VOORKOM
kwaliteitsverlies
bij de
vlasoogst
4
10
Ir. J. C. FRIEDERICH
Consulent voor de handelsgewassen
P.A.W. Wageningen.
GOED OVERLEG IS HET HALVE WERK
Ook als men zelf trekt, maar zeker als men een
loondorser inschakelt die het perceel niet kent,
zal het gewenst zijn het perceel eerst even te be
kijken. Een hoge onder vrucht, veel onkruid (riet,
tarwe-opslag en wilde boekweit), sterke verschil
len in standdichtheid en oneffenheden van de
grond, maken nu eenmaal een andere instelling
van de torpedo's noodzakelijk dan een mooi gelijk
matig, rechtstaand en onkruidvrij gewas.
Voorts dient men de vorm van het perceel na
te gaan om, vooral bij gelegerd vlas, de rijrichting
te bepalen. Een voorplukker is vooral met voor
deel te gebruiken bij het kanten plukken, het pluk
ken van geertips en afgelegen hoeken van het per
ceel. Het overige gedeelte (rechthoekige blokken)
wordt met een getrokken vlastrekmachine ge
oogst, waarbij men het beste rondom trekt.
WANNEER EN HOE TREKKEN WIJ HET VLAS
a. Zodra het vlas vochtig is en de riemen gaan
slippen, dient men met het trekken te stoppen.
Dit kan het geval zijn: 's ochtends vroeg,
's avonds laat en bij vochtig weer of onrrijp
vlas Een zwaar perceel of een perceel met
een hoge ondervrucht of veel onkruid blijft
lang vochtig en eist geduld. Het vlas moet dus
in droge toestand worden getrokken.
b. De trekriemen dienen goed gespannen te zijn.
Te strak gespannen riemen beschadigen de
vlasstengel, te slap gespannen riemen laten te
veel vlas staan. Tijdens het plukken dienen,
vooral bij zonnig weer, de trekriemen van tijd
tot tijd te worden bijgesteld.
c. Voor het verkrijgen van goede en regelmatige
schoven moet de binder goed- zijn afgesteld,
hetgeen zorg en technisch inzicht vraagt. Het
verdient aanbeveling in het begin even mee
te lopen, teneinde na te gaan of er geen op
stoppingen en slordige bossen ontstaan en het
uitwerpmechanisme goed functioneert.
De band dient voorts op de juiste hoogte te
worden aangebracht. Een te laag aangebrach
te band bevordert het inregenen: een te hoge
band veroorzaakt het aan elkaar blijven haken
van de schoven en een te strakke band geeft
meer kans op broei en belemmert het drogen.
De omvang van de band bedraagt gemiddeld
80 cm, terwijl de schoof dan gemiddeld 8,5 kg
weegt, na droging ca. 4,5 kg.
RIJSNELHEID
De rijsnelheid moet in overeenstemming zijn met
de treksnelheid en de capaciteit van de binder en
hangt in sterke mate af van de standdichtheid van
het gewas. Elk perceel vereist zijn eigen rijsnelheid
en afstelling van de machine, hetgeen een kwestie
van ervaring is. Als gemiddelde geldt dat bij een
rijsnelheid van gemiddeld 6 km per uur de gelijk
heid van de voet van de schoof en de uniformiteit
van de schoof weinig te wensen zullen overlaten.
Een zware, droge grond trekt moeilijker dan een
vochthoudende zavelgrond, terwijl Fibr^ doorgaans
iets moeilijker trekt dan Wiera of Reina.
Nu over het algemeen de stand van het vlas een
oogst van goede kwaliteit doet verwachten, indien
het weersverloop ons althans gunstig gezind blijft,
is straks de nodige zorg bij het trekken van vlas
zeker de moeite waard. Immers, regelmatige en
goed gebonden schoven geven het minste verlies
bij de latere verwerking en verlagen de produktie-
kosterx Hiertoe is het van belang om de volgende
punten nauwkeurig in acht te nemen.
TIJDSTIP VAN TREKKEN
Omdat het vlasareaal zo sterk is ingekrompen
is er geen enkele reden om te vroeg met het trek
ken te beginnen: er zijn immers voldoende vlas-
trekmachines beschikbaar. Te vroeg getrokken vlas
geeft spoedig kans op broei en kwaliteitsverlies
en een daling van de stro- en zaadopbrengst. Aan
gezien het te verwachten is dat de vraag naar stro-
vlas en zaaizaad groter zal zijn dan het aanbod,
zal elke opbrengstverlaging dus dubbel nadelig tel
len. Men trekke het vlas dus niet alvorens de sten
gel voor minstens de helft tot twee derde is opge
schoond en een geel-groene kleur heeft.
Het vlas is zeer gevoelig voor een zorgvuldige
behandeling op het juiste tijdstip. Bij de werkver
deling zal men rekening dienen te houden met de
tijd die nodig is voor het trekken, hokken en schel
ven van vlas; de oogst van andere gewassen zal
eventueel zelfs even moeten wachten. Globaal kan
men stellen dat men per hectare normaal vlas(incl.
het kanten plukken) de volgende tijd nodig heeft:
voor het trekken 5 manuren, het hokken 7 man
uren en het schelven 9,5 manuren.
Het spreekt vanzelf dat het trekken van zwaar
gelegerde percelen meer tijd kost. Deze percelen
moeten, vooral indien het vlas tot rotting dreigt
over te gaan, eerder worden getrokken. Dit geldt
ook voor percelen die door botrytis of zwartstip
zijn aangetast. Het maken van kleine schoven, voor
al indien dan ook nog een hoge ondervrucht als
klaver of veel onkruid aanwezig is, is dan dringend
noodzakelijk.
Onder ongunstige weersomstandigheden zal bo
vendien een regelmatige controle op eventuele
broei noodzakelijk zijn.