SAMENVATTING Door de bedrijfsdeskundige voor de akkerbouw, de heer M. Murre, en de heer J. T. Andringa, spe cialist landbouwwerktuigen en arbeidsvraagstukken, beiden van 't Rijkslandbouwconsulentschap voor de Zeeuwse Eilanden is een rapport samengesteld betreffen de de „Mogelijkheden van een eenvoudig bouwplan voor het grotere bedrijf op Noord-Beve land". Drs. J. Kamminga van het P.A W., J. M. van der Weele en J. Kodde verleenden eveneens hun medewerking. De Rijkslandbouw consulent ir. M. A. van der Beek schrijft in zijn voorwoord van dit rapport dat, alhoewel daarin geen pas klaar antwoord wordt gegeven betreffende de te verwachten ontwikkeling van het grotere ak kerbouwbedrijfhier gezocht is naar de richting waarin dit be- drijfstype zich zou kunnen ont wikkelen. Tot nu toe, aldus ir Van der Beek, is in Zeeland na genoeg geen veldonderzoek ver richt kunnen worden naar be perkte bouwplannen met be perkte vruchtenwisseling sstel- sels.. Onderzoek waarbij dan vooral gelet wordt op mogélijk>- heden en de gevolgen daarvan over meerdere jaren op? Aan dit rapport ontlenen wij en kele van de belangrijkste ge- gevenSj die zeker niet alleen voor de grotere bedrijven op Noord- Beveland van belang zijn. BI. LOONSTIJGING EN ARBEIDSBEZETTING Het hoogste netto-overschot wordt, zoals hiervoren is vermeld, verkregen bij een arbeidsbezetting van b -f 2. Het is denkbaar dat bij verdere stijging van de lonen de modellen b 1 het hoogste netto-overschot zullen geven. Bij welke loonstijging zal dit punt be reikt worden Zowel de kosten als de opbrengsten laten een op gaande lijn zien (bedrijfsekonomische boekhoudingen). Met welk percentage deze in de eerstkomende jaren zullen toenemen, is niet te voorspellen. Om een en ander zo eenvoudig mogelijk te houden, gaan we er van uit, dat alle kosten en opbrengsten, met uitzonde ring van de loonkosten gelijk blijven. Uiteraard is dit niet reëel. Met aan zekerheid gren zende waarschijnlijkheid kan worden aangenomen, dat een aantal kosten, als kunstmest, zaaizaad, werktui- genkosten, pacht, etc, zullen toenemen. Ditzelfde geldt voor de opbrengsten, los van de kg-prijs; er kan n.l. worden vastgesteld dat de kg-opbrengst t.g.v. ver edeling, kultuurmaatregelen, e.d. elk jaar iets toe neemt. Bij een beschouwing over de vraag wanneer de modellen b 1, bij stijgen van de lonen, een hoger netto-overschot zuilen geven, kunnen ze buiten de be rekening gehouden worden. En wel omdat de bouw plannen voor alle modellen vergelijkbaar zijn, de me- chanisatiegraad gelijk is evenals de toegerekende kosten (kunstmest, zaaizaad, loonwerk, etc.) gelijk zijn algemene kosten, enz. voor alle modellen eveneens en de overige niet-toegerekende kosten, als pacht, gelijk zijn. Stijgen de kosten, exklusief arbeidskosten, en op brengsten dan is dit dus voor de vergelijkbare bedrij ven eenzelfde bedrag. Bijv. model b 2 met 25 aardappelen en 25 suikerbieten is geiijk aan b -f- 1 met hetzelfde bouwplan. Bij de berekeningen is uitgegaan van een arbeids loon mklusief sociale lasten van 11.000 per jaar. Voor de boer, die maximaal voor Vz van het arbeids aanbod van een betaalde arbeidskracht meewerkt, is resp. berekend (b 3) 5.460, (b 2) 6.000 en komt daar nog een bedrag van 1.500 voor arbeidsloon (b 1) 8.000 per jaar. Voor het bedrijfsmodel b 1 v. d. loonwerker bij. De totaal berekende loonpost is derhalve 38.460, 28.000 en ƒ21.500 per jaar en bedrijf. Het verschil in totale loonkosten tussen de modellen b 2 en b 1 bedraagt 6.500. Stijgt nu het loon inklusief sociale lasten met 10 dan neemt de totale loonpost met resp. 3.846, 2.800 en 2.150 toe. Wanneer we aannemen dat deze loon ontwikkeling de eerstkomende jaren op dezelfde voet doorgaat, dan betekent dit dat na circa 9 jaar het netto-overschot voor de bedrijfsmodellen b -f 2 en b h 1 vrijwel gelijk is. Hierbij is het aanwezige ver schil in saldo, dat bij kg- en prijsstijging wordt ver groot, buiten beschouwing gelaten. Het hoogste arbeidsinkomen van de boer; (dit is de som van het totale netto-overschot het berekende arbeidsloon voor de boer) wordt bereikt bij de model len b -f 2. Het verschil is echter geringer dan voor het netto-overschot berekend. Dit wordt veroorzaakt door de hogere loonpost voor de boer bij de modellen b 1. Wanneer voor het arbeidsinkomen eenzelfde be rekening gemaakt wordt als voor het netto-overschot dan blijkt dit reeds na circa 6 jaar, voor de bedrijfs modellen b -h 2 en b 1, gelijk te zijn. BOUWPLAN EN ORGANISCHE STOF De studie gaat uitvoerig in op de organische stof- voorziening en geeft een groot aantal uitvoerige be rekeningen bij de verschillende bouwplannen van de hoeveelheid organisch materiaal dat jaarlijks wordt aangevoerd. Er worden door het opnemen van meer hakvruchten in de bouwplannen zware eisen aan de grond gesteld. In het algemeen wordt gesteld dat deze aanvoer voldoende, ruim dan wel royaal is. Dit laatste wanneer het stro wordt ondergeploegd. MECHANISATIE EN ARBEID De werktuigeninventaris en werkmethoden worden voor dit 60 ha bedrijf onder de loepe genomen en be sproken evenals de arbeidsbehoefte voor de verschil lende bedrijfstypen. ARBEIDSORGANISATIE Het belang van een goede organisatie van de werk zaamheden neemt toe naarmate minder personeel be schikbaar is. Vooral in drukke perioden kan een doel treffende organisatie van doorslaggevende betekenis zijn. De periode van 15 augustus tot 1 oktober (bedrijf boer 1 arbeidskracht is bijv. een zgn. knelperiode. De aardappeloogst vraagt dan duidelijk de meeste tijd. Voor het aardappelrooien, transport en opslag moet men volledig samenwerken. Personeel, trekkers, wa gens en transportmateriaal kunnen naar behoefte wor den gekombineerd. De twee bedrijven beschikken ge zamenlijk o.m. over: 4 personen, 6 trekkers, 1 twee- rijige rooimachine, 4 hydr. kipwagens h 5 ton, 1 stort bak en 1 boxenvuller, 2 transporteurs. In een zgn. organisatieschema is nagegaan of de aardappeloogst onder deze omstandigheden goed kan worden uitgevoerd, uitgaande van de volgende uit gangspunten: bruto opbrengst 40.000 kg per ha, de rooikapaciteit bedraagt 0,20 ha per uur, de hoeveel heid per wagen bedraagt 4000 kg, transportafstand perceel, opslagplaats 3 km, rijsnelheid transport over de weg gemiddeld 12 km per uur, per vracht bedraagt de transported op het land 6 minuten per keer, de lostijd bedraagt netto 10 minuten per vracht, bij komende tijd vóór en na het lossen 5 minuten per vracht, in totaal moeten 30 ha worden geoogst. Het blijkt dat onder de gegeven omstandigheden een behoorlijke kapaciteit kan worden bereikt. Voorts blijkt eveneens dat het werk zodanig kan worden ge organiseerd dat weinig afstemmingsverliezen optre den; personeel en materieel worden dus goed benut. Bij de opgenomen vrij grote transportafstand (3 km) kan in tien uur, 2 ha worden geoogst. Er zijn dan drie wagens met trekkers en chauffeurs nodig om wacht tijden van de rooimachine te voorkomen. Voor een oppervlakte van 30 ha en een dagkapaci- teit van 2 ha is het noodzakelijk te achten dat de rooi machine kontinu werkt. Wachttijden voor de rooi machine moeten zo enigszins mogelijk worden voor komen. Bij deze kapaciteit zijn 15 rooidagen nodig. Dit aantal rooidagen kan worden verlaagd door meer uren per dag te rooien. Ieder uur dat per dag meer wordt gewerkt levert een kapaciteitsvergroting op van 0,20 ha. Het aantal benodigde rooidagen neemt dan af. De vraag kan worden gesteld bij welke afstand he# transport met twee wagens zou kunnen worden ver zorgd. De vierde persoon zou dan behulpzaam kun nen zijn bij het lossen, verplaatsen van de losinstal- latie enz. Als het bijkomende werk vóór en na het lossen daardoor voor de transportman komt te vervallen, en de lostijd dus in totaal 10 minuten bedraagt, kan een afstand tot circa 1 km met twee wagens worden ver zorgd. h A [- i- t it r t, g j- e ï- g Zowel door het toenemen van het gemid delde inkomensniveau als tengevolge van de zeer snelle technische ontwikkeling is het noodzakelijk dat de ondernemer in de land bouw zijn bedrijfsopzet aanpast. Een van de mogelijkheden hiertoe is het op juiste wijze kombineren van arbeidsbezet ting, mechanisatie en bouwplan. De arbeidsbezetting neemt sterk af, doch de technische ontwikkeling maakt het mogelijk de produktiviteit per arbeidskracht op te voeren. Het bouwplan is de laatste 10 jaar betrek kelijk weinig veranderd. Het areaal vlas en erwten neemt geleidelijk iets af, de opper vlakte suikerbieten en luzerne iets toe. De produkten vlas en erwten zijn resp. door lage kg-prijs en lage opbrengsten weinig aantrekkelijk. Het toekomstig bouwplan kan er als volgt uitzien: 50 granen, 20 aardappelen, 20 suikerbieten en 10 luzerne. Een bouw plan dat, wat betreft de aanvoer van orga nisch materiaal, aan de te stellen eisen vol doet. De berekeningen geven aan dat bij een ar beidsbezetting van boer 4- 2 vaste arbeids krachten het hoogste netto-overschot wordt verkregen. Hetzelfde geldt voor het arbeids inkomen van de ondernemer. Bij verdere toename van de loonkosten zal na een aantal jaren het punt bereikt wor den, dat een arbeidsbezetting van boer 4- 1 vaste arbeidskracht het meest rendabel is. Het zeer intensieve bouwplan kan op dit be drijf met in totaal twee arbeidskrachten, enige hulp van loonbedrijven en door samen werking met een kollega goed worden uit gevoerd. Het loonwerk bestaat uit het op zaaivoor/ wintervoor ploegen van de helft van de daarvoor in aanmerking komende oppervlak te, alle spuitwerk in en voor de gewassen alsmede uit het rooien van 7.50 ha suiker bieten. De samenwerking met een kollega is be perkt tot de oogst van aardappelen en sui kerbieten. De toe te passen methoden en de organisa tie van de werkzaamheden zijn noch ex treem noch minimaal berekend, zodat het geheel goed uitvoerbaar moet worden ge acht. Uiteraard is een slagvaardig beleid nodig met name in de oogstperiode van de hakvruchten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 13