7 RESULTATEN FOKKERIJ DE deelnemende fokbedrijven zijn afhankelijk van de omvang van de gemiddelde aanwezige zeu genstapel, in de volgende groepen ingedeeld: A. Bedrijven met gemiddeld minder dan 10 zeugen. B. Bedrijven met gemiddeld 10 t/m 15 zeugen. C. Bedrijven met gemiddeld meer dan 15 zeugen. GEMIDDELDE RESULTATEN Totaal Aantal bedrijven 9 5 8* 22 Gemiddeld aantal aanwezige fokzeugen 6,8 13,4 20,7 13,4 Gemiddeld aantal aanwezige opfokzeugen 6,2 6,2 13,0 8.7 Gemiddeld aantal geboren" biggen per worp 10,8 11.4 11.2 11.2 G em iddeld aan tal grootgebrachte biggen per worp 8,6 8,6 9.3 8,9 Voeder kosten per zeug 747,72 729,31 816,92 782,92 Directe kosten per zèug 116,45 72,86 72,67 81,8^ Opbréngst per b(g 63,54 62,81 66,27 04,89 Opbréngst min voeder- en directe kosten per zèug 579, 534,24 490,50 ƒ519,17 Opbrengst per 100, voederkosten 193,01 183,25 168,90 176,77 Wegens onvoldoende gegevens zijn in deze groep twee bedrijven buiten beschouwing gelaten. DIJ de vaststelling van de hierboven genoemde u saldi is wel rekening gehouden met de directe kosten zoals dierenarts, dekgelden, water, verwar ming, elektriciteit enz. Zoals eerder reeds is aange geven, is er geen rekening gehouden mét afschrijving gebouwen en rente van het geïnvesteerde kapitaal. Ter vaststelling van de beloning voor arbeid* en bedrijfs leiding kan voor afschrijving en rente gebouwen, uitgaande van nieuwbouw 130,en voor rente levende have 30,per fokzeug worden gerekend. Het hieruit te herleiden arbeidsinkomen per fok- zeug, inclusief opfokzeugen per jaar bedraagt voor de bedrijven in groep A ƒ419,in groep B 374,24 en in groep C 330,50. Het totaal gemiddelde komt op 35$ 17. De bedrijven met minder dan 10 zeugen hebben ge middeld een gunstiger financieel resultaat dan de be drijven met 10 t/m 15 zeugen en aanzienlijk beter dan de bedrijven met grotere eenheden zeugen. Dit is vooral een gevolg van het in verhouding groter aantal opfokzeugen dat op de bedrijven met kleinere een heden zeugen werd gehouden. Dit ruimere aantal op fokzeugen geeft een gunstige meeropbrengst. Boven dien zijn bij een ruim aantal opfokzeugen de selectie mogelijkheden groter voor vervanging, verbetering of aanvulling van de zeugenstapel. AANTAL BIGGEN VAN INVLOED OP DE RESULTATEN Naarmate 't aantal grootgebrachte biggen per worp - toeneemtrstijgt dèopbrengbt per zeug;.1 Als het aantal grootgebrachte biggen per worp met; één toeneemt, stijgt de opbrengst per zeug Der jaar met ca. 85, Het aantal grootgebrachte biggen oefent dus grote invloed uit op de financiële resultaten. In dit verband is Het dan ook van belang të wijzen op het gebruik van goed_ ingerichte kraam-opfokhokken. De waarde hiervan wordt door de deelnemers, die over een goede, inrichting beschikken, bevestigd.: Het percentage ge-ij storven biggen bedroeg gemiddeld voor alle bedrijver!; 14 Op-.de bedrijven met doelmatig, ingerichtei; kraam-opfokhokken werd dit percentage vastgesteld op 12,9%. Op de modern ingerichte bedrijven werd dus gemiddeld per worp 0,12 big pieer groot gebracht, hetgeen op deze bedrijven resulteerde in een hogere opbrengst per zeug van (1,7 x 0,12 x 85,ruim 17,—. VARKENSMESTERIJ Gemiddeld aantal varkens 165: aantal bedrijven 5; aankoopprijs biggen 66,49; voerkosten per mestvar- ken 101,30; gemiddelde kg prijs geslacht gewicht 2,77; opbrengst min voeder- en directe kosten 12.355,15; opbrengst min voer- en directe kosten per mestvarken 30,90; opbrengst per 100,voer kosten 132,22. Evenals op de fokbedrijven is bij de vaststelling van de voederwinst rekening gehouden met de directe kosten: water, electriciteit, dierenarts enz. Op de aangegeven opbrengst min voeder- en directe kosten (voederwinst) moet, voor vaststelling van de beloning voor arbeid en bedrijfsleiding in mindering worden gebracht: 1. Afschrijving gebouwen. 2. Rente geïnvesteerd kapitaal. Voor afschrijving en rente gebouwen en rente leven de have moet, uitgaande van nieuwbouw respectieve lijk 9,50 en 3,— per afgeleverd varken worden gerekend. Hiermee rekening houdende, resteert voor beloning arbeid en bedrijfsleiding een bedrag van ƒ18,40 per afgeleverd varken. Hét hieruit te herleiden arbeids inkomen per uur bedraagt bij een arbeidstijd van 2 uur pér afgeleverd varken 9,20. VOERKOSTEN De voerkosten per varken bedragen gemiddeld 101,30 welk bedrag neerkomt op ca. 55 van de totale: kosten. Onderling komt hierin een vrij grote spreiding voor. Bij opsporing van de oorzaak moet worden gedacht adn het vöederVërbriiik per kg groei en de gemiddelde groei per dag. Aangezien de voeder- kosten vrij grote invloed uitoefenen op de rentabili teit, verdient bij aanschaffing van uitgangsmateriaal voor de mesterij de herkomst van de op te leggen big gen meer dan gewone aandacht. C. BACKX Stichting Provinciaal Veevoederbureau voor Zeeland te Goes Bij de berekening van de diverse saldi is geen rekening gehouden met: 1. Beloning voor arbeid en bedrijfsleiding. 2. Afschrijving gebouwen. 3. Rente geïnvesteerd kapitaal. De kosten voor strooisel zijn gelijk gesteld aan de waarde van de mest. De vervoederde voederbieten en andere ruwvoeders zijn onder de voederkosten opge nomen. Slechts één ons voer meer of minder per kg groei, komt neer op een verschil in voerkosten van 3,— per varken De betekenis voor het arbeidsinkomen uit de varkenshouderij is aanzienlijk. Bij een aantal van 20, fokzeugen is onder normale omstandigheden volgens de rendementsgegevens een arbeidsinko men haalbaar variërend van 6500,tot 7000,— per jaar. De mesterij kan evenwel, gezien de ver kregen resultaten, een goed arbeidsinkomen geven. Een eenheid van 180 mestvarkens (450 per jaar) kan op grond van de vastgestelde resultaten, per jaar ongeveer 7500,aan inkomsten voor ar beid en bedrijfsleiding geven. Hoewel de laatste jaren de varkenshouderij op meerdere bedrijven in betekenis toeneemt, heeft de varkenshouderij nog een te gering effect op het bedrijfsinkomen. Voor bedrijven met een geringe eenheid, die behoefte hebben aan inkomstenver groting, kan de varkenshouderij het bedrijfsinko men nog belangrijk vergroten. Inkomstenvergroting door varkenshouderij zal vooral passen op bedrij ven in de grootteklasse 15 ha in combinatie met melkveehouderij of akkerbouw. Bij het opzetten of uitbreiden van een varkens houderij is het gewenst na te gaan of de varkens houderij past in het bedrijfsplan. Verder moet er ook rekening worden gehouden met de interesse voor de varkensfokkerij of mesterij. Beide factoren spelen voor de uiteindelijke bedrijfsresultaten een grote rol. Aldus de conclusies naar aanleiding van de door de Rijksveeteeltvoorlichtingsdienst voor Zeeland in 1966 in samenwerking met de bij het Provinciaal Veevoederbureau aangesloten varkenshouderijker nen op 30 praktijkbedrijven vastgestelde verdien sten uit de varkenshouderij. Op 24 fokbedrijven werd een z.g. .zeugenboekhouding" bijgehouden en op 6 mestbedrijven een „mestvarkensboekhou- ding". Eén big meer of minder per worp betekent een verschil in inkomen van ongeveer 85,per zeug.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 7