1 juni 1967
Inwerkingtreding zaaizaad- en plantgoedwet
Rekening en verantwoording Landbouwschap over 1966
Wist U dat
9
IN het najaar van 1966 werd het ontwerp Zaaizaad- en Plantgoedwet tot wet verheven. Ook werd bij wet
het Internationale Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (Conventie van Parijs) goedgekeurd.
Deze maand zijn de nodige uitvoeringsvoorschriften in het Staatsblad of in de Staatscourant verschenen.
De wet is 1 juni in werking getreden.
Deze wet, die het Kwekersbesluit 1941 vervangt, voorziet in de mogelijkheid, dat kwekers van nieuwe plan-
tenrassen een zekere tijd daarover met uitsluiting van anderen kunnen beschikken, d.w.z. dat anderen voor
het gebruik van het nieuwe ras de toestemming van de kweker (licentie) behoeven. De duur van deze bescher
ming, die onder de naam kwekersrecht wordt verleend, bedraagt 20 jaar. Voor enkele gewassen, o.m. aard
appelen wordt gedurende 25 jaar beschermnig verleend.
VOORTS bevat deze wet regelen voor de handel in voortkwekingsmateriaal, als zaden, pootgoed, plantgoed,
stekken, enten, etc. Onder meer wordt voorzien in keuring van het materiaal, dat aan bepaalde eisen
van gezondheid en kwaliteit (o.a. kiemkracht) moet voldoen.
De bindende rassenlijst voor landbouwgewassen wordt 1 januari 1969 afgeschaft Hierna zullen er alleen
aanbevelende rassenlijsten zijn, zoals die ook nu reeds bestaan. Mogelijk komt echter een Europese Rassenlijst
in de komende jaren gereed met een meer of minder bindend karakter.
De Kwekersconventie zal door ons land dezer maanden worden geratificeerd. Minstens drie landen moeten
bekrachtigd hebben, wil de Conventie in werking kunnen treden. Het ziet er naar uit, dat Nederland als
tweede land na Engeland zal. ratificeren. Verwacht wordt, dat West-Duitsland of Frankrijk aan het eind van
dat jaar of begin volgend jaar zullen bekrachtigen, zodat de Conventie in de eerste helft van 1968 in werking
zou kunnen treden.
IIET dagelijks bestuur van het Landbouwschap heeft de rekening en verantwoording van inkomsten en uit
gaven in 1966 ter vaststelling aangeboden aan het bestuur.
De inkomsten van het Landbouwschap bedroegen in 1966 10.208.755,24 (begroot was ƒ8.959.800,De
uitgaven beliepen een bedrag van ƒ8.024.645,69 (begroot was ƒ8.747.450,Het jaar 1966 wordt dus afge
sloten met een voordelig saldo van ƒ2.184.109,55.
De hogere inkomsten zijn ontstaan onder meer als gevolg van een hogere opbrengst van de heffingen
489.200,inkomsten uit afgesloten begrotingsjaren^ 330.850,en het saldo uit vorige begrotingsjaren
447.070,—).
De lagere uitgaven zijn onder meer het gevolg van lagere secretariaatskosten 520.700,lagere huis-
vestïngs- en bureaukosten 207.950,minder diensten door derden 227.900,en lagere rentekosten
30.000,Hier staat echter nog een bedrag van 308.900,tegenover aan uitgaven ten laste van afge
sloten begrotingsjaren.
IIET dagelijks bestuur wil het voordelig saldo toevoegen aan de algemene reserve bedroeg eind 1965
ƒ3.639.000,Door deze toevoeging zou dit gebracht worden op 5.823.207,96. Over de periode 1954
1965 is het Landbouwschap er niet in geslaagd jaarlijks zoveel te reserveren als wel gewenst is voor de voor
financiering van het Landbouwschap. Telkenjare moet het Landbouwschap immers ter overbrugging van de
periode die verstrijkt tussen het uitzenden van de heffingsaanslagen en het binnenkomen van de heffings-
gelden geld lenen. Dit kostte steeds een aanzienlijk bedrag aan rente en bankkosten. Bij een reserve van
voldoende omvang wordt dit vermeden.
Wat de Bijzondere Diensten betreft kan worden opgemerkt, dat het nadelig saldo van de Dienst Garantie
regeling en Exportbevordering Pootaardappelen in het begrotingsjaar 1966 geheel is verdwenen. Er kon een
overschot worden gevormd, dat bij handhaving van het huidige heffingsbedrag de basis kan zijn voor de
opbouw van een reserve van redelijke omvang.
GROEIENDE ACHTERSTAND
BELGISCH AGRARISCH INKOMEN
De achterstand van het boereninkomen in België
ten aanzien van de verdiensten in andere sectoren
van de economie (arbeiders en ambtenaren) is
vorig jaar opnieuw groter geworden. In 1965 was de
verhouding 75 tot 100 in het nadeel van de boeren
stand, in 1966 is dat 65 tot 100 geworden, zo heeft
het bestuur van de Belgische Boerenbond in Brus
sel verklaard op de jaarlijkse algemene vergadering
van de organisatie.
In het nieuwe program wordt verklaard, dat een
dringende herziening nodig is van de Europese
prijzen die voor een aantal belangrijke landbouw-
produkten zijn vastgesteld, aangezien de produktie-
kosten sterk zijn gestegen. Voorts meent de bond
dat de Belgische regering 't landbouwinvesterings
fonds doelbewust moet gebruiken voor verdere ra
tionalisatie, concentratie en het uitbouwen van het
commercialisatie-apparaat op coöperatieve basis.
De bond heeft ernstige bezwaren tegen het ge
deelte van het E.E.G.-Landbouwfonds, dat is gericht
op verbetering van de landbouw. Men vreest dat dit
geld vooral gebruikt zal worden voor het stimu
leren van nieuwe concurrentie door ontwikkeling
van Italiaanse en Zuidfranse landbouwgebieden.
Het program noemt de strijd tegen de grond-
speculatie een nationaal belang. Er ligt rondom de
grote steden in België zeker 800.000 ha grond braak
als gevolg van speculatie. De prijzen worden zo
hoog opgedreven dat de mensen steeds verder van
de steden grond voor hun woningbouw moeten zoe
ken, waardoor meer dan nodig en redelijk is beslag
wordt gelegd op landbouwgrond. In dit verband
wordt de lintbebouwing in België een ware plaag
genoemd, wettelijke voorzieningen maken het mo
gelijk dit euvel tegen te gaan, doch de gemeente
besturen blijken vaak te dicht bij de belanghebben
den te staan om afdoend te kunnen optreden, aldus
dit programmapunt.
TE WEINIG VISIE?
Dezer dagen werden de jaarlijkse tuinbouwdagen
gehouden van de direktie Tuinbouw van ministerie
van Landbouw en Visserij. Daar werd o.m. het
woord gevoerd door de direkteur-generaal van de
Tuinbouw, ir. A. de Zeeuw. Deze behandelde
speciaal de problemen rond oogst en afzet van tuin-
bouwprodukten en hij maakte daarbij ook enkele
opmerkingen over de veranderingen die zich vol
trekken bij het veilingwezen. Dit betrof in de eerste
plaats de samenwerking die er kan komen tussen
het Centraal Bureau van de Tuinbouwveilingen en
de exporteurs van groenten en fruit. Ir. De Zeeuw
zei hierover: ,,Deze stap van de exporteurs, waar
door zij sterker dan voorheen aan de veilingen
worden verbonden, getuigt niet alleen van moed,
maar ook van visie op de toekomst van hun eigen
bedrijf.
In schril contrast hiermede staat het langzame
verloop van het concentratieproces in het veiling
wezen zelf. Waarom hier niet dezelfde visie en de
zelfde moed, om het afzetapparaat beter af te stem
men op de te verwachten ontwikkeling?
Helaas blijken velen de voordelen van de fusie
die op langere termijn tot een betere afzetstruktuur
zal leiden, niet voldoende te onderkennen. Met na
druk wil ik erop wijzen, dat de wijzigingen in de
afzetstruktuur, waarbij veilingen en exporteurs
meèr zullen samengaan, fusie van veilingen in de
naaste toekomst nog urgenter maken dan thans het
geval is".
HET REGISTRATIERECHT BIJ OVERDRACHT
VAN BEDRIJVEN EN GRONDEN
Afschaffing van het registratierecht ter zake van
de overdracht van land- en tuinbouwgronden, al of
niet met bedrijfsgebouwen, vereist een wijziging van
de bepalingen der Registratiewet 1917, welke eerst
na grondige bestudering van alle hieraan verbonden
facetten ter hand zou kunnen worden genomen. Al
dus de ministers van Landbouw en Visserij en van
Financiën na schriftelijke vragen tot hen gericht.
Het registratierecht bedraagt 5 over dé verkoop
waarde (of over de contraprestatie, als deze hoger
is). Deze heffing heeft niet plaats als het onroerend
goed krachtens erfrecht op de erven overgaat.
Hoewel een soepele waardebepaling van land
en tuinbouwbedrijven is voorgeschreven, ontken
nen de bewindslieden niet, dat de heffing in de
praktijk een rem kan zijn voor overdracht van die
bedrijven bij leven door de ouders aan de kinderen.
De belastingheffing ter zake van de overdrarht
van onroerend goed in het algemeen maakt een
punt van studie uit in het kader van de in voorbe
reiding zijnde omzetbelasting naar de toegevoegde
waarde (B.T.W.). Bij die studie zal aan de onder
havige overdrachten bijzondere aandacht worden
geschonken. De ministers kunnen echter op de uit
komst van deze studie niet vooruit lopen, temeer
niet nu de nieuwe omzetbelasting reeds in een niet
te verre toekomst zal moeten worden ingevoerd.
DE moeilijkheden aan het slot van mijn vorig
artikeltje een moeilijk begin voor dat van
deze week inhouden? Ik zou het zo kunnen stellen
dat de daar naar voren gebrachte problemen vrij
wel aan iedereen bekend zijn, maar dat niemand
hier DE oplossing weet, ,JDe" oplossing bestaat niet,
er zijn stellig wel meerdere mogelijkheden, maar
het is en blijft een zeer moeilijk en nijpend pro
bleem. Wij wierpen de vraag op, welke de oplossing
zou moeten zijn als de ouders voor hun leeftocht
(in de ruimste'zin) eens 15.000 nodig zouden heb
ben!
Wellicht dat sommige lezers zullen opmerken,
dat deze ouders dan maar „wat kalmer aan moeten
doen" en dan toch wel netjeskunnen leven. Die
opmerking moet ik dan voor hun rekening laten. Ik
ben niet in staat en bevoegd om over de kosten van
levensonderhoud van anderen te oordelen.
Ik weet zeer wel dat er vele ouders zijn die zich
na het verlaten van hun bedrijf heel wat moeten
en veelal ook wel willen beperken.
Het gaat mij echter te ver om maar zonder meer
dit als DE oplossing te willen beschouwen. Als de
ouders in het begin van hun gezinsleven dikwijls
met grote offers en veel beperkingen hun gezin
hebben gesticht, gaat het mij te ver om nu beper
kingen in de oude dag als een vanzelfsprekendheid
te beschouwen. Wellicht zijn ze als een „noodzake
lijk kwaad" te accepteren, maar het blijft voor mij
toch moeilijk te verteren.
TJ ET tweede punt dat ïk hier bespreken wil is
de werkelijk foutieve situatie die ontstaat als
de overnemende zoon altijd in bedrijf heeft mee
gewerkt zonder voor die arbeid een redelijke be
loning te hebben genoten. Dit brengt mij dvrekt in
aanraking met de positie van deze overnemende
zoon tegenover de andere kinderen. Nemen we nu
eens aan dat de twee andere kinderen in de positie
verkeren als vorige week geschetst. De ouders wil
len het bedrijf in eigendom aan de overnemende
zoon overdragen.
Nemen we eens aan dat de boerderij met 20 ha
goede grond op het moment dat de ouders het be
drijf staken, vrij te verkopen zou zijn voor
250.000. Neem nu verder eens aan dat de prijs die
nog juist een rendabele exploitatie mogelijk maken
zou te stellen zijn op f 150.000. We zitten dan met
een te overbruggen verschil van 100.000. Geen
kleinigheid.
Verkoop voor 250.000 is nemen we aan voor de
overnemende zoon onmogelijk. We stellen dat hij
dan geen voldoende bestaansmogelijkheid zou heb
ben.
Verkoop voor 150.000 roept wellicht twee be
zwaren op, n.l.: 1. De ouders kunnen dan niet van
de rente leven; 2. De andere kinderen voelen zich
dan sterk benadeeld. Hoe nu?
TfEN plan voor oplossing! Vader wendt zich tot
zijn boekhouder en tot de agrarisch sociale
voorlichting van zijn organisatie en deze komen
tot het volgende.
De overnemende zoon heeft zeven jaar als vol
ledige werkkracht in het bedrijf meegewerkt en
genoot behalve kost en inwoning inclusief kleding
slechts een zeer matig zakgeld. Hij is voor zijn ar
beid onderbetaald en na wat gereken blijkt dat dit
te stellen is op f 3.500 per jaar. Stel in totaal 25.000.
De beide andere kinderen kregen bij hun huwelijk
elk een schenking van 10.000. Dit krijgt ook de
overnemende zoon. Van de f 100.000 verschil als
bovengenoemd is dan 35.000 overbrugd.
Voor het resterend verschil ligt de zaak wel
uiterst moeilijk. Hier zal er zeer veel van afhangen
hoe de familie-verhoudingen liggen. Als broer en
zuster willen begrijpen dat voor de hoge verkoop
prijzen van tegenwoordig het voor een jonge boer
wel bijzonder moeilijk is om een bedrijf te beginnen,
zullen ze hun medewerking willen verlenen en b.v.
zeggen er is nog f 60.000 verschil, laat de overnemer
f 20.000 meer betalen en dan laten wij ieder f 20.000
vallen.
Vele lezers zullen wellicht zeggen, dat ze voor
dit verhaaltje geen boekhouder en geen agrarisch
sociale voorlichter nodig hebben en ik ben het daar
mee eens, maar ik ken de kwadratuur van de cirkel
niet. Voor goede oplossingen houd ik mij zeer aan
bevolen.
MEIJERS.