CHILI SALPETER Veehouderijbijeenkomst der Z.L.M. op het gebied van die varkenshouderij maken we in Zeeland een sterke sanering door, die eigen lijk nog sterker is dan op het gebied van het rund vee. Het aantal varkensbedrijven is in 10 jaar meer dan 50°/# afgenomen. Wij zitten momenteel in onze provincie op 2.600 bedrijven, die nog varkens houden, maar met een laag bedrijfsgemiddelde van ongeveer 11-12 varkens per bedrijf. Er zullen nog heel wat varkensbedrijven waarschijnlijk afvallen, waar deze niet zo op hun plaats zijn. Hier is de schaalver groting sterk aan de orde en na 1960 is vooral een sterkere drang gekomen tot het stichten van doel matige mestbedrijven met voldoende grote eenheden. Daarbij denken wij vandaag aan de dag, ook gezien de mogelijkheden tot mechanisatie, bijv. van mecha nisch uitmesten eerder in de richting van capaciteit. Dus een stal mestvarkens van 200, waar men ten minste 500 varkens per jaar kan afleveren. Dan blijkt uit de bedrijfsboekhoudingen, dat men er on geveer 800 arbeidsuren voor nodig heeft. DE heer Harmsen begon zijn korte situatieschets over de ontwikkeling van de veehouderij en de varkenshouderij in Zeeland met de constatering, dat de belangstelling in de ruimste zin van het woord in onze provincie de laatste jaren stijgende is. EEN, van de factoren, die hier bepalend zijn, is in de eerste plaats de vraag kunnen wij dus een melkveestapel opbouwen, die per koe zodanig pro- duktief is dat daar een zeer hoog inkomen uit voort vloeit In de tweede plaats de vraag of het mogelijk is op deze bedrijven een zodanige zware veebezetting te creëren, met behoud van die goede produktie, dat W", zijn als Nederland overwegend een export land, zowel voor de melk als voor de varkens. Maar wij hebben bepaalde perspectieven in markt- vergroting en aanpassingen, die in de E.E.G. voor de deur staan. En dit zal uiteraard ook met kosten verhoging gepaard gaan. Denk alleen nog maar aan de bedrijf saanpassingen die kostenverhogingen vergen. Maar dat neemt niet weg, dat wij op dit punt toch meer zekerheid hebben om onze pro duktie als inbreng in een grotere markt gemakke lijker en tegen betere prijzen kunnen plaatsen. Het is dus van groot belang dat wij goede ondernemers hebben. Ook in Zeeland liggen daar nog onbenutte mogelijkheden om met voldoende vakvaardigheid in deze veehouderij takken de produktie op de meest efficiente wijze kunnen uitvoeren. U weet, wij leven wat de melk betreft in een overgangsfase. Het is op de melkwinningsvoorlichtingsdagen ook al gezegd. We mogen binnenkort weer de nieuwe richtprijs verwachten voor de melk. We hebben kunnen con stateren, dat in het afgelopen jaar de richtprijs ruim gehaald is. Maar voor het komende melkjaar, dat per 1 april dus begint, vinden we ook weer een stijging, die zuiver het gevolg is van de aanpassing aan de uniforme prijs, de richtprijs voor de melk in de E.E.G. Dit betekent wel, dat de toeslagen, die van overheidswegen op de melk nog worden ge geven, zullen moeten worden afgebroken en dat dus de werkelijke prijs voor het produkt door de consu ment moet worden opgebracht. Maar wanneer we zien, dat de E.E.G. behoudens ook uit de derde lan den, vooral op het gebied van de zuivel en met name de kaas, ook een grotere opname heeft laten zien, dan mogen wij dus van deze markt van de.zuivel enz. nog wel wat verwachten. Ten aanzien van de varkens is dat bekend; een stijging dus van de uit voer van levende en geslachte varkens naar de Euromarkt. We drijven eigenlijk op de vleeswaren- industrie, die nog wel weg kan met de vleeswaren, waarvan een belangrijk gedeelte naar landèn buiten de E.E.G. gaat. Dit geldt ook voor de zuivel, want van onze zuivelexport gaat nog altijd 60% naar derde landen. Bij deze nieuwe ontwikkeling zal de kwaliteitsfactor van overwegende betekenis blijven. Een éénmalige gift geeft direkte verbetering aan NATRIUM-ARM GRASLAND 9 AP donderdag 19 januari j.l. vond in Restaurant Wöhler te Middelburg de jaarlijkse veehouderij- bijeenkomst der Z.L.M. plaats. De vergadering stond onder leiding van de Voorzitter der Veehouderij commissie de heer Js. Vos, die de ongeveer 100 belangstellenden een hartelijk welkom toeriep. Een speciaal woord van welkom richtte de heer Vos tot de heer Ir. A. J. Louwes, Rijkslandbouwcon- sulent voor Bedrijfsvraagstukken en de heer Ir. W. L. Harmsen, Rijksveeteeltconsulent voor Zeeland. Ver volgens heette de heer Vos van harte welkom de heer S. de Visser, Voorzitter van de Kring Walcheren dér Z.L.M.de heer Lorier, Voorzitter van de Kring Walcheren der C.B.T.B., de heer Hoenderkens, Ad junct v. d. Rijkslandbouwconsulent voor Zeeland, de heer Mr. E. Wage, algemeen secretaris der Z.L.M., de heer Halstra vertegenwoordiger van de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren alsmede de heer Scheps, leerkracht van de Lagere Landbouwschool te Middelburg, die met een gretig) leerlingen de bijeenkomst bijwoonde. ONTWIKKELING VAN DE VEE- EN VARKENSHOUDERIJ IN ZEELAND Dit is te mei-ken aan allerlei activiteiten, die óp het gebied van de veehouderij plaatsvinden, ook wel in de vaktechnische verenigingen, die zich op ver schillend gebied bewegen met hun werkzaamheden ten dienste van de rundveehouders, varkenshouders en ook de schapenhouders. Daarnaast zien wij ook een toenemende behoefte aan brede gesprekken in groepsverband met betrek king tot de veehouderij als geheel en ook ingepast in het totale bedrijf. Men kan daar dus ook uit afleiden, dat wij ten aanzien van het gemengde bedrijf behoefte hebben om te komen tot een nieuwe positie, een nieuwe structuur, die vooral aan de jonge ondernemers de mogelijkheden biedt om boer te blijven. Wij hebben in de tijd, die achter ons ligt belang rijke verschuivingen meegemaakt. Het ondernemers schap is daarbij sterker naar voren gekomen. De noodzaak om een eenvoudig opgezet bedrijfsplan te kunnen uitvoeren, waarbij ook de factor arbeid steeds duurder is geworden en waarbij dus ver vanging moest worden gevonden om die arbeid te vereenvoudigen en die arbeid te verlichten. Deze factoren gaan steeds meer meespelen in het vee houderijbedrijf, dat in het verleden eigenlijk een verlengstukje was van de akkerbouwbedrijven. Akkerbouwbedrijven, die een zekere ontmengings proces doormaken na de oorlog, waarbij het afstoten van intensieve veehouderij aan de orde was. Dit heeft zich vooral op het vlak van het melkvee afgespeeld. Een aantal melkveehouderijbedrijven is sterk teruggelopen van ongeveer 6.500 tot 5.000. In de nieuwe tijd hebben we dus ook gekregen de vee- loze akkerbouwbedrijven en daarnaast ook akker bouwbedrijven, die de vleesproduktie beoefenen. Als deze rundvleesproduktie zich wil handhaven, dan zijn ook bepaalde concentraties met de nodige aan passingen op het gebied van de bedrijfsvoering nood zakelijk om deel te blijven nemen aan de vlees voorziening voor de komende markt. De melkveehouderij is aangepast aan het ge mengde bedrijf. Daarbij is er ook sprake van een verschuiving naar het kleinere 'gemengde bedrijf. Deze bedrijven zijn in Zeeland vrij klein; vandaar dat in combinatie met akkerbouw een grotere pro- duktieomvang in de dierlijke sector wenselijk is. Dit is de achtergrond waardoor de melkvee houderij op deze bedrijven uit bedrijfs-economische overwegingen in betekenis is gaan toenemen. Het is al weer 5 jaar geleden, dat de afname van de vee stapel in Zeeland eigenlijk tot staan is gekomen en ook ten aanzien van het melkvee, zien wij na het jaar 1963 een duidelijke stijging, hetgeen dus neer komt op het toenemen van het aantal koeien per bedrijf. Dit mag een gezond verschijnsel worden genoemd. J^AARNAAST zijn er ook nog heel wat bedrijven, die niet zo op die melkveehouderij zijn gericht; kleinere akkerbouwbedrijven, die ook met het pro bleem zitten van een volledige benutting van de arbeid in samenspel van de mechanische en moderne hulpmiddelen. Op deze bedrijven wil men de pro- duktiviteit verhogen. Het is opmerkelijk, dat wij de laatste tijd ook veel vragen krijgen met betrekking tot de varkensmesterij op een zuiver akkerbouwbe drijf, die eigenlijk een tekort aan grond hebben. Ook hier zien wij mogelijkheden van combinatie van produktietakken in de dierlijke sector met akker bouw. Op de kleinere bedrijven vooral het melkvee, afhankelijk van de kwaliteit of van de grond, waar bij er ook een tendens is om het grasland te willen uitbreiden en waarbij ook een belangrijke vraag is: Moeten wij in Zeeland niet meer de kant op van een meer gespecialiseerd graslandbedrijf Is dat econo misch verantwoord Of moeten wij de nog betere percelen beslist handhaven En/of moeten wij niet meer in de richting van het wisselbouwsysteem, waarbij al deze systemen, hetzij melkveehouderij naast akkerbouw, hetzij uitsluitend of overwegend evolueren naar melkveehouderij. Is de factor van de intensiteit van het bedrijf ge weldig belangrijk om aan een goed arbeidsinkomen te kunnen geraken het arbeidsinkomen duidelijk omhoog gaat. Men moet met één man onder nog sociaal verantwoorde omstandigheden veel kunnen doen. Men moet be drijfsgebouwen hebben voor de huisvesting van die veestapel, die zo min mogelijk arbeid vragen. Wij krijgen daardoor ook dezelfde verschuiving naar de kapitaalvoorziening op deze bedrijven en de be hoefte aan een matige financiering. En in dit ver band zien wij dan ook, dat de veehouderijsector een toenemend beroep doet op de mogelijkheden daar toe. Ik geloof dat op het gebied dus van de borg stellingen nog meer ontwikkeling zou moeten komen. Dus het borgstellingsfonds en ook de ontwikkelings kant van het O. en S.-fonds, waarbij dus bij de nieuwe bedrijfsontwikkelingen subsidiemogelijk heden aanwezig zijn, waar de goede ondernemer een verstandig gebruik van zal kunnen maken. Dit geldt ook zeer zeker voor de varkenshouderij sector. Wij staan als voorlichters in Zeeland in het algemeen niet op het standpunt, dat een bedrijf zich uitsluitend op één produktietak zal moeten specialiseren. Dit geldt ook eigenlijk min of meer voor het grasland- bedrijf, maar dit ligt dus nog even anders ten aan zien van de melkkoeien. Wij menen dat de varkens houderij in verhouding tot het rundvee, met name de melkveehouderij minder arbeid vergt om die pro- duktief te maken. Op heel veel bedrijven menen we dat een produktietak van varkenshouderij en/of mesterij waardevol is om aan te trekken. De produktiviteit van die varkens is de laatste jaren niet ongunstig (ik wil de calamiteiten van mond- en klauwzeer zeker hier niet wegcijferen), daar zitten mogelijkheden in. Dit geldt ook ten aanzien van de varkensfokkerij, waardoor de activi teiten in de varkenshouderij kernen en de bedrijfs economische boekhoudingen. hebben een zekere uitbreiding van de var kensmesterij hard nodig. Twee derde van de Zeeuwse biggen werd voor 1960 in Noord-Brabant gekocht en af gemest. Nu hebben we ongeveer een evenwicht. Het ziet er zelfs naar uit, dat wij op het ogenblik weer meer behoefte krijgen aan fokbe- drijven. En we zien ook, dat men de combinatie van fokkerij en mesterij ook weer wat meer naar voren brengt. Dus meer het gesloten systeem, zoals we dat op het melkveehouderijbedrijf ook min of meer wel kennen. Om dus uit de eigen aanfok de dieren, de melkkoeien doen voortkomen door een doelmatig opgezette teeltkeuze. Bij de varkens zien we dus, dat naast de meststal op sommige bedrijven nu plannen in ontwikkeling zijn om ook de biggen zelf te kweken. Want bij de varkens is een zeer belang rijke factor de relatie tussen de fokker en de mesters. Het is zo, dat op dit terrein, ook in onze provincie door de varkenshouderijkernen de nodige aandacht aan deze produktiekolom en ook met ge stabiliseerde wijze van afzet aan de slachtvarkens aan de orde is. Zeer belangrijk is ook de relatie tus sen fokker en mester, de mester die niet te lichte biggen moet hebben van bekende herkomst. Hierbij spelen dus ook de gezondheidszorg, de stalinrichting enz. een grote rol. Wij zullen dus zoveel mogelijk in de concurrentie met de collega's in de Euromarkt een beter en in ieder geval een goed produkt moeten brengen. Daar om is het van het grootste belang, dat er bij de afzet dus ook de classificatie naar de kwaliteit tot en met de producent kunnen laten doorwerken. Voor de varkens hebben we het op het ogenblik nog moeilijk, maar daar wordt ook aan gewerkt. Naar mate wij een grotere produktiecapaciteit hebben, zullen we ook in dit opzicht meer gewicht in de schaal leggen. Aldus Ir. Harmsen. DE TOEKOMSTIGE STRUCTUUR VAN HET GEMENGDE BEDRIJF ANDER dankzegging voor de woorden van welkom begint de heer Louwes zijn inleiding met er op te wijzen, dat men bij de behandeling van de toe komstige structuur van het gemengde bedrijf zich steeds voor ogen moet houden dat het uitgangspunt moet zijn waaróm men over de toekomstige struc tuur spreekt. De noodzaak tot een aanpassing van de bedrijfs- opzet vloeit voort uit het proces van de economische groei en de maatschappij als geheel. De economische groei komt tot uiting in de voortdurende stijging van het gemiddelde inkomenniveau buiten de land bouw. In die stijging van het inkomensniveau zijn tweeërlei overwegingen van belang. Ten eerste omdat de boer zegt: „Ik wil toch niet minder zijn." En het tweede punt is wel dat stijgende inkomen. Er gaat maar een klein deel van dat stijgende inkomen aan landbouwprodukten weg. Dat stijgende inkomen, die grotere welvaart wordt aan niet-landbouwprodukten, zoals aan industriële goederen en aan diensten besteed. Dus met dat in komen neemt de vraag naar landbouwprodukten niet evenredig toe, of anders gezegd, de behoefte naar landbouwprodukten neemt in verhouding ge nomen af. Dat is één kant. De andere kant is die van de economische groei. Onze produktie-techniek wordt steeds beter. Tot uiting komt dat men per ha, of per dier, meer produceert dan 20 jaar geleden. Niet alleen hier, maar in heel Europa. Een derde punt is dat het arbeidsloon in verhouding het sterkste is gestegen. Dat noodzaakt tot mechanisatie en opvoering van arbeidsproduktiviteit. Zo is er aan de ene kant druk op het prijspeil en aan de andere kant de boer, die mee wil groeien met de anderen en zijn inkomen verhogen. Dat kan dus eigenlijk in hoofdzaak door bedrijfsaanpassing. En dan beschouw ik als bedrijfsaanpassing het proberen tot een zo danige opzet van het bedrijf te komen, dat het in komen inderdaad kan meegroeien. Niet alleen mee groeien in de zeer korte termijn van 1967 of 1968, maar dat er ook op langere termijn ruimte is tot een inkomensvergroting op het eigen bedrijf. (Zie verder pagina 11) (ADVERTENTIE) 4"-'*4'

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 9