Overbemesting op stambonen moet een uitzondering blijven i Aardappelen Stambonen V!as Suiker- en voederbieten Uien Graslandverzorging en voederwinning 13 Reeds werd eind mei via de radio er op gewezen dat naast de zeer vroege konservenerwten ook op de vroegste percelen landbouwerwten de erwten infek- teerbaar waren. Men kan, indien men (gezien de er varingen in vorige jaren) van plan is om tegen de knopmade te spuiten het beste afgaan op de ontwikke ling van de planten. Men moet dan de eerste keer spuiten ten minste 6 dagen voor de bloei. Binnen een week moet dan de tweede keer spuiten volgen. Dit houdt dus in dat men voor een zo groot mogelijk effekt tegen de knopmade op het moment dat het gewas gaat bloeien twee keer gespoten moet hebben. Men kan uiteraard ook afgaan op de aanwezigheid van de mugjes maar de kontrole moet dan wel zeer intensief zijn en dagelijks worden uitgevoerd. Een ander insekt, dat schade kan doen, is de peul- boorder. Dit vlindertje legt zijn eitjes op delen van bloeiende planten. De rupsjes, die na enige tijd uit deze eitjes komen, kruipen naar de peulen, boren zich naar binnen, vreten aan de onrijpe zaden en veroorzaken zo de wormstekeligheid. De bestrijding moet worden uitgevoerd, vóórdat de rupsjes zich hebben kunnen inboren. De randen van een perceel, waar de planten het verst ontwikkéld zijn, worden het eerst aangetast. Als de oudste peu len in die „randplanten" flink beginnen te zwellen, moet een bespuiting worden uitgevoerd met 1.6 liter parathion 25 of 2.5 kg diazinon 20 per ha. Deze behandeling moet na een week worden herhaald. Tegelijk met de bestrijding van de peulboorder kan mangaansulfaat worden gespoten ter bestrijding van kwade harten (15 kg/ha). Mangaangebrek kan vooral voorkomen bij schokkers en kapucijners. Aan de plan ten is mangaangebrek meestal niet te konstateren. Op percelen, waar in vorige jaren dit gebrek was te zien aan andere gewassen, zal men derhalve toch de erw ten dit jaar moeten spuiten. In ernstige gevallen is zelfs twee keer spuiten op zijn plaats, de eerste keer bij volle bloei, de tweede keer aan het eind van de bloei. t In natte zomers kunnen stambonen, vooral diverse rassen stamslabonen, aangetast worden door vlekken- ziekte. De vatbaarheid hiervoor van de rassen onder ling loopt sterk uiteen, zodat men in voorkomende ge vallen hierover de Rassenlijst kan raadplegen. De laatste jaren kwam ook in Berna vrij veel vlek- kenziekte voor. Bestrijding van deze schimmelziekte kan gebeuren door het spuiten van 4 kg zineb per ha. Men moet hier mee tijdig beginnen en dit, afhankelijk van de weers omstandigheden, enkele malen herhalen. Vooral bij vochtig weer zal een behandeling reeds vóór het ge was zich gaat sluiten, op zijn plaats kunnen zijn. Met name in bonen die aangegeven zijn voor de keuring zal dit enkele malen moeten worden herhaald. Dit gewas kan in deze maand beschadigd worden door thrips. Als dit insekt wordt gesignaleerd, moet men direkt een bestrijding uitvoeren met heptachloor, dieldrin of parathion. De grote vijand bij de aardappelen is de aardappel ziekte. Deze schimmelziekte kan het nieuwe gewas o.a. besmetten vanaf afvalhopen, waarop aardappel opslag voorkomt. Het is daarom van het grootste be lang dat deze hopen tijdig en grondig opgeruimd wor den. Dikwijls wordt geprobeerd deze hopen te ver nietigen door de opslag dood te spuiten. Deze afval- aardappelen hebben echter zo'n groeikracht, dat dit spuiten al weer snel herhaald moet worden. Als zo'n hoop niet te groot is, kan men ook een goed resul taat krijgen, door deze geheel te bedekken met een stuk plasticfolie, dat dan natuurlijk goed vastgelegd moet worden en geen gaten mag hebben. Met de bestrijding met chemische middelen moet worden begonnen, als de planten in de rij elkaar raken. Er is hiervoor keus uit Verschillende soorten mid delen: a. de dithiocarbamaten: Hieronder vallen maneb, zineb, mancozeb, metiram en mezineb of kombinaties hiervan. Deze hebben de eigenschap, dat ze weinig bladbeschadiging, een goede loofbescherming, maar een minder goede knolbescherming geven. Zolang er dus nog geen knollen- zijn, dus bij de eerste twee keer spuiten, kunnen deze middelen worden gebruikt. b. de tinmiddelen: Deze geven een goede bescherming van loof en knollen, maar kunnen bladbeschadiging geven, waaruit iets opbrengstderving kan voortkomen. Ze moeten daarom niet worden gebruikt voor de eer ste keren. c. de maneb-tinmiddelen: Deze middelen hebben naast een goede loof- en knolbescherming een zachtere werking op het ge was. Ze kunnen om die reden vanaf het begin wor den gebruikt. d. Daconil: Met dit middel zijn in de praktijk nog weinig er varingen opgedaan. Het komt in eigenschappen overeen met de maneb-tinmiddelen en kan dus ook het gehele seizoen worden gespoten. Een bezwaar is, dat het middel vrij duur is. Voor een goed resul taat is naast de keuze van het middel de wijze van toepassing erg belangrijk. Begin tijdig en herhaal de bespuiting regelmatig. Houdt de radiowaar schuwingen irt de gaten. U weet dan, wanneer er een kritieke periode wordt verwacht. Het middel moet steeds op de plant aanwezig zijn, voordat de sporen tot ontkieming komen. Bieten kunnen in déze tijd van het jaar worden be laagd door de bietenvlieg en door bladluizen. Bij een niet te zware aantasting en als de bieten normaal door groeien is een bestrijding van de bietenvlieg meestal niet rendabel. Erger is het optreden van bladluizen. De zwarte bonenluis is vooral schadelijk, doordat hij door het zuigen een sterke groeiremming kan veroorzaken. De groene perzikbladluis kan naast zuigschade ook nog het virus van de vergelingsziekte overbrengen. Er zullen via de radio waarschuwingen worden ge geven. Daarnaast is het nodig, dat iedereen zijn eigen percelen goed in de gaten houdt voor wat betreft het bestrijden van de luizen. Bij de kontrole van de percelen op het aanwezig zijn van groene luizen is de grootste nauwkeurigheid geboden vanwege de onopvallende kleur van deza luizen. Gebruik voor de bestrijding een systematisch werkend middel. Mangaangebrek kan worden bestreden door het spuiten van 15 kg mangaansulfaat per ha. Indien nodig, kan in de uien nog een onkruidbestrflh ding worden uitgevoerd. Dit kan gebeuren met: Chloor- IPC 4-6 liter/ha vanaf een gewaslengte van 46 cm; Genalon 5/20 bij een lengte van 810 cm op een goed afgehard gewas; Zwavelzuur bij een lengte van 810 cm. Chloor-IPC mag, indien nodig, meer keren, maar niet later dan eind juni worden gespoten. In deze maand zal ook weer begonnen moeten wor den met de bestrijding van valse meeldauw. Zodra de eerste haarden worden gevonden, zal hierover een radiobericht komen en moet een bespuiting met 3 kg zineb per ha worden uitgevoerd, welke bespuiting daarna om de 710 dagen moet worden herhaald. In deze tijd kan ook het rupsje van de preimot in de uien schade doen. In juni komt de eerste generatie voor. Deze vreet aan de bladeren, waardoor er ven stertjes in ontstaan. De tweede generatie van dit in sekt treedt op eind augustus, begin september en vreet dan aan de bollen, waardoor deze beschadigd kunnen worden. Daar echter zo kort voor de oogst geen be strijding meer mag worden uitgevoerd, moet de eerste generatie worden aangepakt. Zodra de zgn. venstertjes worden gesignaleerd, moet men 1,5 liter of kg parathion 25 per ha met uitvloeier verspuiten. Mangaangebrek komt ook in uien veelvuldig voor. Een bespuiting met 15 kg mangaansulfaat per ha geeft hierbij snel verbetering. Deze bespuiting moet dikwijls nog een keer herhaald worden. De komende tijd is voor de veehouders v.cer een drukke tijd, omdat ze al weer aan de komende winter moeten denken voor het winnen van ruwvoer, hetzij dat dit gebeurt door te kuilen of te hooien. Wacht met het maaien voor hooi niet te lang. Het beste tijdstip is vóór het begin van de bloei. De kwali teit is dan beter en het weiland is vlugger vrij voor de volgende snede. Bovendien zijn begin juni de weers omstandigheden dikwijls gunstiger dan later in het seizoen. Denk in deze maand ook aan de onkruidbestrijding in het grasland. Enkele andere planten dan gras is voor het vee wel gunstig, maar dit mag niet al te veel gaan ten koste van de grasproduktie. Al met al is er in de maand juni op het Zeeuwse bedrijf nog al wat na te lopen, maar toch zal er waar schijnlijk nog wel wat tijd overblijven, om bijv. een bezoek te brengen aan één van de proefbedrijven in onze provincie. Hier liggen weer heel wat proeven, die in deze tijd zeker het bekijken waard zijn. R. VAN WATERSCHOOT, R. L. V. D., Axel INLEIDING De stambonen (behorend dus tot de groep van de vlinderbloemige gewassen) kunnen in een samenspel met wortelknolletjesbacteriën stik stof uit de lucht opnemen en verwerken. Bij de stambonentelers is de mening verdeeld over de vraag of het „natuurlijke stikstofbin- dingsbedrijf" van de stambonen wel voldoende is ontwikkeld voor een maximale opbrengst. Dit blijkt ook wel uit de grote spreiding in de praktijk voor wat de stikstofgift aangaat. Deze varieert n.l. van 0 tot 90 kg zuivere stikstof per ha. Uit proeven, destijds genomen met het ras Beka, bleek dat een gift van 6080 kg zuivere 6tikstof per ha wel verantwoord is. De laatste jaren wordt in de praktijk nogal eor,s een overbemesting gegeven in de vorm van een ureumbespuiting op het nu algemeen ver bouwde ras Berna. De vraag kan hier gesteld worden of het zin heeft een overbemesting op het gewas stam bonen toe te passen. PROEVEN MET HET RAS BERNA Op een zestal proeven in de jaren 1964, 1965 en 1966 is de invloed nagegaan van een over bemesting op stambonen. Als overbemesting werd 25 kg zuivere stikstof in de vorm van ureum (46 N) en kalksalpeter gegeven. De overbemestingen werden uitgevoerd vlak vóór het bloemknopstadium van het gewas. De stik stof die als overbemesting werd gegeven werd bij de basisbemesting in mindering gebracht. De basisbemesting (niet gedeelde gift) varieerde van 5090 kg zuivere stikstof per ha. Als vergelijking werden in de proeven boven dien enkele stikstoftrappen gelegd. In onderstaande tabel geven wij u enkele ge middelde cijfers van dit onderzoek. Opbrengsten in kg/a objekt 1964 1965 1966 Gem. basisbemesting 27.6 27.1 27.4 27.4 gedeelde basisbemesting H- ureum 26.8 29.6 27.9 28.1 gedeelde basisbemesting •f kalksalpeter 26.6 28.3 26.7 27.2 Uit deze cijfers blijkt duidelijk dat de invloed van een overbemesting op de opbrengst bij stam bonen gering is. Alleen in 1965 was er van een duidelijke invloed sprake en wel met name door de ureumbespuiting. Verder bleek o.a. uit dit onderzoek: 1. dat ook bij het ras Berna lagere stikstofgif ten dan 60 a 70 kg per ha weinig rendabel zijn. 2. dat bij een ureumbespuiting op het gewas stambonen gemakkelijk bladverbranding op treedt vooral door het spuiten bij hoge tem peraturen. KONKLUSIE De konklusie uit dit onderzoek is, dat een overbemesting bij stambonen wanneer vol doende stikstof gegeven is weinig of niet rendabel zal zijn. Wanneer door omstandigheden toch een overbemesting gegeven moet worden dan verdient het spuiten met ureum de voor keur. Denk er bij deze bespuiting aan om vol doende water te gebruiken en spuit vooral niet bij scherpe zon en hoge temperaturen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 13