Baken voor de juiste koers voor de akkerbouw in de toekomst! w, m ■- 6 Voorlichtingsrad^ éS Oriëntatie mogelijke werkgroep Z. W.-kleigebied kombinaties van ARBEID MECHANISATIE BOUWPLAN P\E produktie in de akkerbouw vereist een vakkundige en ambitieuze belangstelling van de teler voor de groei en ontwikkeling van de ge wassen. Deze belangstelling voor het gewas is er altijd geweest en deze zal er in de toekomst steeds moeten blijven, wat er ook in de landbouw moge veranderen. Immers de opbrengst van de gewassen is in belangrijke mate bepalend voor het al of niet renderen van het akkerbouwbedrijf. De produktietechniek in de akkerbouw krijgt steeds meer een industrieel karakter. Het handwerk is in de akkerbouw grotendeels verdwenen. Deze overgang van de ambachtelijke naar de industriële produktietechniek is in de praktijk duidelijk waarneembaar. De industriële produktietechniek vraagt hoge investeringen ten aanzien van de inventaris. De kapaciteit van deze produktiemiddelen is veel groter dan die van de traditionele produktiemiddelen bijv. maaidorser ten opzichte van zelfbinder. Verder leidt deze ontwikkeling ertoe, dat elk gewas steeds meer zijn eigen investering vraagt zoals bijv. precisiezaaimachine voor suikerbieten. Het jaar loon van de werknemer in de landbouw gaat elk jaar omhoog. De akkerbouwer staat voor het probleem om ook in de toekomst een zo gunstig mogelijk in komen op zijn bedrijf te behalen. Öoor een werkgroep van de vier Rijkslandbouwkonsulentschappen in het Zuidwestelijk kleigebied, t.w. Zeeuwsch-Vlaanderen (Axel), Zeeuwse Eilanden (Goes), Westelijk Noord-Brabant (Zevenbergen) en Zuidelijk Zuid-Holland (Dordrecht) is een voorlichtingsrapport samengesteld betreffende de oriën tatie naar mogelijke kombinaties van arbeid, mechanisatie en bouwplan. Pri mair wordt daarin ingegaan op de meest gunstige verhouding tussen arbeid en mechanisatie, waarbij, in tegenstelling met voorgaande studies, nu ook de bedrijfsoppervlakte varieert. IN deze studie van de Zuidwestelijke werkgroep zijn, uitgaande van de kapaci teit van de produktiemiddelen arbeid en machines voor verschillend* bedrijfs- oppervlakten, de meest gunstige bouwplannen berekend met behulp van de be grotingsmethode „lineaire programmering". Uiteraard gelden de resultaten slechts binnen de gestelde uitgangspunten. De werkelijke situatie op een bepaald bedrijf kan hiervan natuurlijk afwijken. Dit neemt niet weg dat de algemene lijnen die naar voren komen zeker aanvaardbaar zijn. De samenstellers hebben gemeend deze publikatie ook voldoende leesbaar te moeten houden. Cijferoverzichten en tabellen vragen om een begeleidende tekst teneinde deze gemakkelijker te kunnen interpreteren. Mede hierom zijn de volle dige uitgangspunten omtrent vruchtwisseling, arbeidsaanspraken van de gewassen, prijzen en kapaciteit van de werktuigen etc. in een afzonderlijk rapport opge nomen. De meer geïnteresseerde lezer kan dit dokumentatierapport, zolang de voorraad strekt, bij de R. L. V. D. te Goes en Axel aanvragen. Hoewel de werkgroep er zich van bewust is, dat in deze publikatie geen pasklare oplossing wordt gegeven, wordt gemeend dat de achtergronden goed tot uiting komen. In het kort enkele van de belangrijkste punten uit deze interessante publikatie. DOEL VAN HET ONDERZOEK De meest gunstige verhouding tussen arbeid, grond en machines (kapitaal) in de akkerbouw is afhankelijk van de onderlinge prijsverhoudingen en de techni sche mogelijkheden. Het streven van elke ondernemer is een zo groot mogelijk verschil tussen bruto-geldopbrengst en totale kosten te behalen, hetgeen bedrijfs- ekonomisch resulteert in een zo hoog mogelijk netto-overschot. In dit verband is het interessant de ontwikkeling van de kosten en opbrengsten over de laatste 13 jaar te bezien. Uit de gegevens van een aantal akkerbouwbedrij ven in het zuidwesten blijkt duidelijk dat zowel de opbrengsten als de kosten een opgaande lijn te zien geven. Beide zijn echter procentueel vrijwel evenveel toe genomen. De absolute stijging van de kosten daarentegen ligt iets lager dan van de opbrengst. Uit dit verschil resulteert een kleine jaarlijkse toename van het juiste gewassen- en rassenkeuze in verband met grondsoort en vruchtwisseling; juiste bemesting; juiste verdere kuituur-maatregelen (grondbewerking, ontwatering, enz.). Een tweede punt waar de boer invloed op kan uitoefenen, zijn de KOSTEN. Het zal dan ook noodzakelijk zijn hieraan de nodige aandacht te besteden. Dë totale kosten zijn opgebouwd uit een groot aantal onderdelen. Een aantal hiervan staat ook voor een deel buiten de invloedssfeer van de ondernemer (pacht, kunstmest, zaai- en pootgoed, enz.). De belangrijkste kostenpost „de BEWERKINGSKOSTEN" wordt echter sterk bepaald door de algehele bedrijfsvoering en het organisatievermogen van de boer. Uit gegevens betreffende de ontwikkeling van de bewerkingskosten, onder te verdelen in arbeid, werktuigen en loonwerk, blijkt dat de arbeidskosten per ha door afvloeiing van arbeidskrachten vrijwel konstant zijn gebleven, doch de werk tuig- en loonwerkkosten belangrijk zijn toegenomen. Arbeid is dus vervangen door kapitaal in de vorm van individuele mechanisatie en het inschakelen van de loon werker met mankracht en machines. In verband hiermede wordt de organisatie van het bedrijf nader bezien, waarbij getracht is antwoord te geven op de vol gende vragen: Q in hoeverre bieden grotere machines mogelijkheden t.a.v.: a. verlaging van de bewerkingskosten, d.w.z. van de som van de kosten van arbeid, werktuigen en werk door derden. b. opbrengstverhoging: intensiteit van het bouwplan. 0 bij welke oppervlakte is loonwerk en/of eigen mechanisatie ekonomisch ver antwoord. in hoeverre is samenwerking van bedrijven belangrijk voor het bedrijfsresul taat. (Zie verder pagina 10) netto-overschot. Hoe zal deze ontwikkeling zich in de toekomst voortzetten? Zo wel over de opbrengsten en als over de kosten is weinig konkreets te zeggen. Wel kan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden aangenomen, dat de kosten de eerstkomende jaren nog wel zullen toenemen (loon, pacht, enz.). In hoeverre de opbrengsten de mogelijke kostenlijn zullen volgen, is uiteraard niet te voorspellen. Het nationaal en internationaal prijzenbeleid speelt daarbij een belangrijke rol. Aan de prijsontwikkeling kan de individuele boer weinig of niets doen. De opbrengst wordt echter niet alleen bepaald door de kg-prijs, doch ook door de kg-opbrengst. Deze kg-opbrengst nu wordt sterk beïnvloed door een aantal faktoren, die de boer voor een deel in de hand heeft, o.a.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 6