9
en zijn vrouw; achter de tussenmuur (misschien later
aangebracht) waren de slaapplaatsen voor knechts, die
het vertrek van buitenaf met een trapje bereikten. Op
de zolder waren de slaapgelegenheden voor de kinderen
en de dienstmeiden.
In de onmiddellijke nabijheid van het woonhuis ston
den enkele bijgebouwtjes, waarvan de „keête" vroeger
als zomerverblijf werd gebruikt.
VIJVERS, GRACHTEN EN OPHAALBRUG
UOORHEEN waren de gebouwen geheel door vijvers
en grachten omringd en was aan het eind van de
oprijlaan een ophaalbrug. Een waterstaatkundige kaart
van 1872 toont deze waterpartijen nog geheel intact aan,
doch omstreeks 1900 was het merendeel ervan reeds
gedempt en een laatste gedeelte onderging dit lot in 1954.
In de vorige eeuw moet de hofstede een geheel ander
en zeker ook fraaier aanzien hebben vertoond. Niet
alleen door de vijvers er omheen, maar ook omdat toen
veel geboomte de hoeve omringde.
Een overzicht van de verkoop van bomen over ver
schillende jaren bewijst dit en doet tevens blijken, dat
steeds meer geboomte voorgoed verdween. Deze ver
kopingen betroffen in
1839
102
olmen
en
essen
voor
634.50
1848
70
olmen
en
essen
voor
387,
1850
81
olmen
en
essen
voor
f 400,75
1864
41
olmen
voor
f 500,50
1866
16
olmen
voor
348,—
1872
72
olmen
voor
715,—
1873
23
olmen
voor
f 764,32
1915
40
olmen
voor
f 1611.—
1919
56 populieren
voor
f 2083,50
1944
45
bomen
door Duitse Weermacht
zaagd.
Verder stonden er ook nog een 100 wilgebomen bij de
boerderij en lag er een gemet hakhout vlakbij.
IETS OVER DE WONINGINVENTARIS
MU we iets over het woonhuis meedeelden, is het wel
interessant enkele gegevens in te lassen over de
vroegere (18e eeuwse) inventaris daarvan.
Een oude inventarisopname naar aanleiding van het
overlijden van de eigenaar dezer hoeve in 1784 samen
gesteld (zie Dr. J. de Hullu in zijn boekje „Uit het leven
van den Cadzandschen landbouwer in vroeger dagen",
deel III), somt o.a. het volgende op:
in het voorkeukentje op de schouwvooie en in een
rek: 15 grote geleierde (geglazuurde) schotels, 8 dito bor
den en 11 dito kommen.
in de glazen spinde: 2 schotels, 14 borden, 4 dito thee
potten, 2 melkkannetjes, 5 koppels (kop en schotel) por-
celeinen theegoed.
in de middelkeuken: op de vooie 37 geleierde schotels,
6 dito spoelkommen, 69 koppel porceleinen theegoed, 17
spoelkommen.
op de boorden van de spinde: 15 geleierde schotels,
2 theepotten, 11 schotels, 2 stremijnen, 30 borden en
kommetjes, 7 kommetjes met 2 oren, 2 „roomkouleurde"
theepotten, 1 dito theebusje, 13 chocoladeschotels, 1
suikerpotje.
in de kamer: op de boenhouten (mahonie?) kast bevon
den zich, o.a. 1 „roomkouleurde" theepot, 2 dito melk
kannetjes, 1 mosterdpot, 1 kwispedoor.
En op de schouwvooie en een schouwkastje: in totaal
nog eens 65 stuks aardewerk en porcelein, w.o. schotels,
theepotten, spoelkommen, melkkannetjes, e.d.
Zoals we zien was dat alles bijeen een enorme voor
raad aardewerk en dergelijke. Men kon er letterlijk wel
een potje breken.
In het kantoor werd volgens de inventaris aangetrof
fen: schrijfgereedschappen, boeken, een lessenaar, een
rustbank, een koppel pistolen met holster, een snaphaan,
een karabijntas, een degen, een kist met „touw voor
paardetuig". Verder waren hier opgeslagen enige tobbe
tjes met gort, rijst en andere huishoudelijke waren.
DE LANDBOUWSCHUUR
UAN de woning naar de landbouwschuur was maar
weinige meters. Zoals hiervoor al gezegd is het
nu nog dezelfde schuur als voorheen, doch zowel uitwen
dig als van binnen nogal wat veranderd. Naar we menen
was het vroeger een schuur met dwarsdelen, doch de
puien zijn weggebroken en men werkt nu meer in de
lengterichting. Paarden zijn op het bedrijf niet meer aan
wezig (voorheen minstens zes) en machines van steeds
groter afmetingen vragen steeds meer ruimte. Die is er
wel, zoals de foto laat zien, maar voor de grote maai
dorsers toch niet voldoende of niet bereikbaar.
Ondanks wijzigingen aan dak en wanden toont de af
beelding ons nog duidelijk de oude constructie van ge
binten en spanten, die de schuur aanvankelijk in drie
beuken verdeelde. Eén der buitenste werd door paarden-
en koestal ingenomen, een ander deel door de tasruimten,
terwijl een piezel voor opslag van het gedorste graan aan
wezig was.
DE EIGENAARS-BEWONERS
TEN bijzonderheid van „De Slikkenburg" is, dat de
hoeve reeds gedurende 260 jaren in het bezit is van
de familie Van Cruyningen, die er totnutoe tien genera
ties lang woonde.
Omstreeks 1699 woonden op de hoeve Pieter Pauwels
en Maria Faas. Hun erfgenamen verkochten op 15 mei
1708 „den timmer van de hofstede met een arbeidershuis
en de plantage" voor f 3775,aan de toenmalige bewo
ner Hendrik van Cruyningen, aan wie in pacht volgden
al de eigen landen en schorren der verkopers, n.l. ruim
108 gemeten, voor f 7,50 per gemet boven de ongelden.
Hendrik was de zoon van Jacob Gillisz. van Cruynin
gen, die tot 1710 eveneens een hofstede bezat in de Grote
Bladelijnspolder. Zijn (tweede) vrouw was Maria Louysen
van der Meulen, met wie hij op 20 december 1682 was
getrouwd. We kwamen hem tegen als mede-onderteke
naar van een stuk opgemaakt door de Kerkeraad van
Zuidzande.
Hendrik van Cruyningen, geb. 24 sept. 1683, trouwde
op 24 juli 1707 met Maria Tack, geb. te Breskens op 30
jan. 1684. Zij was een dochter van Jacobus Tack en Suzan-
na Nuyting. Hendrik van C. werd op 30 okt. 1742 begra
ven. Zijn vrouw overleed op 28 dec. 1754.
Als opvolger kwam omstreeks 1742 hun zoon Abraham
van Cruyningen, geb. 11 okt. 1714, op de hofstede. Hij
trouwde op 25 dec. 1755 met Adriana de Back, die in
1732 te Groede geboren was. Zij overleed 6 febr. 1769 en
Abraham hertrouwde op 10 juni 1771 met Jozina Ver»
kruysse, die echter~reeds op 3 mei 1773 kwam te over
lijden. Hij zelf stierf op 22 april 1784.
De erfgenamen (kinderen) behielden het gebruik van
de hoeve tot 1790, toen Abraham's zoon Hendrik van
Cruyningen, het bedrijf overnam. Op 28 juli 1790 trad hij
in het huwelijk met Adriana Visser, dochter van Jannes
Visser en Suzanna Bourgonje, die boerden in de Grote
Loodijkpolder van 1765ca. 1795.
Hendrik van Cr. en zijn vrouw overleden beiden in 1794,
n.l. hij op 4 november en zij op de 24ste van die maand.
Dat was in de tijd dat de Franse troepen Zeeuws-Vlaan»
deren reeds hadden bezet. De bevolking ondervond daar
van de narigheden en op zeker moment in 1794 moest
Zuidzande voor het bakken van brood ten behoeve der
Franse soldaten 26 zakken tarwe en 10 zakken rogge
leveren. Hendrik van Cruyningen moest daarvan be
schikbaar stellen resp. 3l/2 en ll/2 zak. Hij moest echter
ook nog 47 zakken tarwe leveren in het centrale maga
zijn. Van vrije handel was toen zeker geen sprake. Slechts
één andere boer moest meer graan leveren. Dat was
Adriaan Versluys, die goed was voor 87 zakken.
(Zie verder pagina 11)
Een duidelijk beeld van de constructie der gebinten. Een bewaard gebleven tegeltableau in paarse kleur.
Opname: Ned. Openluchtmuseum. Opname: Ned. Openluchtmuseum.