Varkens droog of nat voeren WARM WEER EN EIKWALITEIT llET belangrijkste voedermiddel voor onze landbouwhuisdieren is drinkwater. Zonder voldoende drinkwater verlopen allerlei fysiologische processen niet naar wens en raken bij een tekort ern stig gestoord. Bij mestvarkens komt een onvoldoende drinkwatervoorziening al gauw tot uiting in 'n ver traagde groei en een stijging van de voederconversie. Op vele mestbedrijven heeft de beperkte dikke-brij- methode met goed succes ingang gevonden. Hierbij houdt men meestal de regel aan, dat 1 kg meel met 1,5 a 2,5 1 water de meest gewenste verhouding aangeeft. Met deze voedermethode kan in de gemiddelde waterbehoefte van de dieren worden voorzien. Iedere mester weet echter, dat in deze behoefte vrij grote schommelingen kunnen optreden, bijvoorbeeld als gevolg van temperatuursverandering in de stal. Bij de automatische drinkwatervoorziening regelt het varken de wateropname zelf. Vooral vanwege het gemak en de hygiëne, waarmee bij het voeren kan worden gewerkt, heeft deze methode wijdverbreid ingang gevonden. Het voeder kan daarbij hetzij in aangemaakte vorm of droog (meel of korrel) wor den verstrekt. Dit laatste is meestal het geval. Veel gegevens zijn reeds bekend over 't verschil in groei en voederverbruik tussen varkens gevoerd volgens de beperkte dikke-brij-methode en de onbeperkte meelvoedering met automatische drinkwatervoorziening. Er zijn echter vrijwel geen cijfers beschikbaar over mogelijke verschillen tussen nat voer (dikke brij) en droog voer -f automatische watervoorzie ning, waarbij in beide gevallen een beperkte hoeveelheid voeder wordt verstrekt. BELANGWEKKEND ENGELS ONDERZOEK Het is daarom verheugend, dat onlangs hierover resultaten bekend zijn geworden van een groots opgezet praktijkonderzoek in Engeland onder om standigheden, die grotendeels met de onze verge lijkbaar zijn. Dit onderzoek (R. Braude, J. G. Rowell: Journal Agricultural Science, juni 1966, pag. 325) had de volgende opzet. objekt mengverhouding water meel extra water 1. nat 2U 1 2. nat 4:1 3. droog droog onbeperkt 4. nat IVz 1 onbeperkt Het voer werd in meelvorm verstrekt volgens 'n beperkt voederschema, afgestemd op het levend gewicht. De degelijkheid van de proefopzet moge blijken uit het gegeven, dat iedere methode werd getest met 18 groepen van 610 varkens. In totaal waren er bij deze proef 488 varkens betrokken. Dit geeft aan de uitkomsten, waarvan de belangrijkste hieronder volgen, een hoge mate van betrouwbaar heid. objekt 1. 2. 3. 4. groei per dag (g) 22—54 kg 532 516 501 525 54—88 kg 715 700 663 698 22—88 kg 614 598 576 605 kg meel/kg groei 22—54 kg 2,96 3,02 3,11 3,00 54—88 kg 3,76 3,84 4,02 3.85 22—88 kg 3,36 3,45 3,59 3,44 De cijfers leiden tot de volgende conclusies: le. Het voeren van beperkt droog meel aparte watervoorziening (objekt 3.) geeft een zeer wezenlijke groeivertraging (6 en een stij ging van het voederverbruik (7 t.o.v. het voeren van „aangemaakt" meel (objekten 1.-2.-4.). 2e. Uit de verdere gegevens bleek, dat het al of niet droog verstrekken van meelvoeders geen invloed had op de slachtkwaliteit. Schrijvers geven geen verklaring voor 't achter blijven van de mestresultaten bij droge meelvoede ring. Het is echter waarschijnlijk en door waar neming in de praktijk ook te bevestigen, dat het varken met het opnemen van droog meel aanmer kelijk meer moeite heeft dan met het opnemen van aangemaakt meel. M.a.w. het opnemen van voer kost in het eerste geval meer energie, die aan de produktiviteit van het dier wordt onttrokken. Het gunstig effect van korrelvoedering op groei en voe derconversie t.o.v .meelvoedering berust mogelijk ten dele op hetzelfde verschijnsel. Het is dus niet onwaarschijnlijk, dat het nadelig effect van droog meel op groei en voederconversie geheel of ten dele kan worden opgeheven door het voer in korrel vorm aan de dieren te verstrekken. In een binnen kort op te zetten proef op de „Schothorst" zal het effect van het al of niet droog gerantsoeneerd voe ren van varkens zowel bij korrels als meel nog nader worden onderzocht. SAMENVATTING Blijkens een uitgebreid Engels onderzoek leidt het beperkt droog voeren van varkens (naast on beperkt drinkwater) tot een belangrijk hogere voe derconversie en lagere groei t.o.v. aangemaakt voer. De oorzaak van deze verschillen zijn niet geheel duidelijk, doch moet waarschijnlijk gezocht worden in het feit, dat het varken met het opnemen van droog meel meer moeite heeft dan met het opnemen Aantal biggetjes. van aangemaakt voeder. Dit pleit ervoor om zo mogelijk het voeder in korrelvorm aan de varkens te verstrekken en anders bij het beperkt voeren van meel, dit vooraf met water aan te maken. Stichting C.L.O.-controle, Ir. E. G. J. BRUGGINK VERKLARING VAN Dr. S. L. MANSHOLT Op 1 juli is de gemeenschappelijke landbouw markt een feit voor granen, varkens, eieren, ge vogelte en vetten. Dat is een belangrijk moment. Wij hebben daarmee weer een van de etappes ach ter ons die moeten worden afgelegd om te komen tot volledige economische integratie. De Gemeenschap is hiermee binnen de termijn gebleven die in het E.E. G.-verdrag was vastge steld. Dat is verheugend, omdat daaruit blijkt dat er ondanks de bestaande politieke tegenstellingen nog voortgang kan worden gemaakt. Maar aan de andere kant is het niet meer dan een etappe. Dat wil zeggen dat er nog heel veel blijft te doen. Laat ons hopen dat de zes landen het elan terugvinden, dat zij de politieke tegen stellingen overwinnen en dat zij daarmee de weg weten te vervolgen die werkelijk grote staatslie den tien jaar geleden hebben gewezen. S. L. MANSHOLT. ANLANGS vond een gesprek plaats met prof. dr ir P. Schoorl, die aan de afdeling Verwerking speciaal belast is met de onderzoekingen betref fende consumptie-eieren. Daaruit kwamen een aantal belangrijke feiten naar voren. Feiten die een ieder aangaan die met de produktie en de be en verhandeling van consumptie-eieren te maken heeft, en die bovendien van bijzonder belang zijn in de warmere periode van het jaar. Wat de inwendige kwaliteit van de eieren be treft is het goed te weten dat hogere temperaturen in de zomermaanden een sterke invloed in ongun stige zin op die kwaliteit uitoefenen. Een ei ver oudert bij hogere temperaturen aanzienlijk snel ler en het verse karakter (mooie hoge dooier, veel dikwit en weinig dunwit, kleine luchtkamer) gaat snel verloren. Daarom is het op de produktiebe- drijven zaak de eieren vaak te rapen. Het mini mum aantal malen moet op twee, liever nog drie keer per dag worden gesteld. Als 's ochtends om 7 a 8 uur voor de eerste keer wordt geraapt is al ongeveer 50 van de eieren gelegd en is er van hoge temperaturen nog geen sprake. Voor dat de middag aanbreekt, om ca 11 uur, kan dan een tweede keer worden geraapt en is rond 75 van de eieren van die dag binnen. De laatste maal kan om ongeveer 4 uur 's middags worden geraapt. Het rapen zelf kan het beste geschieden op trayes, de bekende eierbladen. De eieren staan dan meteen op hun plaats en kunnen zonder meer in een koe le ruimte worden weggezet. Emmers zijn uiter aard uit den boze, daar de nauwe toeloop een hoog percentage kapotte eieren oplevert. Draad manden kunnen wel goed worden gebruikt, ook om de eieren in weg te zetten. Overbrengen in de kisten vergt echter een extra handeling en geeft dus meer kans op rammelaars en knpuzen. Deze beide soorten eieren zijn eigenlijk verloren. Kneuseieren zonder meer, maar de rammelaars kunnen in de eerste plaats heel makkelijk over gaan in kneuzen en voorts treedt er door de haar- scheuren verlies van vocht op. Het gewicht neemt dus af, de luchtkamer wordt groter enz. enz. IYE eieren dienen direkt na iedere keer rapen in een aparte koele ruimte b.v. een kelder of spe ciale bewaarplaats te worden weggezet. Ze mogen zeker niet in het hok of in de voerruimte blijven. Het waarom hiervan behoeft na het bovenstaande nauwelijks toelichting. De verdere zorg voor de eieren beperkt zich dan tot het sorteren en afleveren. Het is gezien de genoemde feiten uiteraard van belang vaak, d.w.z. minstens tweemaal per week eieren af te leveren. Bij het inpakken hiervoor is er gelegenheid de eieren te sorteren, d.w.z. de vuilschaligen te schei den van de schone eieren (betekent een hogere prijs) en de erg grote eieren, zoals 'dubbeldooiers e.d.) apart te houden voor de bovenste laag. On der in de kisten gaan deze gegarandeerd stuk. Dat er verpakkingsmateriaal van goede kwaliteit moet worden gebruikt, dat tevens schoon is, spreekt voor zichzelf. Naast hetgeen er over de inwendige kwaliteit van eieren is gezegd, val er in dit zelfde verband nog wel het een en ander op te merken over de kwaliteit van de eischaal. Een sterke schaal is van belang om het ei heel te houden. Maar een schaal van goede kwaliteit beschermt ook het inwendige van het ei tegen kwaliteitsver lies. Zorg dus voor goede eischalen, d.w.z. neem en controleer al die maatregelen die de vorming van een goede schaal in de hand werken. Ga dus na of de dieren voldoende grit krijgen en ook op nemen. Overtuig u ervan dat als een geheel volle dig voer wordt gebruikt, dat daarin voldoende kalk aanwezig is. Let op de voorziening met vita mine D. Een gevaar kan ook zijn dat bij automa tisch voeren de installatie niet goed is afgesteld Instituut voor de Pluimveeteelt - „Het Spelderholt". Afd. Verwerking of hapert, waardoor ontmenging op kan treden. AVERIGENS spelen nog tal van andere factoren in op de kwaliteit van de schaal. De leeftijd van de hen speelt een rol, als ook de temperatuur van de omgeving, beide in nadelige zin. Als het ouder worden der dieren en het vorderen van hun legperiode samenvalt met de warmere zomer maanden zullen deze twee invloeden elkaar ver sterken en is er extra gevaar voor zwakkere eischalen. Invloed hierop is wel degelijk uit te oefenen en wel via de geboortedatum van de te gebruiken hennen. Als de kuikens in het najaar worden opgezet valt het begin van de leg van de jonge hennen in het voorjaar en in de zomer en eindigt de produktie het volgende voorjaar vóór dat de hogere temperaturen optreden. Er zal dan minder zorg behoeven te zijn om de nu vaak nog voorkomende „kwalen" als schaaldikteverminde- ring, toenemende porositeit (dus meer verdam ping en gewichtsverlies, grotere kans op breuk, lagere inwendige kwaliteit (meer dunwit, grotere luchtkamer). Tegen een aantal factoren die naar bekend een ongunstige invloed op de schaalkwaliteit uitoefe nen is helaas betrekkelijk weinig te doen. Het be treft hier o.a. ziekten tijdens de opfok die een nadelige invloed hebben, wat zich o.m. uit in dunne schaalpunten, kalkkoppen e.d. Over andere factoren zoals toepassing van antibiotica is zelfs zeer weinig bekend. Het is zo dat doorgaans alleen gesproken kan worden van ongunstige werkende factoren. Kwaliteitsbevorderende invloeden zijn niet of nauwelijks aan te wijzen. Al met al is het dus zaak datgene, waarvan be kend is dat het bijdraagt tot het ontstaan en het behoud van een goede algehele eikwaliteit (zowel inwendig als uitwendig), steeds zoveel mogelijk toe te passen. Elke nalatigheid in dit opzicht be tekent vrijwel zeker een verlies aan eikwaliteit. De tegenwoordige produktieomstandigheden en bedrijfsresultaten zijn er echter bepaald niet naar om zich dergelijke risico's te kunnen veroorloven.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 6