Vogelvangers op pad
7
IN zuidelijk Nederland neemt de verboden vogelvangst de laatste maanden een hoge vlucht. Honder
den Brabantse en Limburgse vinkenslager en sijsjeslijmers slaan in verhoogde mate hun vleugels
uit. Duizenden, door industrialisatie, verstedelijking en chemische landbouwbestrijdingsmiddelen toch al
met uitroeiing bedreigde, zangvogels verliezen in de listig opgestelde, ragfijne en vrijwel onzichtbare, nylon
slag- en stalnetten van de vogelaars hun vrijheid en een deel vervolgens het leven.
De manschappen van de op stropers en soortgelijke natuurverstoorders jagende Veldpolitie uit Boxtel en
Zundert signaleerden in 1965 al een verhoogde vogelaarsaktiviteit. Verleden jaar werd het klandestiene
gevogel nog wat drukker beoefend en voor dit jaar verwachten de Veldpolitiemannen een recordbuit aan
processen-verbaal.
Opperwachtmeester B. M. de Wijs, 47 jaar en com-
mandandant van het Zundertse detachement: „De
werkloosheid bevordert het vogelvangen ongetwijfeld.
De mannen hebben er meer tijd voor en bovendien
kunnen zij wel een extra centje gebruiken".
Zijn collega P. A. van Doornik in Boxtel (48): „Zon
dagochtend heb ik er nog drie gesnapt. Twee van hen
waren in een boomgaard bezig met het opstellen van
een net en nummer drie was met een vangkooi met
twaalf vogels op weg naar huis. Wij schatten evenwel
dat we nog geen tién procent van de vangers kunnen
pakken".
Op de beide Brabantse posten werden in januari ge
middeld per twee dagen drie vogelaars aangehouden.
Daarbij zijn dan niet berekend de vinken- en andere
vogelmelkers die door de nog geen half jaar geleden
bezette post in het Limburgse Hunsel en door de
mensen van de Rijks- en gemeentepolitie zijn gevat.
Cijfers van de laatste twee jaren:
In 1965 werden 187 vogelaars betrapt, in 1966 waren
het er veertig meer. In het eerstgenoemde jaar werden
355 beschermde vogels in beslag genomen, tegen 404
verleden jaar. In 1965 werd op 39 vangkooien en 24
netten beslag gelegd, tegen respectievelijk 35 en 43
in 1966. In 1965 werden 2500 lijmstokken ingenomen
en in 1966 ruim vierduizend, waarvan drieduizend in
West-Brabant.
„Aan die lijmstokken hebben wij helemaal de pest",
zegt een bonafide wildzangliefhebber. „Want met lijm
besmeurde vogels sterven bij tientallen een marteldood.
Zij kunnen niet vliegen, zijn dus niet meer in staat
hun voedsel te zoeken en moeten kreperen van hon
ger".
De lijmstok is een van de oudste vangmiddelen. Zij
worden met veertig tot vijftig stuks tegelijk met naal
den in een elzetop vastgeprikt of met een even groot
aantal in de grond gestoken. Een paar lokvogels in
kooitje aan een boom of aan een touwtje op de grond
moeten de slachtoffers naar de kleefstokken roepen.
Soms wordt er nog wat voer gestrooid. De vinken,
putters, sijsen, kneuen, kepen en groenlingen die in
de elzetop neerstrijken, worden beloond met een
levenslange kooistraf. Als zij ten minste geluk heb
ben, want komen zij met de lijmstokken in aanraking
nadat de vogelvanger is vertrokken, dan betekent dat
de doodstraf.
Opperwachtmeester De Wijs: „Het gebeurt dat
vogelvangers bij het naar huis gaan alle lijmstokken op
hun plaats laten en er nooit meer naar omzien. De
lijm behoudt enkele dagen zijn kleefkracht en dat kan
voor veel vogels noodlottig worden".
Zowel de heer De Wijs als de heer Van Doornik
hebben meermalen een zwerm van twintig tot dertig
vogeltjes in deze situatie aangetroffen. De meeste wa_
ren dan al mors-, de andere pas half dood.
De laatste worden zorgvuldig uit hun dodelijke
situatie bevrijd en naar een bewaarder gebracht. Door
de Zundertse manschappen naar rechtbankgriffie-amb
tenaar Schets in Breda en door de Boxtelse mensen
naar pater Simon Deltour in Eindhoven. Deze beide
vogeldeskundigen proberen op te kalefateren wat er
op te kalefater. is. Zij ontdoen de diertjes zoveel
mogelijk van de lijm en stellen alles in het werk om
hen weer veldrijp te krijgen. Dat wordt ook gedaan
met de in beslag genomen tamme lokvogels. Die
moeten in wilde staat worden teruggebracht, zpdat
zij zelf hun voedsel weer gaan zoeken.
Zo mogelijk nog wreder is het door vogelvangers
achterlaten van de poppen die in hun bijzijn op de
lijmstokken zijn neergestreken. Deze wijfjes-vogels
zingen namelijk niet en hebben daarom geen handels
waarde. Voor de met lijmstokken werkende vogelaars
is dat een reden om naar die diertjes geen vinger meer
uit te steken. Een enkele strijkt zijn hand nog wel eens
over zijn hart: hij knijpt vóór zijn vertrek de vastge
lijmde vrouwtjes tussen duim en vinger dood
Vooral in West-Brabant wordt de laatste tijd veel
gewerkt met zogenaamde stalnetten: dunne nylon
vangweefsels van tien tot twintig meter lengte, die
tussen twee stokken enkele meters boven de grond
worden strak gespannen en waarachter enkele gekooide
lokkers worden geplaatst. Vrije vogels die door hun
zingende soortgenoten naderbij worden geroepen, vlie
gen in het voor hen onzichtbare net en blijven met
hun pootjes in de mazen hangen. Alleen hun moorde
naar of, als ze geluk hebben, hun toekomstige ver
koper kan ze uit die benarde positie bevrijden. De
stalnetten maken furore omdat zij veel sneller en veel
gemakkelijker kunnen worden opgesteld dan de oude
slagnetten. Voor de laatste is wel een halve ochtend
tijd en wat vangervaring nodig.
Een derde vangmiddel is de kooi, verdeeld in een
aantal vakjes. In één ervan wordt de lokker geplaatst,
in de hoop dat hij enkele soortgenoten tot lotgenoten
wil maken. Dat gebeurt als een vrij vogeltje op een
spilletje in een kooivakje gaat zitten, waarna boven
hem een klep dicht valt.
Sinds een jaar of twee is, om de produktie te kunnen
vergroten, de oude vangkooi gemoderniseerd: de te
vangen vogel moet niet meer op een spilletje gaan
zitten om een klep boven zich dicht te zien vallen.
Nee, hij wordt uitgenodigd op een klep van een draai-
schoep te landen, waarna hij een lift naar beneden
krijgt en in een grote ruimte wordt opgesloten. De
schoep herneemt automatisch zijn oude stand en het
wachten is op een volgend slachtoffer.
Opperwachtmeester De Wijs: „Niet alleen de werk
loosheid is schuldig aan de intensievere vogelvangst.
De verbeterde situatie in België speelt ook een be
langrijke rol. Een paar jaar geleden mochten daar alle
in ons land reeds veel jaren beschermde vogels vrije
lijk worden gevangen en geïmporteerd. Vandaar wer
den zij ons land binnengesmokkeld. In België worden
de voorschriften echter met het jaar strenger. De
roofvogels zijn er beschermd, veel zangvogels mogen
niet meer in een kooi worden gehouden en vervoer
naar het buitenland is verboden. Nederlandse vogel
verkopers kunnen hun dieren dus niet meer in België
halen. Toch moet er aan de vraag worden voldaan
Vandaar die toenemende vogelstroperij".
(Zie verder pagina 13)