Het leerlingstelsel in land- en tuinbouw STRIJD OM GOEDKOPE MELK BEZWOREN In de bestuursvergadering van 15 maart heeft het P. Z. zijn instemming betuigd met de voorstellen van de Consumptiemelkcommissie betreffende de verkoop van verpakte melk aan en door levens- middelenbedrijven. Daarmee lijkt voorlopig een einde te zijn gekomen aan sinds vorig jaar gevoer de strijd tussen melkhandelaren, zuivelfabrieken en levensmiddelenbedrijven. Aan de hand van rappor ten adviseert het Produktschap de Minister van Economische Zaken, die het P. Z. om maatregelen had gevraagd, niet over te gaan tot het treffen van voorzieningen die tot levering van verpakte melk door zuivelfabrieken aan levensmiddelenbedrijven kunnen dwingen. Door de veranderende koop- en verkoopgewoon ten heeft het P. Z.-bestuur er begrip voor dat levensmiddelenbedrijven melk aan hun assortiment willen toevoegen. Daarom acht zij het niet juist als aan de levering van melk aan deze bedrijven belem meringen in de weg worden gelegd. Mede door het standpunt van de kruideniers-vakcentrale om de melk in de winkels tegen de officiële prijs te ver kopen, kwam de Consumptiemelkcommissie tot de opvatting dat voor alle afnemers van melk dezelfde leveringsvoorwaarden behoren te worden gehan teerd. De levering zou slechts mogen afstuiten op bedrijfseconomische gronden. In gevallen dat over eenstemming tussen de partijen niet mogelijk lijkt, biedt het P.Z. zijn goede diensten aan voor het vin den van een oplossing. B. WOLFEDERATIE-WOL. IS NIET TE VERVANGEN De laatste weken wordt het bestuur van de Afd. Zeeland der Nederlandse Wolfederatie er weer van verschalende zijden op attent gemaakt, dat duistere lieden in de dorpen hun meestal minderwaardige wolprodukten trachten te verkopen door de klant te vertellen, dat zij vertegenwoordiger van de Wol federatie zijn of namens de Wolfederatie handelen. Wij willen er nogmaals met nadruk op wijzen, dat de Wolfederatie-produkten uitsluitend verkocht worden vanuit de bekende Wolfederatie-winkelauto of in de Wolfederatie-zaak in Goes. Degenen, die de verkoop op andere wijze bedrij ven en soms gebruik maken van folders, afkomstig van de Wolfederatie, om de klanten te overtuigen, handelen nimmer uit naam der Wolfederatie en heb ben hiermede totaal niets uitstaande'. Men zij dus gewaarschuwd PROVINCIALE RAAD VOOR DE BEDRIJFSONTWIKKELING IN ZEELAND In de onlangs gehouden vergadering van de Pro vinciale Raad voor de Bedrijfsontwikkeling in Zee land heeft de Direkteur van de Tuinbouw, ir. A. de Zeeuw, een belangwekkende inleiding gehouden over de ontwikkelingsvoorwaarden voor de tuin bouw in verband met de vestiging. Verschillende genodigden: waaronder de Com missaris der Koningin, mr. J. van Aartsen. woon den de vergadering bij. Ir. De Zeeuw wees er op, dat in Zeeland,, gezien tegen een landelijke achtergrond eigenlijk alleen de fruitteelt van betekenis is. Weliswaar wordt er hier en daar in de provincie groenteteelt onder glas aangetroffen, maar de omvang daarvan speelt lan delijk gezien geen rol van betekenis. Spreker waar schuwde er tegen om deze teelt of eventueel ande re tuinbouwteelten van buiten af te stimuleren. In de praktijk heeft dit vaak tot teleurstelling aanlei ding gegeven. Aan de andere kant moeten natuur lijke ontwikkelingen niet in de weg worden ge staan. Zo vroeg de heer De Zeeuw zich de betekenis van een kassen verbod af in een wat hij noemde in dit opzicht „lege" provincie als Zeeland. Van Hulst tot a-an de Honte. De Raad nam met veel waardering kennis van de uitgave van de Agrarische Streekontwikkeling StoppeldijkWal- zoórden, die onder de naam „Van Hulst tot aan de Honte, een gebied in ontwikkeling" tot stand kwam. In het bijzondér ontmoetten de in deze studie opge nomen bedrijfsmodellen van de zijde van.de Raad veel belangstelling. Borgstellingsf'ondsaangelegenheden. De Provin ciale Advieskommissie voor borgStellingsfondsaan- gelegenheden behandelde 5 aanvragen tot oen to taal van 162.500,—, die alle werden goedgekeurd. Het principe van een leerlingstelsel is, dat de oudere generatie de jongere generatie opleidt in vak bekwaamheid. Tot heden toe hebben leerlingstelsels hun weg met succes gevonden bij verschillende am bachten. Nu er een uittocht van arbeidskrachtenuit de landbouw plaats vindt en de kwantiteit dus daalt, is het belangrijk, dat de kwaliteit van degenen die blijven beter wordt. Hiertoe wordt de mogelijkheid geboden door het leerlingstelsel in de landbouw in te voeren. Volgens de Wet op het Leerlingwezen ontvangt de leerling, die aan een leerlingstelsel deelneemt, op grondslag van een leerovereenkomst, een oplei ding in de praktijk van een bepaald beroep, alsmede algemeen en op het vak gericht onderwijs. Het leerlingstelsel in de Landbouw bestaat dan ook uit twee onderdelen en wel: I. De praktijkopleiding op het bedrijf. De verant woordelijkheid en uitvoering van wettelijke be palingen hieromtrent berusten bij de Stichting ter bevordering van het leerlingwezen in de land en tuinbouw en de landbouwambachten, kortweg Landelijk Orgaan genoemd. In het Bestuur van deze Stichting zijn vertegenwoordigd de drie Cen trale Landbouworganisaties en de drie Agrarische Bedrijfsbonden. II. Het algemeen en op het beroep gericht onderwijs op school door een vakschool op basis van het leerlingstelsel. De verantwoordelijkheid voor het onderwijs aan deze vakschool berust bij het vak schoolbestuur. In het leerlingstelsel is, volgens de wet, het vak- schoolonderwijs in een bepaalde richting gekoppeld aan een overeenkomstige praktijkopleiding. Het één is zonder het ander niet mogelijk. Dit in tegenstel ling tot de reeds bestaande tuinbouwvakscholen. TAKEN VAN HET LANDELIJK ORGAAN Het Landelijk Orgaan heeft de verantwoordelijk heid voor de praktijkbegeleiding. Deze vorm van ge richte praktijkopleiding stelt het Landelijk Orgaan voor de volgende taken: 1. Het afsluitend van Leerovereenkomsten. Het Landelijk Orgaan heeft hier een bemiddelende taak. Door ondertekening van een leerovereen komst, die afgesloten wordt tussen de patroon en de wettelijke vertegenwoordiger van de leer ling gaat de patroon de verplichting aan een leerling op te leiden in de praktijk van een in de leerovereenkomst vermelde opleidingsrichting, overeenkomstig het bij deze richting behorende praktijkprogramma. 2. Het opstellen van praktijkprogramma's. In deze programma's zullen de minimum-eisen moeten worden omschreven waaraan voldaan moet wor den. Voor het opstellen van deze programma's zullen adviescommissies gevormd worden. Iedere opleidingsrichting krijgt zijn eigen commissie. De commissieleden zullen bestaan uit praktijk en onderwijsmensen. Verschillende organisaties in land- en tuinbouw en landbouwambaohten zijn aangezocht om hun praktische inbreng te leveren. Voor de inbreng van onderwijskundige kant is gedacht aan directeuren en praktijkleraren van praktijk- en lagere land- en tuinbouwscholen. Hoewel de vakschoolbesturen een zekere mate van autonomie bezitten voor het te geven onder wijs aan dè vakscholen, is het belangrijk dat er ten aanzien van het vakschoolonderwijs aan vak scholen met een zelfde opleidingsrichting een zekere uniformiteit bestaat. De mogelijkheid hier toe ontstaat als de genoemde adviescommissies hun medewerking verlenen aan de vaststelling van de inhoud van het algemeen en op het beroep gericht onderwijs. 3. Controlerende taak. Bij haar controlerende taak moet het Landelijk Orgaan toezien dat de be palingen uit de leerovereenkomst worden nage komen. In de leerovereenkomst wordt als plicht van de leerling aangemerkt het regelmatig be zoek van de vakschool alsmede het bijhouden van een werkboek. De pliqht van de patroon is de opleiding volgens het praktijkprogramma te regelen. Deze opleiding wordt op twee manieren gecontx-oleerdn.l. de leerling is verplicht zijn dagelijkse werkzaamheden in een werkboek bij te houden, waardoor een overzicht wordt verkregen van de verrichte werkzaamheden. En door regel matig bezoek van de leerlingen op de bedrijven door kundige consulenten. Zij controleren de werkboeken en bespreken met de patroon de vorderingen van de leerling. In de aanvangsjaren van het Leerlingstelsel in de Landbouw zal deze controlerende taak worden uitgevoerd door praktijkleraren die verbonden zijn aan de vak scholen. HET VAKSCHOOLONDERWIJS Tijdens de 2-jarige opleiding gaat de leerling ge-t durende 40 weken per jaar 1 dag per week naar school. De duur van deze lesdag is 3 uur algemeen vormend en vakkennis onderwijs en 4 uur vak- vaardigheidsonderwijs. Al naar gelang de opleidings richting worden er gedurende de opleiding één of meerdere weken doorgebracht op eèn praktijkschool. Het aantal uren dat daar doorgebracht wordt, kan in mindering gebracht worden op het urenpakket van de vakschool. Op uitnodiging van de Commissie Agra risch Vakonderwijs in Zeeland hield Ir. H. J. Wezenberg, directeur van de Landelijke Stich ting Leerlingwezen, woensdag j.l. een inlei ding over de toepassing van het leerlingstelsel in de land- en tuinbouw en de landbouw ambachten. In de sector groente- en fruitteelt is op de tuinbouwschool te Kapelle reeds in 1964 bij wijze van experiment met dit stelsel begon nen; dit schooljaar is Scherpenisse gevolgd met de sector groenteteelt. Voor een zo breed mogelijke oriëntatie van de in de genoemde commissie verenigde werkgevers- en werk nemersorganisaties was de inleiding van Ir. Wezenberg waardevol. Aandacht verdienen ook de mogelijkheden tot invoering van het leerlingstelsel in andere sectoren, als b.v. akkerbouw, veeteelt, weidebouw en bloemen teelt in onze provincie. Hierover wordt ver wacht zo spoedig mogelijk nadere mededelin gen te kunnen doen. Over het algemene aspect van het leerling stelsel gaat bijgaand artikel, ontleend aan de inleiding van dhr. Wezenberg. Het streven van de Overheid is erop gericht het vakschoolonderwijs te integreren in het bestaande lagere land- en tuinbouwonderwijs. De bestaande land- en tuinbouwscholen met de daaraan verbonden docenten zouden dit begeleidend onderwijs uit stekend kunnen verzorgen. Het is niet de bedoeling dat iedere lagere land en tuinbouwschool in de toekomst haar eigen vak school zal krijgen. Het aantal leerlingen per school zal daar meestal te gering voor zijn. Streeksgewijs zouden agrarische organisaties een vakschoolbestuur kunnen vormen. In deze gevallen dat het vakschoolbestuur niet identiek is met het bestuur van een lagere land- en/of tuinbouwschool, zou men als vakschoolbestuur aan het bestuur van een daarvoor in aanmerking komende lagere land en/of tuinbouwschool, kunnen verzoeken of het be reid is het vakschoolonderwijs volgens het voorge stelde programma, aan zijn school te verzorgen. Hierdoor blijft de gewenste nauwe relatie van het leerlingwezen met het lager agrarisch beroeps onderwijs gewaarborgd, terwijl de rechtspositie van leraren aan de vakscholen is zeker gesteld. EXAMEN EN DIPLOMA Aan het einde van de praktijkopleiding wordt een examen afgenomen. Dit examen omvat een onder zoek naar het inzicht en de vakvaardigheid van de leerling. Het examen valt dus uiteen in een praktisch en een theoretisch gedeelte. Voor het praktisch exa men zal een gedeelte op de praktijkschool worden afgelegd. Worden deze examens gunstig beoordeeld, dan ontvangt de leerling een officieel door de overheid erkend diploma leerlingstelsel in diè tak van land- of tuinbouw, waarin de opleiding heeft plaats ge vonden. Dit diploma kan men dus een vakbekwaam heidsdiploma noemen. Voor de werknemers in de land- en tuinbouw be tekent dit een toeslug op het loon. Voor de toe komstige ondernemers kan dit diploma van belang zijn voor het verkrijgen van erkenning in een be paalde tak van land- of tuinbouw. WIE KENNEN TOT HET LEERLINGSTELSEL WORDEN TOEGELATEN? De maximum leeftijd voor deelname aan het leerlingstelsel is 27 jaar. Als vooropleiding is het volgen van een lagere land- of tuinbouwschool gewenst. Men kan dan zon der enige beperking tot het leerlingstelsel worden toegelaten. Het leerlingstelsel in de Landbouw moet men niet in de plaats zien komen van de Middelbare Land- of Tuinbouwschool. Het leerlingstelsel is meer afgestemd op die leerlingen, voor wie het onderwijs aan de Middelbare school te zwaar is. In de land- en tuinbouw zijn er vooral onder de werknemers velen die geen lagere land- of tuin bouwschool hebben gevolgd. Om deze vaak nog jeugdige land- en tuinarbeiders nog in de gelegen heid te stellen hun vakbekwaamheid verder te ont wikkelen en af te ronden in een leerlingstelsel wordt hen daartoe de gelegenheid geboden door het vol gen van een voorbereidende cursus van 1 jaar. De leerling gaat dan gedurende 40 weken 1 dag per week naar school. Na het volgen van deze cursus kan men tot het leerlingstelsel worden toegelaten. Voor toelating tot deze voorbereidende cursus is een minimum leeftijd gesteld. Dit om te voorkomen dat men de voorbereidende cursus in de plaats zou gaan stellen van een lagere land- of tuinbouwschool. De Landelijke Stichting Leerlingwezen in de Landbouw, die haar kantoor heeft' in Utrecht, Mau- ritsstraat 101, kan geïnteresseerden op de hoogte stellen of er in hun omgeving een leerlingstelsel in een bepaalde tak van land- of tuinbouw gaat be ginnen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 21