KNLC Scherp beeld fruitteeltvraagstukken 6 juni 1967, K.N.L.C.-onderwijsconferentie te Amersfoort MAURITSPLEIN 23 De heer C. Traas, voorzitter van de Commissie Fruitteelt van het Koninklijk Nederlands Landbou w-Comité, gaf in zijn openingswoord op de eerste verga dering van deze Commissie in 1967 (6 april) zijn visie op een aantal belang rijke vraaagstukken, zoals deze zich thans en in de naaste toekomst voordoen in deze bedrijfstak. Wij laten de heer Traas aan het woord. Op een paar feiten zou ik de aandacht willen vestigen. Wij hebben kunnen constateren, dat de poolvorming van enkele rassen appels en peren gunstig heeft gewerkt voor spreiding en afzet van het product. Dit is de prijsvorming ten goede gekomen, alleszins reden om op deze weg voort te gaan. Opmerkelijk was het ook, dat de Doyenné du Cornice een recordprijs bereikte. Wij kunnen ook constateren, dat een goede kwaliteit Jonathan ook nog aardig aan zijn trekken komt. Alles met alles voor het bewaarfruit van goede kwaliteit geen verlies. De verwachtingen waren niet hoog gespannen, zodat het voor sommige telers nog meevalt, al moet men de winst ook weer niet te hoog aanslaan gezien de hoge kosten van bewaren en de uitval. In het geheel gezien zal het geen verandering brengen in het algemene beeld, dat wij afscheid nemen van oogstjaar 1966 als een ongunstig tot slecht jaar voor de Nederlandse fruitteler. Deze fruitteler voelt zich bovendien niet erg op zijn gemak in het weinig behagelijke ondernemingsklimaat in ons land. Wij hebben behoefte aan een regeringsbeleid, dat duidelijk is en waarvan wij kunnen weten waar wij aan toe zijn. Wij zijn hier niet bijeen om politiek te bespreken maar de ondernemer is hiermede nauw betrokken. DUIDELIJK GELUID NODIG Laten wij hopen dat wij met de nieuwe lente ook een nieuw geluid mogen horen. Dit nieuwe geluid moet echter ook uit eigen boezem komen. Steeds moeten wij ons zelf en anderen er aan herinneren, dat wij moeten handelen in de geest''van het congres voor de ondernemers, dat wij in Den Haag verleden zomer hebben gehou den. In samenwerking en zoekend naar nieuwe wegen zullen wij onze kracht moeten putten, willen wij een geluid kunnen laten horen, dat tot in Brussel doordringt. Een nieuw geluid is de verandering van ons af zetsy steem. Dat dit ook voor onze fruitsector van grote betekenis kan zijn, zal nie mand ontkennen. Wij hebben een machtig afzetapparaat waar velen ja loers op zijn. Als wij dit apparaat ver standig gebruiken, betekent dit voor de ondernemér een steun in de rug. De ondernemer van heden heeft we gen genoeg om zijn bedrijf te voeren en zijn producten op de veiling te brengen. Dè bëdrijfsonkosten stijgen nog steeds en de subsidiëring in an dere landen gaat gewoon door. De Nederlandse fruitteler vraagt zich af, hoe lang hij het nog vol zal kunnen houden. NIEUWE INVESTERINGEN VERANTWOORD Als men mij zou afvragen, wat is heden voor de fruitteler het grootste knelpunt, dan zou ik moeten antwoor den het financiële vraagstuk. Daar staat of valt het ondernemerschap mede. Kan hij niet finahcieren om zijn bedrijf te vernieuwen en aan te passen naar deze tijd, dan zal dit zeer snel verouderen en met de onderne mer zelf verdwijnen. Is hij in staat te financieren, is het nog de vraag, of hij zich niet ophangt aan zijn eigen vooruitstrevendheid. Is het zo denk beeldig, dat zelfs een modern opgezet bedrijf blijkt niet rendabel te zijn? De glastuinbouw geeft daar voor beelden van te zien. Vandaar dat men kopschuw wordt om onder de hui dige omstandigheden een fruitteelt- bedrijf te stichten, eigen en familie kapitaal er in te investeren met nog een zware hypotheek er boven op, terwijl men toch nog de kans loopt de eindstreep niet te halen. Er zal ge zocht móeten worden naar nieuwe wegen om het financieringsvraagstuk op te lossen. Een verstarring en ver oudering in onze fruitteeltsector is funest voor de toekomst van de Ne derlandse fruitteelt. Als men gelooft, dat wij beschik ken over in doorsnee vakbekwame ondernemers, die arbeidzaam zijn en liefde voor hun vak kunnen opbren gen, dat wij het klimaat en onze geo grafische ligging meehebben, dat wij goede voorlichting en onderwijs heb ben en beschikken over een goed af zetapparaat, dan zal men moeten vast stellen, dat er toch toekomst voor de Nederlandse fruitteelt moet zijn. En toch loopt het areaal steeds te rug. Daarom is het zeer noodzakelijk aandacht te schenken .aan de proble matiek voor het al of niet kunpen vóórtbestaan in deze sector. Zijn deze kansen minimaal geworden door de grote risico's, de zware lasten en het onzekere voor de toekomst, dan zal men er zich van afwenden en een andere levenspositie zoeken te ver krijgen. De mogelijkheden voor de fruitteler zijn ook veel kleiner gewor den. Kon men vroeger klein begin nen en zo trachten steeds wat uit te breiden, dit gaat vandaag niet meer. Kleine fruitbedrijfjes kunnen niet meer mee en eigen of gezinsarbeid wordt niet voldoende gehonoreerd. Men moet met een zekere oppervlak te kunnen beginnen en dit is maar voor zeer weinigen weggelegd. GEMENGD BEDRIJF BIEDT VOORDELEN Men gaat zich afvragen of de land bouw in de toekomst de fruitteelt aan zich zal trekken, gezien de vele voor delen hiervan. Het landbouwbedrijf heeft een grote voorsprong op onze jongeren in de specifieke fruitteelt. Met minder zware financiële lasten en minder grote risico's kan men als landbouwer een fruitteeltbedrijf stichten en ook hierdoor de bedrijfs opvolging gemakkelijker regelen. De overheid en de tuinbouwvoorlichting werken dit streven zeker in de hand. Men kan o.a. in de IJsselmeerpolders constateren, dat hier veel fruit inge plant wordt op landbouwbedrijven. Als het deze richting uitgaat, dan ziet het er niet best uit voor gerooide of noodzakelijk te vernieuwen bedrij ven, die weer beginnen moeten zon der de voordelen van de landbouwer/ fruitteler. Het valt niet te ontkennen, dat er prima bedrijven uit de landbouw zijn voortgekomen. Of het echter de meest gewenste vorm is voor de fruitteelt van de toekomst, daarover kan men van mening verschillen. Het vraag stuk van de financiering van de fruit teelt op lange termijn zal onder de aandacht moeten' komen. BESTAANSBASIS VAN DE ONDERNEMER Wij zijn praktische bedrijfsgenoten én hebben het recht hierover onze mening te hebben. Wij zijn tenslotte degenen, die de produkten moeten te len en er voor zorgen, dat de Neder landse consument van goed fruit wordt voorzien en de export wordt bevorderd. Nu kunnen wij alles trach ten te doen zoals concentratie en fu sering van veilingen of nieuwe vei lingen bouwen en onze afzet wijzigen in betere vormen, maar dit alles zal niet aan het doel beantwoorden, als wij eerst niet zorgen, dat er bij de bron dat is de ondernemer de kansen zijn of blijven om ondernemer te bljjven of te kunnen worden. Wij kunnen ons tuinbouwonderwijs op hoger peil brengen, zowel het lagere als middelbare, maar het zal de vraag zijn, wanneer het deze richting uit gaat, of er nog leerlingen zullen zijn, die zich op dit riskante beroep wil len toeleggen. Vele deskundigen me nen te moeten adviseren: volgt eerst maar U.L.O. of H.B.S., dan kun je altijd nog zien of je in de tuinbouw gaat. Dit betekent, dat men niet zo veel vertrouwen in de tuinbouw heeft. Alles wisselt in het leven en niemand kan in de toekomst zien, zo ook niet in andere takken van bedrijf, waar het evenmin rooskleurig is. Wanneer deze verder zouden terug lopen, dan komt er misschien weer meer interesse voor een agrarische werkkring. Zo gaan wij dan 1967 tegemoet niet In paniekstemming, maar ook niet met groot enthousiasme. We behoe ven niet in paniek en onrust te verkeren, zonder echter niet op al deze dingen te letten hoe die zich gaan ontwikkelen. Wij wensen I) een voorspoedig oogstjaar 1967 toe. Doe Uw werk met vreugde en heb ver trouwen in de toekomst VOOR RUNDVEE EN VARKENS ONTWERP C.B.L-KEUR 0. «n S. FONDS INI. COW. BOUWBUREAU t>. LANMOUWARNHEMSEWPQ 89 RWEDEN TEL f09902) 8641 BOUWCOMBINATIE NEDERLAND N.V. SELSWEG 4 ELLECOM TEL. J08330) 4348 BEZOEKT DE V4-STAL TE LIE MPDE OP 10 EN 11 MEI A.S. In juni 1966 namen besturen, directeuren en leerkrachten en inspecteurs van het landbouwonderwijs deel aan de Onderwijsconferentie die door het K. N. L. C. werd georganiseerd over het lager landbouwonderwijs. Deze conferentie werd gehouden op de Internationale school voor Wijsbegeerte te Amersfoort. Daar zal op dinsdag 6 juni 1967 opnieuw een K. N. L. C.-conferentie plaats vinden. Het onderwerp zal nu de scholengemeenschap zijn. Er zijn twee sprekers gevraagd, die de onderwijskundige en de bestuurlijke kant van dit onderwerp zullen belichten vanuit hun ervaring en practijk. De conferentie zal deze sprekers in de morgenuren kunnen beluisteren. Na de lunch zullen vragen gesteld kunnen worden naar aanleiding van deze inleidingen, waarbij uiteraard ook andere ervaringen met scholengemeenschappen kunnen worden ingebracht. SCHOLENGEMEENSCHAP Bij alle onderwijsvernieuwing die op handen is, is het begrip scholen gemeenschap welhaast het meest be kend geworden. Dat heeft verschil lende oorzaken. Ten eerste gaat het hier om iets dat men uiterlijk waar neembaar acht. Iéts dus, dat ook voor de leek een zichtbaar teken van ver nieuwing is. In de tweede plaats denkt men, wellicht wel eens te veel, dat een scholengemeenschap allerlei proble men weet op te lossen waarvoor men nu staat. Wij betwijfelen of deze ge dachte juist is. Een scholengemeen schap lost het probleem niet op, dat de leerling in allerlei vakken les krijgt waarbij hy het gevaar loopt door de bomen van de kennis het bos van het inzicht en het begrip niet meer te zien. Wel kan de scholenge meenschap behulpzaam zijn bij het wekken van nieuw begrip voor de zich snel wijzigende behoeften van de leerling. De scholengemeenschap is in dit opzicht een hulpmiddel uit vele. Ten derde ziet men op het platte land de scholengemeenschap ook wel als een bedreiging voor de verhou dingsgewijze kleiner wordende enkel voudige school. En zo'n bedreiging vestigt de aandacht op zich. Als vierde punt valt te noemen de positieve bereidheid om tot scholen gemeenschappen te komen ook in de plattelandscentra. Een ontwikkeling die verheugend te achten is. Als vijfde en laatste punt noemen wij tenslotte, dat ook hier zich onzui vere motieven kunnen voordoen, vooral als het gaat om het in stand houden van eigen kleine, en vaak te kleine scholen. Daarbij speelt ook nog een rol, dat het praktisch niet al tijd gemakkelijk uitvoerbaar blijkt om hier openbaar (b.v. gemeentelijk) en „neutraal bijzonder" onderwijs (b.v. de scholen van de landbouw organisaties) in eenzelfde bestuur lijke vorm te verenigen. VRAAGSTUKKEN Er zal op 6 juni gelegenheid zijn om op deze materie verder in te gaan. Als sprekers over deze onderwerpen zijn gevraagd de heer H. J. Jacobs Jr„ directeur van het Dalton lyceum te Voorburg, die de onderwijskundige kant van de scholengemeenschap zal belichten en de heer drs. B. E. Thee mans van de afdeling onderwijs van de gemeente Rotterdam die over de bestuurlijke kant van het vraagstuk zal spreken. OPGAVEN AAN LANDBOUWMAATSCHAPPIJEN Zij die voor deze conferentie be langstelling hebben worden verzocht zich daarvoor bij hun betrokken pro vinciale landbouworganisatie aan te melden. Het Is van belang om hier mee niet te lang te wachten, omdat de mogelijkheid om aan deze conferentie deel te nemen beperkt moet worden gehouden. J.S.W.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 6