Het landschap.
onze tuin?
ordening
Wist U dat
4
VERWERKINGSTOESLAG VLAS OOGST 1967
VERHOOGD
De minister van Landbouw en Visserij heeft de
verwerkingstoeslag voor vlas van de oogst 1967
vastgesteld op 232 per ha in Nederland verwerkt
vlas. Voor de oogst 1966 bedroeg deze toeslag 200
per ha.
De verhoging van het toeslagbedrag met 32 per
ha moet worden bestemd voor de financiering van
een aantal onderzoekingsobjekten in de vlassektor,
gericht op de ontwikkeling van rationeler bewer
kingsmethoden.
Het Bedrijfschap voor de Vlasindustrie, dat met
de uitbetaling van deze toeslag is belast, zal t.z.t.
voor dit verleende extra toeslagbedrag oogst 1967
een nadere bestemming aanwijzen.
VOORLICHTING: ALLE ZEILEN BIJZETTEN
„Nederland telde in 1964 21.600 boerenbedrijven,
waar één tot vier mestvarkens werden gehouden.
Twee jaar later was dit aantal teruggelopen tot ruim
18.000. Ons land had in 1964 680 bedrijven met
meer dan 100 varkens, maar in 1966 was dit aantal
al vergroot tot 1.564". Hierop wees de directeur-
generaal van de landbouw, ir. J. W. Wellen, in zijn
openingstoespraak bij de officiële ingebruikneming
van het nieuwe fabrieksgebouw van de Coöpera-
teve Stichtse Olie- en Lijnkoekenfabriek (S.O.L.) in
Utrecht. Ir. Wellen zei dat er in de hele Nederlandse
landbouw een snelle ontwikkeling op het gebied
van de bedrijfsvoering en -omvang is waar te
nemen. Sommige grote boeren zijn in zakelijk op
zicht al zo modern, dat de voorlichting op land
bouwgebied alle zeilen moet bijzetten om hen nog
iets nieuws te kunnen vertellen. Hij constateerde
een toenemende belangstelling naar grotere en
modernere opzet van de landbouwbedrijven.
De provincie Utrecht, aldus de directeur-gene
raal, heeft nu ruim 3.600 boeren met één of meer
mestvarkens, terwijl er in deze provincie in totaal
ongeveer 120.000 varkens zijn. In de toekomst zul
len wellicht 600 bedrijven deze 120.000 varkens
kunnen houden. Ook in de pluimveehouderij be
staat er een streven naar grotere eenheden, zo zei
Ir. Wellen, die eraan toevoegde, dat het stichten
van grote en permanente bedrijfsgebouwen voor de
rundveehouderij volgens hem achterwege moet
blijven. Een dergelijke bouwwijze is reeds lang ach
terhaald door de huidige bouwmethoden.
Hij was van mening, dat instellingen als de S.O.L.
een steeds belangrijker plaats in de Nederlandse
landbouw zullen gaan innemen. Specialisatie en een
goed structuurbeleid spelen in deze bedrijven even
eens een grote rol. „De nieuwe fabriek van de
S.O.L is een prachtig voorbeeld van moderne aan
pak aldus de directeur-generaal, die erop wees
dat hierdoor goede diensten aan de individuele
boer kunnen worden verleend, terwijl bovendien
een onverbrekelijke samenwerking en planning met
de boeren ontstaat.
COPA OVER RESULTATEN KENNEDY-RONDE
De COPA, het overkoepelend orgaan van de
landbouworganisaties in de E.E.G.-landen, zegt in
een verklaring ten aanzien van de reèultaten van
de Kennedy-ronde onder meer het ten zeerste te
betreuren, dat de concessies van de E.E.G. in de
agrarische sector gedaan zijn zonder wederkerig
heid wat de betrokken produkten betreft en zonder
waardevolle tegenprestaties in andere takken van
de landbouwproduktie. Dit is niet in overeenstem
ming met het mandaat van de Raad van juli 1966 en
valt daar buiten. De COPA vraagt de Commissie
en de Raad daarvan de consequenties te aanvaar
den opdat de organisatie en de financierng van de
agrarische marktstelsels er geen enkel nadeel van
zullen ondervinden. De COPA onderstreept wat dit
betreft in het bijzonder de gevolgen voor de vee
houderij in de E.E.G.de verplichtingen welke in de
rundveesector zijn aangegaan zullen nagekomen
moeten worden.
BINNENKORT GEEN RIJKSGOEDKEURING
MEER NODIG VOOR
AGRARISCHE GEBOUWEN
In de Regeringsverklaring op 18 april 1967 van
het nieuwe kabinet zijn maatregelen in uitzicht ge
steld, die een snellere afdoening van bouwplannen
mogelijk moeten maken. De Regering bedoelt daar
mede een bijdrage te leveren tot verhoging van de
bouwproduktie in ons land.
Dezer dagen is dan ook een beschikking van de
Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Or
dening te verwachten, die bepaalt dat binnenkort
rijksgoedkeuring niet meer nodig zal zijn voor de
bouw, de verbouwing, de uitbreiding, e.d., van be
paalde categorieën bouwwerken. Met ingang van
1 juli 1967 zal dan o.m. de bouw van boerderijen
en andere agrarische (bedrijfs)gebouwen niet meer
gebonden zijn aan de tot dat tijdstip vereiste rijks
goedkeuring.
De in september vorig jaar benoemde hoogleraar
in de Landschapsarchitectuur aan de Landbouw
hogeschool, Prof. Ir. M. J. Vroom, sprak onlangs
een inaugurele rede over Het landschaponze
tuin Daarin wees hij er onder meer op dat het
landschap aan voortdurende wijzigingen onder
hevig is. De stedelingen evenwel willen het land
schap graag in haar oorspronkelijke staat behou
den zij willen er hun tuin zien, die bij hun woning
ontbreekt. Het ligt voor de hand, dat tegengestelde
belangen gemakkelijk tot 'n conflictsituatie leiden.
Een landschapsarchitect moet echter de mogelijk
heden van een toekomstige landschapsopbouw
doorzien en daarmee bij het scheppen van nieuwe
landschapsbeelden rekening houden. Prof. Vroom
kwam in zijn rede o.a. tot de uitspraak „Het op
grote schaal toepassen van beplantingenzoals
in sommige streekplannen is geschied, met als
voornaamste oogmerk het afweren, doen verber
gen van fabrieken, kassen, zomerhuisjes en wat
dies meer zij, heeft in principe een nivellerende
werking op het landschapsbeeld. Het landschap
wordt hierdoor eerder armer dan verrijkt, hoewel
het tegengestelde werd bedoeld. Dergelijke af
werende standpunten werken remmend op toe
komstige ontplooiingen, zijn een bron van onbeha
gen en zijn alleen door een vergaand stelsel van
verbodsbepalingen te verwezenlijken.
Deze professorale uitspraak maakt het er niet ge
makkelijker op voor onze planologen en andere
hierbij betrokken instanties. Velen kennen reeds
uit ervaring de moeilijke weg die gegaan moet
worden om toestemming tot de bouw van kassen,
het verbouwen van schuren en dergelijke te ver
krijgen. Zelfs als ze voldoende gecamoufleerd zijn
of zullen worden
Interessant in dit verband is het vervolgadvies
dat de (landelijke) Raad van Advies voor de
Ruimtelijke ordening heeft uitgebracht met betrek
king tot de tweede nota over de ruimtelijke orde
ning in Nederland. In het advies staat voor wat
betreft de gespecialiseerde agrarische bebouwing
(mesterijen, fokkerijen, bollenschuren en derge
lijke) in landschappelijk aantrekkelijke gebieden,
dat de raad bijzondere maatregelen gewenst en 'n
zorgvuldige inpassing in het landschap geboden
acht. In bepaalde gevallen zal geordende concen
tratie noodzakelijk zijn en voor grote eenheden
deze concentratie dan in afzonderlijke bouwstro-
ken.
De eventuele wenselijkheid van afschermende
beplanting valt hierbij, afhankelijk van de concrete
verhoudingen van landschap en bebouwing te be
oordelen.
Het gaat bij deze bedrijfsvormen, aldus de Raad
van Advies, om structuurveranderingen in de land
bouw, die nieuwe levenskansen opleveren (en als
zodanig een positieve beoordeling verdienen) maar
die tevens een nieuwe benaderingswijze vragen. In
feite hebben de ontwikkelingen geleid naar een
grensgebied tussen landbouw en industrie. Ook de
hierop toe te passen normen zullen dienovereen
komstige verschuivingen moeten ondergaan. Zo zal
ook hier, evals voor de industrie, aanvaard moe
ten worden, dat niet het bezit van eigen grond in
agrarisch gebied alleen bepalend kan zijn voor de
vestigingsmogelijkheden, doch dat voor de hier-
bedoelde bedrijven bepaalde gebieden worden aan-
gewezen. Een en ander brengt met zich mee, dat
het dan ook mogelijk moet zijn om agrarisch gron
den ten behoeve van de (agrarische) bestemmin
gen, als waar het hier om gaat, te onteigenen, b.v.
sub-marginale gronden voor fokkerijen of grasland
voor kassengebieden. Dit vereist een verdergaande
planologische differentatie in de agrarische be
stemmingen. Het maakt echter een punt van on
zekerheid uit, of artikel 10 van de Wet op de Ruim
telijke Ordening, dat bepaalt, dat bij bestemmings
plannen gegeven gebruiksvoorschriften geen eisen
mogen bevatten met betrekking tot de structuur
van agrarische bedrijven, op dit punt geen moei
lijkheden oplevert. De raad acht het voor een
goede inrichting van het agrarisch gebied dringend
gewenst, dat de gesignaleerde onzekerheid plaats
maakt voor de ondubbelzinnige mogelijkheid tot
het verwerkelijken van gedifferentieerde bestem
mingen als hier beoogd. Vooralsnog kan de diffe-
rentatie wellicht enigszins worden bereikt door
het opnemen van bepalingen in de bestemmings
plannen omtrent de grootte van de bouwperce
len.
De Raad vraagt zich dan ook af of er geen be
hoefte bestaat aan grotere plangebieden over de
grenzen van meerdere provincies heen.
Wij moeten volstaan met deze passages uit de
nota. Overigens acht de Raad voor verschillende
onderdelen van de aangesneden problemen nadere
uitwerking en studie vereist. We zullen er dan ook
t.z.t. wel meer over vernemen
DR in één week zoveel gebeuren kon als in de
week die afgelopen is op het moment dat
we dit artikeltje schrijven
Een week geleden was het kleine Israël omringd
van zwaar bewapende, het met vernietiging bedrei
gende vijanden. De numerieke overmacht was
enorm en meermalen hoorden we de uitdrukking:
„Als de westerse mogendheden Israël niet daadwer
kelijk te hulp komen, ziet het er bijzonder slecht
uitf'.
Ongetwijfeld stond Israël als klein land tegen
over een enorm aantal tegenstanders en zo bezien
dreigde de ondergang.
Opvallend was de enorme nervositeit van vrijwel
de gehele wereld tegenover de betrekkelijke rust
van het kleine bedreigde land.
Nu zijn we één week verder en nu liggen de be
dreigers van Israëls vrijheid en bestaan zieltogend
ter aarde.
De trotse woorden van Egypte's president, vol
dreiging, zijn in het tegendeel omgeslagen. Van be
dreiger werd hij bedreigde. Hij leed een smadelijke
nederlaag en als de politieke wereldsituatie dit niet
verhinderde, zou de mogelijkheid reëel zijn dat Is
raël nu niet uit, maar naar Egypte toog.
Ook Jordanië heeft voor zijn strijd met Israël
zwaar moeten boeten. Koning Hoessein's tocht naar
Egypte is wel bijzonder slecht afgelopen. Deze
situatie herinnert aan een zeer oude geschiedenis.
Eens, ruim 2500 jaar geleden, bedreigde een Assy-
rische maarschalk met brallende woorden Israël.
Er was toen een politieke richting in Israël die steun
zocht bij Egypte waarmee de Assyrische maar
schalk de spot dreef met de volgende wóórden„Gij,
Israëlieten, vertrouwt op de gebroken rietstaf, op
Egypte, welke (rietstaf) zo iemand op hem leunt in
zijn hand zal doordringen en die doorboren" (2 Kon.
18 21).
Hoessein's steunen op (of steun verlenen aan)
Egypte zou Jordanië wel eens meer kunnen kosten
dan een doorboorde hand. Als de Noorderburen, de
Syriërs, verstandig handelen en van verdere strijd
afzien, komen ze er wellicht nog het minst slecht af.
70 is in één week tijds het beeld van het Mid-
den-Oosten totaal gewijzigd. O.i., maar we
zijn weinig politiek geschoold, zal dit ook invloed
hebben op het politieke wereldbeeld.
Nu is de sympathie voor het dappere Israël in het
Vesten vrij algemeen. Dat Westen dat na Wereld
oorlog II bepaalde garanties gaf voor Israëls volks
bestaan en dat nu het er op aan kwam dit kleine
volk zelf de kastanjes uit het vuur liet halen, heeft
tegenover Israël een ereschuld. Dit wordt gelukkig
ook allerwege zo gevoeld en daarvandaan de steun-
actie voor Israëls economisch herstel. Ook in ons
land. De minister van Financiën heeft toegezegd
dat giften voor Israël onder de gewone giftenrege
ling zullen vallen en dus voor de inkomstenbelas
ting aftrekbaar zullen zijn. Men dient dan voor
schriftelijk bewijs te zorgen. Een gift in collectebus
of kerstpot kan men niet bewijzen, girostorting of
overmaking per bank wel. Deze aftrek voor de In
komsten- (en Vennootschapsbelasting) kan belang
rijk zijn.
We vermelden hier gemakshalve voor onze lezers
nogmaals het gironummer van de
COLLECTIEVE ISRAEL ACTIE, NO. 23434,
AMSTERDAM
Onze Zeeuwse boeren zullen ook hier niet willen
achterblijven.
f^AAT dus onze sympathie naar Israël uit, dat
o.i. alleen uit noodweer vechten ging en daar
mee zelfs zo lang mogelijk heeft gewacht, dit houdt
niet in dat het leed der verslagen volken ons onbe
roerd zou laten. Allerminst. Wat wist en weet een
eenvoudige, wellicht analfabetische Egyptische boe
renzoon van de grenzen van de Soedan, van de
wereldpolitiek en de betekenis der olie in het Mid
den-Oosten?
Thans ligt hij wellicht zwaar verminkt in een of
ander ziekenhuis. Ook aan deze jonge man is ons
westers bloedplasma goed besteed.
Ook met hun leed en dat van hun verwanten en
die van de gesneuvelden zijn we begaan.
We besluiten ons artikeltje, dat stellig wat uit
de gewone toon valt, met de wens dat deze korte en
felle oorlog de aanleiding zal kunnen zijn tot een
meer duurzame vrede in het Midden-Oosten. De
volkeren van het Midden-Oosten moeten om de
conferentietafel en dan niet als schetterende over
winnaar enerzijds en wraakzwerende vernederde
overwonnene anderzijds, maar als buurlanden die
elkaar hun plaats onder de zon gunnen.
Eer het zover is, zal er nog heel wat water door
de straat van Tiran stromen, maar wereldpolitiek
bedrijven is meer dan een dagtaak.
MEIJERS.