r
VRIJDAG 24 MAART 1967
55e Jaargang No. 2873
Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van Land- en Tuinbonw en Veeteelt in Zeeland
HET WONDER VAN PASEN
Frankeririg bij abonnement: Terneuzea
"£n zij zeiden tot elkanderWie zal ons
de steen afwentelen van de ingang van het
graf? En toen zij opzagen, aanschouwden
zij, dat de steen afgewenteld was, want hij
was zeer groot". „Uli„s ,6 3_u
QE tijd is voorbij, dat wij op Pasen in de kerk over de
bloemetjes en het nieuwe leven in de natuur preekten.
Dat ging misschien nog, toen de dingen in de wereld minder
fel en nadrukkelijk gebeurden dan nu.
Wij zijn wat scherper gedrukt op de feiten uit het boven
staande gedeelte van de Evangelist Markus „Wie zal de
6teen lichten van het graf, waarin een mens besloten ligt?
Daar kunnen we niet omheen. En misschien ruwer en on
barmhartiger dan ooit tevoren, zegt de mens van het midden
van de 20-ste eeuw waar het op staat. Ook luider I Maar
dat komt bij het geschreeuw over chocola of worst, dat uit
ons televisietoestel barst.
QAT neemt allemaal niet weg, dat de harde waarheden
blijven en dat we met al ons kunst- en vliegwerk er
nog niet in geslaagd zijn de menselijke werkelijkheden
omver te werpen.
Maar over de natuur praten we wat minder dan onze
voorouders. De moderne agrariër, die meer is dan de boer
vroeger, weet van een goede bedrijfsvoering en „de ge
ruste landman" is ondanks ook nog de misverstanden
bij een deel van de mensen geworden tot een manager,
die West-Europees denkt, en voor zijn taak berekend moet
zijn.
En het is in die wereld, dat wij geen genoegen meer nemen
met een Paasverhaal over de bloemetjes, al zijn we blij met
de prachtige bloesems aan onze bomen en de veelkleurige
bloemen in onze tuin.
IN deze wereld is de realiteit, dat een mens kan warv-
hopen. Ook dit behoort bij ons mens zijn Wie nooit
gewanhoopt heeft, zal ook nimmer de diepten van een ge
loof kennen.
Die steen voor het graf van Jezus Christus ligt daar voor
een groeve van iemand, van wie de Emmaüsgangers (en
velen met hen zeiden: „Wij echter leefden In de hoop, dat
Hij het was, dat Hij, dieenz." Dat wil zeggen, dat zij
en al die anderen: Maria Magdalena, Simon Petrus, Jacobus
en noem ze maar op hun houvast verloren hebben.
Want het is niet zo maar iemand, die zij verloren. Hun
eigen toekomst en zelfs die van alle mensen was aan Hem
gebonden.
r^iAAROM moet dit slot hoofdstuk nog bij het Evangelie
horen. Omdat dit het wezen van dat Evangelie is, n.l.
dat de steen afgewenteld is.
Wij mensen willen altijd precies weten hoe de dingen gaan.
Maar terwijl wij er met elkander over redetwisten, vergeten
wij in dat open graf te kijken. En als we het wèl doen, kijken
wij regelrecht in de hemel. En tegelijk ontdekken we, dat
deze visie een vorm van geloven is.
Het gaat in het Paasevangelie van de Bijbel om veel meer,
dan een mooi verhaal over de vernieuwing van alle leven.
Het gaat om het geloof in Christus, die ons verlost van alle
wanhoop, die ons helpt zien, dat wij niet vergeefs gehoopt
hebben.
En waar een mens mag hopen, komt die mens terecht in
het geloof. In het geloof, dat Christus is opgestaan uit de
doden en dat het een wonder is. Een wonder, dat wij alleen
kunnen constateren, omdat die „zeer grote steen" is afge
wenteld.
Daarom wordt er met Pasen niet alleen gepreekt, maar
ook gezongen in de kerk. Véél gezongen van dankbaarheid
en blijdschap.
- ::-:;Xv:
i-
Wij zien, hoe in het blinkend licht
van deze grote dag
Christus de Heer staat opgericht
en heft de zegevlag.
Wij horen, nu de dag aanbreekt
met bovenaardse gloed
hoe Christus zelve tot ons spreekt
zeggende: Weest gegroet.
Goes.
ds. H. M. STRATING.