Zeeuwse plaatsnamen
om op Walcheren en de walvis terecht te komen: hierover zijn de geleerden
het niet eens. Het is de vraag of de naam ooit verklaard zal worden. De
Vries merkt op, dat afleiding van de persoonsnaam Walhhere te avontuurlijk
is, want waarom zou men een heel eiland naar één man noemen Nu is er een
oud woord walh dat vreemdeling (eigenlijk Galliër) betekent, evenals Waal
(bewoner van Wallonië) maar dat is een Keltisch woord. En het is niet zeker,
dat op Walcheren ooit Kelten gewoond hebben, al wil de volksoverlevering dat
ook. Er is ook een Germaans woord walha, dat overstroomd land betekent en
de betekenis van Walcheren zou dus kunnen zijn „een door zeevloeden bedreigd
eiland". Maar De Vries besluit het overzicht met de verzuchting „alles even
onzeker".
ij ziet uit het voorgaande wel, dat de naamsafleiding en -verklaring een gebied
vol voetangels en klemmen is. Hier geldt, dat één dwaas méér vragen kan
dan tien wijzen kunnen antwoorden! Maar U zult óók hebben gemerkt, dat de
vakgeleerden volstrekt niet aarzelen met te zeggen dat zij het niet weten, als
de gegevens onvoldoende zijn.
yerseke heette in 966 Gersakre, aldus De Vries en in 980 Gersicha. Hij gaat
uit van deze laatste vorm en knoopt aan bij het Engelse Gersich of Gissic,
dat weer voort zou komen uit woorden als gusi (snel voortschietend) en sik
(waterloop). Ger kan echter ook geer zijn en dat woord kent U natuurlijk wel.
Toch denkt De Vries hier aan ger punt of speer of aan gras (gers gras).
Wij kunnen het ook kort zeggen: om de naam Yerseke afdoend te verklaren,
schiet onze kennis te kort.
KUNSTMEST---^--*
STROOIERS f®*
Fa. M. L van ACKER Zn A. D. RIEMENS Fa.G.L.SLABBEKOORNZn! J. W. KOOMAN
4
(Vervolg van pagina 2)
overtuiging werd toen de (ook al weer oude) sage verteld, van de roemruchte
drinkebroer, die alles verdobbelde wat hij had. Tenslotte had deze man zóveel
schulden, dat hij ze niet meer afbetalen kon en in arren moede verkocht hij
zijn vrouw. Dat geschiedde onder de uitroep „Hilde veur de summe", want
deze (ver)handelbare echtgenote heette nu eenmaal Hilde.
Er was werkelijk enige tijd voor nodig om uit te leggen, dat de zin „Hilde
veur de summe" wel wat gewrongen was, dat daaruit nooit een plaatsnaam
zou kunnen ontstaan en ten slotte, dat Hilversum vermoedelijk heel wat ouder
is dan het deftige Latijnse woord summa (som) en dat in elk geval de plaats
haar naam al gekregen had vóór dat Latijnse woord in het Nederlands binnen
drong.
OOK IN ZEELAND
fJOED, dat zijn dan achterlijke Hollanders. Maar ook in Zeeland zijn zulke
wonderlijke meningen nog wel te horen. Souburg is een wonderlijke naam.
Hoe komt zo'n ou (uit te spreken als oe) in een Zeeuwse plaatsnaam Zonder
te denken aan de, in de loop der eeuwen vaak nogal wisselende, spelling van
onze taal, gaat men aan het fantaseren over een volk der Cauchen, dat ook in
Koudekerke sporen nagelaten zou hebben enz. De werkelijkheid is weer heel
wat nuchterder. Wij gaan eerst op zoek naar de oudste schriftelijke overleve
ring. In 1162 blijkt de naam Sutburch te zijn en dat is gewoon „de zuidelijke
burcht", zoals Middelburg de middelste was. Dat de u (uit te spreken als oe)
bewaard gebleven is, is niet zo'n wonder. Dat komt langs de kust méér voor,
zegt De Vries.
Kunnen geleerden zich nooit vergissen Natuurlijk wel, al gaan ze bepaald
niet over één nacht ijs. Een paar voorbeelden. Van Zoutelande zegt De Vries,
dat dit zo genoemd is naar verzouting van het land na dijkdoorbraken. Ver
moedelijk is dat een vergissing, want Zoutelande heeft (en had vroeger) be
paald geen dijken maar duinen en de oude uitspraak is Zoetelande en niet
Zoutelande. De oude vertelling van Willibrord of andere lieden die hier landden
en uitriepen: „Zo Te lande is natuurlijk onzin, maar Zoetelande in de be
tekenis van „goed land" lijkt mij niet onmogelijk.
VERGISSINGEN OF ONZEKER
Beveland wil men afleiden van de bever, die hier vroeger geleefd zou heb
ben. Maar een bever heeft een gloeiende hekel aan zout water en hoe moeten
die dieren daar dan gekomen zijn Tholen is eenvoudiger te verklaren. In 1290
heet de stad Tholne en dat is in het Middelnederlands een tolhuis. Uit oude
geschriften is bewezen, dat Tholen in de Middeleeuwen 'n belangrijke Zeeuwse
tolplaats was. Schouwen heet in de 12e eeuw Schalda en is dus genoemd naar
de Schelde. Dat ook de naam van een groot land soms moeilijkheden oplevert,
blijkt uit Vlaanderen. Er is een hele rij verklaringen, maar de aannemelijkste
acht De Vries deze, dat het een kusttaalvorm is van het Westgermaanse
flauming. Dat is afgeleid van flauma, dat stroom betekent of stroming. Men
denkt daarom aan de betekenis „overstroomd land" en dat kan natuurlijk alleen
op de kuststrook betrekking gehad hebben. Maar die naam kan later natuurlijk
wel aan een groter gebied gegeven zijn, zoals wij thans zelfs een Limburger of
bewoner van de Voerstreek een Vlaming noemen. Nu wij tóch even de grens
overgewipt zijn: Antwerpen komt echt niet van de reus, die zijn hand „uit
wierp" (let op de gewrongenheid van de verklaring maar bestaat uit and dat
..tegen" betekent (denk aan ant-woord tegenwoord) en werp, d.i. het land
dat de zee opgeworpen heeft. De betekenis is daarom: tegen de oever (n.l. van
de Schelde) aangeslibd land. Vraagt U naar de Schelde zelf, dan kan men alleen
antwoorden, dat in de Romeinse tijd de naam Scaldis was. De vorm Schelde
is uit de verbogen naamvallen ontstaan. Is de naam nu Latijn of niet Dat
weet niemand, maar het hoeft niet. Er kan best een Germaans of Keltisch
woord zijn geweest dat aan het woord ten grondslag ligt, want in het Oudengels
is er een „sceald" dat ondiep betekent en dat in het tegenwoordige Engels als
shallow voortleeft.
VELE RAADSELS BLIJVEN
Er was een tijd in ons goede land, dat een stad zich schaamde als haar naam
niet op de een of andere (meest erg twijfelachtige) wijze van een Latijns
woord kon worden afgeleid. Deze afwijking is thans wel over, nu wij zover
zijn dat wij de ene taal niet meer minderwaardiger achten dan de andere. Wat
het Latijn betreft, kent men thans de samenhang (beter: de gemeenschappe
lijke afkomst) van en met onze eigen taal wat beter dan vroeger. Een klassiek
voorbeeld is „neus". Dit heette eeuwen lang afgeleid te zijn van het Latijnse
nasus, terwijl iedereen toch wel begrijpen kon, dat onze vooroudérs bepaald
wel een goed woord voor dat lichaamsdeel gehad zullen hebben! Meer onder
zoek leidde tot de Germaanse woorden nasi en naso, al zijn die niet schriftelijk
overgeleverd. En zo is onze veelbezongen Roompot bepaald geen Romanus
Portus, hoezeer alle geleerden dat hebben gewild Tussen twee haakjes: dat
kón eenvoudig niet, omdat de Romeinen hier nergens havens aangelegd hebben
en zeker niet rond de Roompot De verklaring is even eenvoudig als over
tuigend: tal van zeegaten en geulen dragen spotnamen, die van alles en nog
wat kunnen betekenen, afschuw, goedkeuring enz. Zo hebben wij een Stroop
pot, een Brijpot, een Karnemelksloot enz. enz. De Roompot is dus echt een
roompot, hoe men dat ook bedoeld moge hebben
Twijfel blijft ook over bij Rilland. Dat heeft natuurlijk niets met rillen te
maken, maar wat dan In 1284 schreef men Rilant. Men vermoedt, dat Ri
riet betekent, maar het is even goed mogelijk, dat „ril" een geul in buiten
dijkse gronden aanduidt.
GESCHIEDENIS SPEELT ROL
Uit deze voorbeelden ziet U wel, dat de naamvorming zich veelal voltrok
in een tijd die ontzaglijk ver achter ons ligt. Daarom komt bij Zeeuwse namen
ook de geschiedenis te pas. De naamsverklaring houdt immers rekening met
de toestand zoals die ten tijde van de naamvorming geweest is. U ziet, dat
dat bij Hilversum niet meespeelt, maar bij onze plaatsnamen wèl.
Ten slotte zijn er mensen, die blijven vragen. Middelburg is zonder meer
duidelijk als Middel(ste) burcht. Maar waar komt burcht vandaan Zodra men
dat vraagt, verlaat men het gebied van de plaatsnaamkunde en komt men op
dat van de etymologie of woordafleiding. Ook dat is een wetenschap die slechts
door vakgeleerden kan worden bedreven. Leken laten zich altijd weer ver
leiden tot het veronderstellen van gelijke afkomst en verwantschap tussen
woorden die wel wat op elkaar lijken, maar die toch wezenlijk verschillend
zijn en zij zien voorbij aan de overeenkomst tussen twee uiterlijk verschillende
woorden, omdat zij de klankwetten en de geschiedenis van beide woorden niet
kennen.
~2C*-.Z2>erf JBAuLELAEM ifc XÜrv
VCec Kasteel -U- "WESTER^SOVBVJRO i^s
KENNIS VAN BEDRIJF EN STREEKTAAL NODIG
WIL een leek zich op dit terrein begeven, dan kan hij niet anders doen dan
een goed etymologisch woordenboek kopen en dat naslaan bij de woorden
die hem belang inboezemen. Daarbij komt dan enige kennis van het boeren
bedrijf en de streektaal goed van pas. De eerste omdat onze voorouders, als
men maar ver genoeg terug gaat, bijna allemaal boeren, jagers eri vissers
waren. De tweede omdat de streektaal soms woorden bevat, die sterk afwijken
van het Nederlands, maar die wèl samenhangen met andere woorden uit die
taal of een andere taal, bijv. frinzen (aardbeien), guus (kinderen), muster (takke-
bos), hil (vluchtheuvel) enz.
Een burcht is een burg. De t is in het Nederlands toegevoegd, zoals in rijs(t),
aal(t), ink(t) en om een Zeeuws voorbeeld te kiezen: weg(t). Burg hangt samen
met het Latijnse burgus voor wachttoren, maar dat woord kon hier slechts
overgenomen worden, omdat wij reeds „berg" hadden, dat wel een hoogte aan
duidt, maar ook vaak een goed verdedigbare hoogte. Burg en berg hangen dus
tóch weer samen, maar U ziet dat het onmogelijk is om in kort bestek al de
(Zie verder pagina 5)
W
(ADVERTENTIE)
LELY kunstmeststrooier.
De LELY kunstmeststrooier doet het werk
van 8 man, doet meer dan 5 schotel
strooiers, geeft een betere verdeling dan
elke andere manier, kost het minste per
hectare, staat in kwaliteit bovenaan.
Gaarne demonstreren wij deze exclusieve
voordelen geheel vrijblijvend voor U.
Waterlandkerkje Hoek Kloetinge Ellemeet
Tel. 01170-2163 Tel. 01154-298 Tel. 01100-6606 (Tel. 01117-281