadoogst 1967 staat voor de deur en het U Landbouwschap vestigt er de aandacht op, dat de situatie met betrekking tot de afzet en de prijs vorming van koolzaad van de oogst 1967 heel anders zal zijn dan het vorige jaar. Voor de oogst 1966 was een streefprijs vastgesteld van 58,per 100 kg. Deze prijs kon op de markt niet worden gemaakt, zodat ter overbrugging van het verschil tussen de streefprijs en de (vermoedelijke) opbrengstprijs een toeslag werd gegeven van 500, per ha koolzaad. Voor het koolzaad van de oogst 1967 is door de Nederlandse regering destijds een telersprijs vast gesteld van 59,per 100 kg voor Nederlandse door sneekwaliteit. Inmiddels is het besluit genomen be treffende het E. E. G.-oliën- en vettenbeleid, waarvan het koolzaad een onderdeel vormt. Het E. E. G.- systeem, dat per 1 juli 1967 ingaat, betekent dat dit jaar geen hectaretoeslag zal worden gegeven, zodat het door de Nederlandse regering in het vooruitzicht gestelde prijspeil geheel uit de verkoopprijs van het produkt zal moeten komen. In het kader van het E. E. G.-systeem is er een richtprijs van 73,31, geldend voor de gehele ge meenschap en een basis-interventieprijs van 71,13, geldend voor het grootste tekortgebied (Noord-Italië). Hiervan is de voor Nederland geldende interventieprijs afgeleid, welke bij levering franco pand in Rotterdam 68,38 zal bedragen. Hierbij moet worden opgemerkt, dat deze prijzen gelden in het stadium van de groot handel en op basis van Europese standaardkwaliteit die hoger is dan de eerder in Nederland toegepaste standaardkwaliteit. Bij de verwerking van E. E. G.-koolzaad door de olie-industrie, zal een toeslag per 100 kg worden ge geven, ter grootte van het verschil tussen wereld marktprijs en richtprijs, zodat de industrie het kool zaad op basis van het E. E. G.-prijspeil zal kunnen aankopen. Voor het geval de prijszetting op deze basis onvoldoende zou zijn, is er de mogelijkheid om het koolzaad in minimum-hoeveelheden van 100 ton aan het Interventiebureau aan te bieden voor de inter ventieprijs. De interventieprijs van 68,38 in het sta dium van de groothandel (franco Rotterdam) en voor Europese standaardkwaliteit kan worden beschouwd als de bodem in de markt. Bij export naar derde landen, zal een exportresti tutie worden gegeven, om het mogelijk te maken kool zaad op basis van het E. E. G.-prijspeil op de wereld markt af te zetten, o.a. voor vogelvoer en voor zaai- doeleinden. Hoe dit systeem op de binnenlandse markt precies zal uitwerken, is nog moeilijk te zeggen, temeer om dat de regeling in alle details nog niet officieel is ge publiceerd. Men zou er echter vanuit kunnen gaan, dat het eerder door de Nederlandse regering in uit zicht gestelde prijspeil in ieder geval gerealiseerd zal worden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 7