Voor recht vlas is nog I belangstelling fe&SS -M Provinciale Raad voor de bedrijfsontwikkeling in Zeeland 7 Ir. G. LIEFSTINGH, P.A.W. - Wageningen De slechte prijzen die de teler de laatste twee jaren voor het vlas heeft gemaakt, hebben begrijpelijkerwijs de belangstelling voor deze teelt snel doen verminderen. In het recente artikel van ir. Friederich „Wel of geen vlas in het bouwplan?" werden, naast de oorzaken van de huidige crisis, de gunstige perspektieven uiteengezet. Hierin werd gekonkludeerd dat er voor strovlas van goede kwaliteit een plaats op de markt te vinden zal zijn. In het navol gende artikel zal o.m. worden nagegaan hoe een goede kwaliteit kan worden bereikt. sgiB mm - -••••♦ - mHKk WAT MOET VLAS OPBRENGEN Voor de volhardende teler is het interessant na te gaan welke prijs voor het vias moet worden ge maakt om een saiüo te krijgen dat minstens genjk is aan dat van andere gewassen. Om hierin enig inzicht te verkrijgen kan men de aan vias toege rekende kosten optellen bij het saldo dat een ander gewas, b.v. wintertarwe, bereikt. Indien het hok ken en schelven en het in de schuur rijden, wan neer het vias niet van het land af worat geleverd, in eigen arbeid wordt uitgevoerd, dan bedragen de toegerekende kosten voor vlas: Zaaizaad 100 Zaaien f 30 Kunstmest 120 Bestrijdingsmiddelen45 Trekken inkiusief kanten 160 Hagelverzekering en rente [oml. kapitaal e.d. 65 Totaal 520 Voegt men deze kosten toe aan het saldo van circa 1380 van wintertarwe (korrelopbrengst 5.000 kg, stro-opbrengst 4.000 kg), dan zal de geldelijke op brengst van 1 ha vlas circa 1900 moeten bedragen om even winstgevend te zijn als wintertarwe. Uit bovenstaande berekening volgt, dat bij een opbrengst van 8.000 kg strovlas per ha het direkte financiële resultaat van vlas bij een prijs beneden 24 cent per kg ongerepeld, niet zal kunnen concur reren met dat van wintertarwe. Komt niet winter tarwe, maar een ander gewas, bijvoorbeeld gerst ter vervanging in aanmerking, dan kan de verge lijking iets gunstiger uitvallen. In het algemeen zal ongerepeld vlas 20 a 25 cent moeten opbrengen, wil het direkte financiële resultaat konkurrerend zijn. De waarde van vlas als dekvrucht voor graszaad en luzerne is niet bij de berekening betrokken. Daar luzerne en bepaalde graszaadsoorten onder granen kunnen worden verbouwd, wordt de noodzaak om vlas als dekvrucht in het bouwplan op te nemen, minder urgent. HANDEL VRAAGT RECHT VLAS De arbeidsbezetting in het vlassersbedrijf is tegenwoordig zodanig dat minder aandacht kan worden besteed aan afwijkend krom of gelegerd vlas. De belangstelling van de vlasser zal daarom vooral uitgaan naar regelmatig gegroeid en recht vlas, dat gemakkelijk en tegen lage kosten te ver werken is en waarvan een goed vezelrendement en een goede kwaliteit vezel kan worden verwacht. De laatste jaren is weer eens gebleken dat on gunstige weersomstandigheden gedurende het groeiseizoen het resultaat van de vlasteelt in be langrijke mate kunnen beïnvloeden. Door o.m. een juiste perceelskeuze en een goede grondbewerking waardoor een voor vlas geschikt vlak, fijn verkrui meld, niet te diep losgewerkt zaaibed wordt ver kregen, wordt de kans goed vlas te kunnen oogsten aanmerkelijk verhoogd. Om legering van het ge was te voorkomen, zal men aan deze faktoren, maar eveneens aan de stikstofbemesting, de zaaizaad- hoeveelheid en rijenafstand aandacht dienen te be steden. STIKSTOFBEMESTING De juiste stikstofgift is die waarbij de hoogste stro- en vezelopbrengst en de beste strokwaliteit wordt verkregen. Bij het bepalen van de te geven stikstofbemesting zal men zich steeds in de eerste plaats moeten laten leiden door de vraag hoe lege ring te voorkomen en niet door de vraag hoe de hoogste stro-opbrengst kan worden verkregen. Om dit te bereiken zal men, afhankelijk van de voor vrucht, de groenbemesting in voorgaande jaren en de ondervrucht, niet te veel stikstof mogen strooien. Als algemene richtlijn kan worden aangegeven dat op gronden met een gunstige struktuur en be mestingstoestand kan worden volstaan met een gift van 1 tot 2 baal kalksalpeter (1030 kg zuivere stikstof) per ha. Voor zwaardere gronden 30 tot 40 afslibbaar zou men tot ongeveer 35 kg zui vere stikstof per ha kunnen gaan. Percelen waar men het nodig acht nóg meer stikstof te geven, zijn in feite minder geschikt voor de teelt van vlas. Uit het overbemestingsonderzoek, dat nu enige jaren heeft gelopen, is tot dusver gebleken dat een schraal gewas als gevolg van een te lage N-gift bij het zaaien, door een ureum- of kalksalpetergift bij een vlaslengte van 15-25 cm een duidelijke ver hoging van de stro-opbrengst kan geven. Het vast stellen van de stikstofbehoefte op dat moment is echter even moeilijk als bij het zaaien. Het onder zoek heeft verder aangetoond dat het beste resul taat wordt verkregen door direkt bij het zaaien de juiste stikstof hoe veelheid te strooien. ZAAIZAADHOEVEELHEID Bij de zaaizaadhoeveelheid spelen faktoren als grondsoort, struktuur en zaaitijd een rol. Wordt van een (te) hoge zaaizaadhoeveelheid, d.w.z. 160 kg per ha of meer, uitgegaan, dan wordt een fijne vlasstengel verkregen, die minder weerstand biedt aan ongunstig weer, waardoor de kans op legering toeneemt. Reeds meerdere malen werd in proeven vastgesteld dat vlas gegroeid bij de laagste zaai zaadhoeveelheid 120 kg per ha veerkrachtiger was en zich sneller van legering herstelde dan wanneer van 140 of 160 kg zaaizaad was uitgegaan. Voor de teler is het verder nog van belang te weten dat het gebruik van 120 of 140 kg zaaizaad ■„■JBiwK,. in de proeven over het algemeen niet heeft geleid tot een opbrengstderving t.o.v. 160 kg per ha. Het gebruik van méér dan 140 kg zaaizaad per ha biedt over het algemeen dan ook geen voordeel. Hoeveel men wél moet zaaien hangt o.m. af van het tijdstip van zaaien en de grondsoort. Bij vroeg zaaien (begin tot medio maart), op zwaardere gron den circa 40 afslibbaar, op gronden die droogte- gevoelig zijn of wanneer de struktuur van het zaai bed te wensen overlaat, zal men circa 140 kg zaai zaad per ha moeten kiezen. Bij uitzaai omstreeks half april en onder gunstige omstandigheden van grond en struktuur is een hoeveelheid van 120 kg zaaizaad per ha te prefereren. Bij bepaling van de zaaizaadhoeveelheid dient het 1000-korrelgewicht te worden betrokken. Het kan van jaar tot jaar en ook van partij tot partij variëren van 5 tot meer dan 6 gram. Zou men ervan uitgaan dat de zaaizaadhoeveelheid bij een 1000- korrelgewicht van 6 gram 120 kg per ha moet be dragen, dan zal men van een partij met een 1000- korrelgewicht van bij voorbeeld 5,4 gram slechts 5,4 -x 120 kg 108 kg mogen gebruiken, mits de 6,0 kiemkracht gelijk is. Bij deze berekening is ervan uitgegaan dat NAK- gekeurd zaaizaad van prima kwaliteit een hoge kiemkracht, een laag botrytisgehalte en effektief ontsmet wordt gebruikt. Dit is een vereiste voor een goede en regelmatige opkomst. RIJENAFSTAND De gelijkmatige groei van het gewas wordt be vorderd door voor een zo regelmatig mogelijke ver deling van de planten te zorgen. Uit de proeven met rijenafstanden variërend van 4 tot 12l/2 cm, die sedert 1962 door het PAW werden aangelegd, is naar voren gekomen dat bij de nauwere rijen afstanden een enigszins steviger gewas mag wor den verwacht dan bij de wijdere. Verschil in stro- en vezelopbrengst werd in het algemeen niet waar genomen. Een rijenafstand van 4 tot uiterlijk 8 cm is daarom voor het verkrijgen van een oogstzeker gewas aan ,te bevelen. Het breedwerpig zaaien dat weer in de belang stelling komt bij de graanteelt, moet voor vlas wor den ontraden. Bij breedwerpig zaaien en daarna ineggen, blijft een gedeelte van het zaad op het land liggen of wordt maar even bedekt, een ander gedeelte komt op de goede diepte, terwijl weer andere zaadjes te diep worden ondergebracht. Een gedeelte van de zaden komt niet op, terwijl de overige ongelijktijdig opkomen. Hierdoor zal men last van ondervlas krijgen, hetgeen noch voor de teler noch voor de vlasser aantrekkelijk is. Economisch-sociale en economisch-huishoudelyke voorlichting. Door de heer Ir. M. J. M. Schretlen, hoofd van de economisch-sociale voorlichtingsdienst van de N.C.B., werd taak en werkwijze van deze dienst geschetst, terwijl hetzelfde voor de econo- misch-huishoudelijke voorlichtingsdienst van deze organisatie door mej. Drs. A. van Lierop als hoofd van deze dienst werd gedaan. Daarbij ging de heer Schretlen nog nader in op de problematiek van de bedrijfsovername, waarop een geanimeerde gedach- tenwisseling volgde. Proefboerderjjen in Zeeland. De Raad bleek van oordeel, dat in het zeekleigebied van Zuidwest Ne derland plaats is voor een 2-tal proef boerderij en van behoorlijke omvang, waarvan één op zwaardere en één op lichtere grond. Het bedrijf op zwaardere grond vindt gestalte in de 70 ha grote proefboerderij te Westmaas. De proefboerderij op lichtere grond dient naar het oordeel van de Raad in Zeeland te worden gesticht. Verdeling van de kredieten voor bijzondere voor lichtingsactiviteiten. De bijzondere voorlichtings activiteiten betreffen zowel de streekverbeteringen, de voorlichtingsbedrijven als de gesubsidieerde be- drijfs-economische boekhoudingen. Voor 1967 is voor deze doeleinden 142.640,beschikbaar. De Raad adviseerde over de verdeling van deze gelden, waarbij f f3.000,werd uitgetrokken voor 65 nieuwe gesubsidieerde bedrijfseconomische boekhoudingen. De streekverbeteringen Walcheren en Stoppeldijk- Walsoorden kunnen tezamen over 101.500,be schikken, terwijl voor nieuwe voorlichtingsbedrijven in totaal 6.000,beschikbaar is. De resterende gelden worden hoofdzakelijk gereserveerd voor de lopende gesubsidieerde bedrijfseconomisch,e boek houdingen. In het vervolg zal geen subsidie meer worden verleend voor het bijhouden van een be drijfseconomische boekhouding voor bedrijven met een montagestal of een ontwikkelingsbedrijf in het kader van het O.- en S.-fonds; uiteraard voor zover geen eerdere toezegging werd gedaan. Dit laatste betreft uitsluitend de zgn. „eerste tranche" 1965. Streekverbetering Walcheren en Stoppeldyk- Walsoorden. De werkprogramma's en begrotingen 1967 van deze beide activiteiten werden vastgesteld in overeenstemming met de door de Streekverbete- ringscommissie Walcheren en streekontwikkelings- commissie Stoppeldijk-Walsoorden gedane voor stellen. Werkplan en begroting 1-6-1966 tot en 31.5-1967 van de Stichting Provinciaal Veevoederbureau voor Zeeland. Ook het werkplan met de begroting van de Stichting Provinciaal Veevoederbureau voor Zee land verkreeg de instemming van de Raad. Werkprogramma en begroting van de Afdeling Onderzoek van de Stichting voor de Bedrijfsont wikkeling. De Raad verenigde zich met het werk programma voor 1967 van de Afdeling Onderzoek van de Stichting voor de Bedrijfsontwikkeling. Bij de behandeling van de begroting stelde de Raad niet zonder teleurstelling vast, dat blijkbaar de verschil lende bijdragen ontoereikend zijn om tot een slui tende begroting te geraken. Er is namelijk een klein tekort. Zoals bekend mag worden verondersteld, zijn de werkzaamheden van het voormalige Provinciale Onderzoekcentrum overgenomen door de Stichting voor de Bedrijfsontwikkeling. Borgstellingsfondsaangelegenheden. De Commis sie voor Borgstellingsfondsaangelegenheden behan delde een 5-tal aanvragen. Een drietal tot een be drag van 52.500,werd goedgekeurd. Eén aan vraag met betrekking tot een conjunctuurgevoelig bedrijf werd met gunstig advies ter kennis gebracht van het Fondsbestuur, terwijl éénaanvraag werd afgewezen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 7