CENTRALE VERWARMING
LUCHTVERWARMING
Fa. VERLINDE Havenstraat 8
Tel.OH50-2I76 TERNEUZEN
De levensloop
van een vee-exportman (vio
Vogelvangers op pad
Aardgas
Oliestook
Vraagt vrijblijvend offerte
Installatie door geheel Zeeland
Gediplomeerd verwarmingsinstallateur
D. HARTOG OVER
CHILI, AFZET VOOR ROODBONTEN
Ik had nu de voornaamste veefokkende landen aan de overzijde bezocht, alleen Chili niet. Daarheen
zonden wij een paar jaar later onze assistent de Jonge met een collectie, bestemd voor een tentoonstelling
in Santiago. Rond Santiago treft men in wijde omtrek zwartbontfokkerij aan. In het zuiden is een gebied
van roodbontfokkerij. Deze wordt daar bedreven door fokkers, die hoofdzakelijk uit Duitsland stammen.
Enige jaren later stelden wij voor dit rood-bont-gebied een vertegenwoordiger aan. Behalve nu en dan eens
een enkel dier gelukte het niet hier een afzetgebied te vinden voor onze roodbonten. Met de zending
zwartbonten moesten wij op de tentoonstelling te Santiago het opnemen tegen een collectie zwartbonte
Amerikanen. Zeer toevallig bevond zich bij die Amerikaanse zending een dier met de naam Adriana Hartog.
Toen in het laatst der negentiende eeuw voor de fokkerij in Noord-Amerika veel fokdieren werden
betrokken uit Nederland, voornamelijk uit de provincies Friesland en Noord-Holland, werden aan deze
dieren wel de namen gegeven van de eigenaren, waarvan ze afkomstig waren. Deze werden dan als ge
slachtsnaam aangehouden, vooral die van uitzonderlijk goede dieren. Zo vond men daar verschillende
namen, die ook nu nog in Nederland voorkomen. In die tijd, dat hier gekocht werd, was er in de Beemster
een burgemeester, die Hartog heette en deze schijnt uit het oogpunt van reclame eens een koe aan een
Noord-Amerikaan cadeau te hebben gedaan, vandaar nu de naam Hartog. Dat daaraan is toegevoegd
Adriana, de voornaam van mijn dochter, is wel als een grote toevalligheid te beschouwen.
VERLIES ASSISTENT
Onze assistent de heer de Jonge, die voor ons de
verdienste had speciaal talentrijk te zijn voor het
toiletteren van vee voor tentoonstellingen en die
kort na de oprichting van Vee-Export in onze dienst
was gekomen, zijn wij op een zeer onaangename
manier kwijt geworden. Toen hij kort na afloop van
de tweede wereldoorlog met een zending naar Zuid-
Amerika zou vertrekken, overtrad hij op flagrante
wijze de deviezenbepalingen, wat misliep, met het
gevolg, dat hij zijn toekomst verder in Uruguay pro
beerde te vinden. Later is hij daar met een Neder
landse exporteursfirma in zee gegaan. Aan dezelfde
zaak verloren wij toen ook onze vertegenwoordiger
voor roodbonten in Zuid-Chili. Wel een teleurstel
lend uiteinde van een samenwerking, die voor ons
wel zijn voordelen had opgeleverd.
ROYAL SHOW
Vanaf 1922 heb ik elk jaar de Royal Show in
Engeland bezocht. Deze wordt ieder jaar op een an
dere plaats gehouden en zodoende kwam ik zo on
geveer heel Engeland door. Ik ontmoette daar zeer
veel vrienden en kennissen van over de gehele
wereld. Ik had n.l. bij een paar gelegenheden de
Engelse aankopen door hun stamboek en de verzen
ding kunnen regelen en was daarbij bevriend ge
worden met diverse bestuursleden. Een van mijn
mooiste herinneringen was de verkoop in Engeland
van de laatste import, bestaande uit Friese en N.R.S.
dieren. De prijzen liepen hierbij op voor de stieren
tot ongeveer 150.000 gulden, voor de vaarzen tot
ongeveer 70.000,Het meest genoot ik echter van
het feit, dat door kopers geen verschil werd ge
maakt in waardering tussen de dieren van de beide
stamboeken. Ik herinner me nog, dat heer Jan Was
senaar, de voorzitter van het F.R.S., zeide: „die Har
tog loopt maar te lachen", maar hij kon niet weten
wat de eigenlijke oorzaak was van mijn vreugde.
INZENDERSAF
Zo is ook één van de mooiste herinneringen uit
mijn leven de dag gebleven, waarop ter gelegenheid
van een fokveedag in Cuyk, waarin de tweede
wereldoorlog de N.S.B. de leiding in handen wilde
nemen, de inzenders besloten het terrein met hun
dieren te verlaten. Zonder dat er iets gezegd was,
zag men plotseling de stroom vee langs de dijk ver
dwijnen tot grote ergernis van enkele Duitse gasten.
Wat de fokkerij in Engeland van de zwartbonten
betreft, die heb ik steeds met genoegen gadegeslagen.
In Duitsland bezocht ik ook meermalen de jaarlijkse
Wanderausstellung, maar ik heb daarvoor nimmer
die waardering kunnen opbrengen als voor b.v. de
Royal Show of de grote landbouwtentoonstelling in
Parijs, die elk jaar in maart werd gehouden.
KEURINGEN VOORDEEL
Wat Frankrijk betreft, daarheen maakte ik eerst
enkele excursies mede van het Kon. Ned. Landbouw
Comité. Ik bezocht er kort na de eerste wereld
oorlog een tentoonstelling in Lotharingen in gezel
schap van de heer Theo Mansholt, die met enkele
personen uit België en Luxemburg door de Franse
regering was uitgenodigd de opening van een
nieuwe landbouwschool bij te wonen. De tentoon
stelling betekende niet veel. Wij woonden daar ook
een kerkdienst bij en later een diner, waar de Franse
minister van landbouw de gastheer was. Aan het
slot hiervan werden alle buitenlandse gasten ook
ik werd daaronder gerekend benoemd tot officier
in de Orde Pour la Mérite d'Agricole. Ik heb dit
nooit anders kunnen beschouwen, dan als een vrien
delijke geste tegenover een buitenlandse gast, van
daar mijn geringe waardering hiervoor. Toen be
trekkelijk kort nadien de uitvoer van vee naar
Frankrijk stokte, heb ik op eigen initiatief nog eens
de reis gemaakt langs verschillende fokbedrijven
in Noord-Frankrijk. Ik meende toen te begrijpen,
dat het teruggaan van de export voornamelijk te
wijten was aan een zekere tegenwerking van het
Franse Stamboek, een verschijnsel dat meer voor
komt, wanneer de leden de concurrentie gaan
vrezen. Bovendien werd dit in de hand gewerkt
doordat klachten ontstonden over besmettelijke
abortus. De categorie handelaars of andere tussen
personen, die enkel hun eigen beurs in het oog
hebben en die bestaan, de goede niet te na ge
sproken zullen natuurlijk altijd beter kunnen
kopen in stallen, waar b.v. besmettelijke abortus
heerst dan in gezonde veestapels. Ik herinner mij
in dit verband een uitdrukking van een handelaar,
die vroeger veel verkocht had aan afmelkstallen in
het buitenland. Hij beweerde namelijk, dat onze
regering zijn handel had kapot gemaakt door keu
ringen voor de uitvoer. Ik heb ondervonden, dat der
gelijke keuringen alleen in het voordeel van de ex
port kunnen zijn. Grote waardering heb ik voor onze
Veeartsenijkundige Dienst, die ons steeds gesteund
heeft waar dit nodig was. Mijn enige vrees, die wel
eens naar voren kon komen, betrof de overeenkom
sten met landen, waarvan de opvattingen omtrent
de uitvoering van verschillende regelingen nogal
verschillen met die van ons.
DE DOCHTER VAN DE KANONNENKONING
Wat Frankrijk betreft, is één van de aange
naamste herinneringen verbonden aan onze relatie
met Prinses De Bourbon; Domaine de Balincourt te
Theuville, S O; Balincourt, dat vroeger aan een
koning van België, Leopold III, had behoord, was
door de moeder van Mme de Bourbon, een Spaanse
prinses, aangekocht en kwam na haar overlijden
in handen van haar dochter, die besloot het zelf te
gaan exploiteren, o.a. door het fokken van zwart
bont Hollands vee. Wij waren zeer fortuinlijk haar
van het begin af te mogen bijstaan met aankoop
van dieren in ons land. Het meest heb ik wel ge
noten van het vertrouwen, dat zij ons schonk. Zo
wist zij in de oorlog zonder enig bewijs onzerzijds
ons een vrij groot bedrag aan geld toe te vertrou
wen, dat dienen moest als depot, voor het geval
dat zij of haar dochter uit Frankrijk zouden moeten
vluchten.
Balincourt was een prachtig bezit met een eigen
toneelzaal, een kapel en een uitgestrekt park. Toen
wij eens met vakantie te Chantilly logeerden, gingen
wij vaak bij haar op bezoek. Zij had voor ons hotel
te Chantilly gezorgd met het oog daarop, dat wij
haar dan gemakkelijk konden bezoeken. Zij overleed
in hetzelfde jaar als mijn vrouw, die kort tevoren
nog contact met haar had gezocht bij een verblijf
in Meridon bij Parijs. Haar vader, Sir Basil Zaharof,
ontmoetten wij ook een paar keer te Balincourt. Dit
was de man, die als de Kanonnenkoning bekendheid
verwierf. Het verhaal zegt, dat hij haar moeder
vanuit Spanje geschaakt had. Zelf was zij getrouwd
geweest met een Poolse graaf.
(Vervolg van pagina 7)
De prijzen zijn sinds de Belgische exportstop ook
flink aangetrokken. Vijf jaar geleden werden op de
toen nog bestaande Antwerpse vogelmarkt „zeven
schone vinken voor honderd frankskes" aangeboden.
Nu wordt er vier gulden per stuk voor betaald. Voor
een putter moest toen tussen vier en zeven gulden
warden neergeteld, nu varieert de koers van tien tot
vijfti' gulden. Voor goudvinken wordt zelfs vijftien
tot twintig gulden gevraagd.
Deze marktprijzen verklaren de activiteit van de 44-
jarige Nico P. uit een der dorpen rond Tilburg. Hij
vertelt er regelmatig met kooien en netten op uit te
trekken, „want ik kan er best een paar joetjes bijver
dienen. En dat is heus niet zo moeilijk. Als ge geluk
hebt, komt er zo een aardig centje je hand in vliegen,
hé?"
Nico blijkt alle vangmethoden toe te passen, ook
de lijmstokken. En ruimt hij 's avonds, als hij naar huis
gaat, de stokken op?
„Opruimen? Welnee, da's toch veel te veel werk?
Waarom zou ik het doen, de politie maakt mij niks".
„Maar de volgende dagen worden er ook vogels ge
lijmd en zij zijn tot kreperen gedoemd".
„Nou, en wat dan? Zij moeten toch 'ns een keer
dood gaan?
Van een ander slag is vinkenslager Herman K., boek
houder in Eindhoven. Hij gaat bijna elk weekeinde met
een vangkooi op pad.
„Ik kan", zegt hij, „de kooi dan urenlang in de
gaten houden. Ik vind het genoeglijk als de lokvogel
zo onbedaarlijk zingt en ik barst bekant van spanning
als er een vogeltje in de buurt komt. Wat zal-ie doen?
Laat-ie zich voor de roep van de lokker verleiden?
Vliegt-ie weg en komt-ie lat^r terug? En als-ie vlak
bij de lokker is, waagt-ie zich dan ook in de kooi? Gij
zult dat wel niet kunnen begrijpen, hè? Maar duizen
den mensen vinden vissen een spannende bezigheid en
zoals een ander een vis wil vangen, wil ik een vogel
verschalken. En dit is aantrekkelijker dan vissen, want
dit is verboden. Je moet op je vogeltjes letten, maar
óók op mogelijke aanwezige politiemannen en jacht
opzichters een fijne sport, écht waar
Herman K. heeft nog een argument voor zijn ge-
vogel: „Die diertjes hebben het bij ons beter dan in
de natuur, want daar krijgen zij niet zo goed te eten".
Tegen-argument van de heer De Wijs, zijn collega's
en andere natuurliefhebbers: „Als wij u in een cel
zouden zetten en u elke dag goed te eten zouden
geven, zou u zich dan happy voelen?"
Niet alleen daarom kijken deze speciaal voor het
speur- en jachtwerk in de natuur opgeleide politie
mannen naar de steeds actievere vogelaars uit. Zij
weten dat sommige favoriete vogelsoorten met uit-
rooiing worden bedreigd. Dat dieptepunt zou snel zijn
bereikt als de vogels vogelvrij zijn; als dus de vogel
vangers vrijelijk hun gang zouden kunnen gaan!
DICK DIJS.
(ADVERTENTIE)
IS