De aardappelen in de E. E. G. Hagel-risicofactor van betekenis De suikerquota in de E.E.G. 5 HE aardappelen behoren tot de landbouwproduk- ten, waarvoor nog geen E. E. G.-regeling is vast gesteld. Het Produktschap voor Aardappelen heeft thans een nota gemaakt die door de Commissie Markt regeling van dit produktschap ter discussie is voor gelegd, onder meer aan de organisaties van het aard appelbedrijfsleven. In deze nogal uitvoerige nota blijven de aardappe len voor de zetmeelindustrie, die onder de E. E. G.- zetmeelregeling vallen, buiten beschouwing, evenals de pootaardappelen. Dat het Nederlandse bedrijfsleven veel belang heeft bij de verdere ontwikkelingen blijkt onder meer uit het feit dat in ons land 1614 van de oppervlakte bouwland met aardappelen wordt beteeld. In de N. O.- Polder en de Hollanden is dit zelfs 20 tot 30 In Duitsland wordt gemiddeld maar 10 van het areaal bouwland door aardappelen in beslag genomen. In België is dit 7 en in Frankrijk en Italië niet meer dan 3l/2 De invloed van de Nederlandse consump tie-aardappelen is vooral groot door de vooraanstaan de plaats die onze exportaardappelen op de buiten landse markten binnen de E. E. G en ook daarbuiten innemen. De sterke inkrimping die de aardappelverbouw in de 6 landen te zien geeft is veroorzaakt door het geleidelijk aan verdwijnen van de voeraardappelteelt en niet door een vermindering van de consumotie- aardappelteelt. Er zijn zelfs aanwijzingen dat deze laatste zich eerder uitbreidt. Sinds in 1958 de E. E. G. van start is gegaan zijn de onderlinge invoertarieven inmiddels met 60 a 70 procent afgebroken, zowel voor consumptie-aardappelen als aardappelprodukten. IN de nota wordt uitvoerig aandacht besteed aan het feit dat West-Duitsland de invoer van klein- verpakte aardappelprodukten, zoals frites en chips, nog steeds onmogelijk maakt en daarnaast hoge staatssubsidies geeft op de investeringen in frites- en chipsfabrieken e. d., evenals op de bouw van aard- appelsorteer- en opslagbedrijven. In Frankrijk gaat men in dit opzicht nog verder. In het gunstige afzetjaar 1966 zou in Frankrijk 16 mil joen gulden voor allerlei maatregelen aan staatssteun beschikbaar zijn gesteld, terwijl voor 1967 een totale steun van 23 miljoen gulden ten behoeve van de aard- appelafzet is begroot. Door deze staatssteun worden de onderlinge con currentieverhoudingen verstoord, terwijl het inves- teringspeil in die landen steeds hoger komt te liggen. In ons land, waar het afzetapparaat zich niet ge heel op eigen kracht aan de snel veranderende om standigheden kan aanpassen, zijn de investeringen de laatste jaren steeds verder gedaald. In de komende jaren die voor onze positie binnen de E. E. G. van doorslaggevende betekenis kunnen worden, dreigt dan ook een achterstand op de grote partnerlanden te ontstaan, vooral wat betreft de technische uitrusting van het afzetapparaat. IN de nota wordt gesteld, dat een spoedig inwer king treden van een gemeenschappelijke aardap pelregeling gewenst is, onder meer omdat concurred» tievervalsende maatregelen dan eerder verboden zul len worden en de verdere afbraak van de invoerrech ten en andere belemmeringen die nog bestaan, dan eveneens sneller zal plaatsvinden. Voor de struk- turele steun uit het Europese oriëntatie- en garantie fonds, die thans beperkt is tot de produkten waar voor een E. E. G.-regeling bestaat, komen dan ook projecten voor het aardappelbedrijfsleven in aan merking. Door de E. E. G. zouden onder meer regelen gesteld kunnen worden t.a.v. de minimum kwaliteitseisen voor het onderling verkeer en bij invoer uit derde landen. Wat betreft het ingrijpen op de markt ingeval van een te laag prijspeil, wordt in de nota geen stand punt Ingenomen, maar wèl wordt het wenselijk ge acht om er rekening mee te houden dat in E. E. G.- verband door andere landen wellicht prijsinterventie- maatregelen zullen worden voorgesteld. Tenslotte wordt nog uitvoerig ingegaan op het streven van Frankrijk om het stelsel van producenten groeperingen ook in E. E. G.-verband in te voeren. De Commissie Marktregeling van het Produktschap voor Aardappelen meent, dat indien de E. E. G. de steun zou beperken tot bepaalde soorten afzet organisaties, de Nederlandse aardapnelafzet hierdoor ernstig zou worden geschaad. Het afzetapparaat van het particuliere bedrijfsleven zou dan op kunstmatige wijze worden teruggedrongen en uitgeschakeld, wat bovendien een vernietiging aan kapitaal en vakman schap zou betekenen. Vanzelfsprekend bestaat er geen enkel bezwaar tegen het tot standkomen van producentengroeperingen, maar dan op geheel vrij willige basis en zonder dat deze boven het andere bedrijfsleven bevoordeeld worden. Tijdens de Marathonzitting van 2124 juli van het vorige jaar door de Ministerraad werd 't besluit genomen, dat de marktordening voor suiker per 1 juli 1967 in werking treedt, terwijl er per 1 juli 1968 een gemeenschappelijke prijs voor de suiker zal gelden. In de jongste Raadszitting van de E. E. G.-ministerraad is de beslissing gevallen met betrekking tot het overgangsjaar 1967/68 over de hoeveelheden suiker, die maximaal onder gemeen schappelijke financiering kunnen worden gegaran deerd. Elke lidstaat krijgt hierbij een gegarandeer de hoeveelheid toegewezen, die in totaal voor de Gemeenschap 6.355.000 ton bedraagt. Deze hoe veelheid is over de lidstaten als volgt verdeeld: Nederland 575.000 ton Duitse Bondsrepubliek 1.700.000 ton Frankrijk 2.300.000 ton Italië 1.230.000 ton B. L. E. U. 530.000 ton De afzet van suiker voor consumptiedoeleinden op onze binnenlandse markt bedraagt ongeveer 530.000 ton. Voor de periode, die per 1 juli 1968 aanvangt, werd reeds tijdens de vorengenoemde Raadszitting van juli 1966 besloten, de gegaran deerde hoeveelheid suiker voor de gehele Gemeen schap op 6.480.000 ton te stellen, waarvan de voor ons land bestemde hoeveelheid 550.000 ton be draagt, terwijl voor een hoeveelheid tot maximaal 35 van de quantum een beperkte garantie voor de suikerbieten zal gelden. Teneinde te vermijden, dat reeds bestaande over schotten voor gemeenschappelijke financiering in aanmerking zouden komen, heeft de Raad in zijn jongstp zitting voorts een beslissing genomen over de maximale overgangsvoorraden per lidstaat, welke bij de gemeenschappelijke marktordening voor suiker zullen zijn toegestaan. Deze maximale overgangsvoorraden zullen door de hiernavolgen de twee elementen worden bepaald: een „ijzeren" voorraad suiker gelijk aan 12i/2 o/0 van het geschatte verbruik in 1968/69; een hoeveelheid suiker gelijk aan dertien weken verbruik ter overbrugging van de periode tussen 1 juli en het beschikbaar komen van de suiker van nieuwe oogst. Wegens de eerder aanvangende suikercampagne in dat land wordt deze periode voor Italië op acht weken gesteld. Nu in de E. E. G.-ministerraad een besluit is ge vallen over de belangrijkste principes van het sui kerbeleid voor het oogstjaar 1967/68, ligt voor de Raad thans de weg open om,de ontwerp-verorde- ning voor de overgangsregeling van de suiker in een komende zitting te aanvaarden. DE AARDAPPELVOORRADEN Blijkens de gehouden aardappel-inventarisatie bij telers en handelaren per 27 januari j.l. waren in Zeeland de volgende voorraden, geschikt voor af levering als konsumptie of pootgoed, aanwezig. Ter vergelijking de voorraden van vorig jaar per 28 januari 1966. 27 jan. '67 28 jan. '66 Schouwen-Duiveland 18.546 ton 14.925 ton Tholen/St. Philipsland 15.259 12.428 Noord-Beveland 14.360 H 14.624 Oost Zuid-Beveland 14.092 9.704 West Zuid-Beveland 18.372 14.762 Walcheren 5.063 H 4.331 Oost Zws-Vlaanderen 23.731 20.874 West Zws-Vlaanderen 16.575 12.620 125.998 ton 104.268 ton Het produktschap voor aardappelen geeft betref fende de landelijke voorraden per 25 januari de vol gende cijfers: klei-aardappelen (consumptiewaar dig) 407.000 ton, zandaardappelen (idem) 85.000 ton. Voor f966 waren deze cijfers, op ongeveer ge lijke datum, klei-aardappelen 310.000 ton en zand aardappelen 33.000 ton. VOORZICHTIG MET UITBREIDING AARDAPPELAREAAL De voorzitter van het produktschap voor aard appelen, dr. C. H. J. van Beukering, heeft in de woensdagmiddag gehouden bestuursvergadering gemaand tot voorzichtigheid bij het uitbreiden van de aardappelteelt. Er bestaat een neiging tot noe menswaardige uitbreiding van de consumptie-aard- appelproduktie. Dit is het gevolg van inkrimping van de teelt van andere gewassen zonder prijs garantie, zoals peulvruchten en vlas, en van de toevallig goede aardappelprijzen van de laatste jaren. Bedacht moet echter worden dat bij een hoogstens gelijkblijvend binnenlands verbruik elke produktievergroting alleen gerechtvaardigd kan worden als de gehele meerproduktie in het buiten land kan worden afgezet. En hierover bestaat geen enkele zekerheid. Een nota van de commissie marktregeling van het produktschap, waarover elders in dit nummer bijzonderheden opgenomen zijn en waarin gepleit wordt voor spoedige totstandkoming van een E.E.G.- aardappelregeling, kwam nog niet in discussie. Men had noq te weinig tijd gehad om haar te bestuderen. yOOR de ruim twintig in Nederland werkende hagel- verzekeringsmaatschappijen, praktisch alle georga niseerd in de Vereniging van Hagelverzekering Maat schappijen, is het schadeverloop in het jaar 1966 bui tengewoon ongunstig geweest. Tegenover een ge raamd totaal bruto-premie-inkomèn van ongeveer tien miljoen gulden, staat een raming van geclaimde hagelschade van ongeveer 20 min gulden. De hagel- verzekeraars, die over het algemeen op onderlinge grondslag werken, aarzelen niet op dit schadeverloop het predicaat „catastrofaal" toe te passen. In tientallen jaren is een dergelijk hoog schade- percentage niet voorgekomen. Hoewel de schade- percentages wel per branche variëren, is in het jaar 1966 over de gehele linie de schade hoger geweest dan de bruto-premie. De verzekering tegen hagel schade van bloembollen is er in 1966 wel bijzonder slecht af gekomen. Het schade-percentage, dat in deze branche over het algemeen beneden de honderd procent blijft, heeft in 1966 het uitzonderlijk hoge peil van 500 bereikt. Voor het dekken van het hagelrisico is een zo groot mogelijke spreiding van uitermate groot belang. Van daar de oprichting van de Coöperatieve Hagel Finan- cierings Maatschappij (Hafimij), een samenwerkings vorm van een aantal onderlinge hagelverzekeringen in ons land, waarin een deel van het risico gezamen lijk wordt gedekt en een ander deel gezamenlijk wordt herverzekerd. Op het terrein van samenwerking tussen onderlin ge verzekeringen is echter in het zuiden van ons land nog meer eebeurd Per 1 januari 1966 we»-d de Onder linge Zuidelijke Hagelverzekering opgericht, ontstaan uit een fusie van de Onderlinge van de kring Schou wen-Duiveland van de Z. L. M., de Onderlinge te Klundert en de Onderlinge van de Noord-Brabantse Mij van Landbouw. De reserves en het ledenbestand van de drie oorspronkelijke Onderlingen werden bij eengebracht met als resultaat, dat de nieuwe Onder linge per 1 januari 1966 in totaal-343 leden telde. In de loop van dit jaar traden 45 nieuwe leden toe, zodat het aantal deelnemers thans 388 bedraagt met een totaal verzekerd kapitaal van 26 miljoen gulden en een verzekerde oppervlakte van 10.271 ha. Deze Onderlinge heeft als werkgebied de provincies Zeeland en Noord-Brabant en stelt zich ten doel, zo mogelijk tesamen met de andere Onderlinge hagel verzekeringen in Zuid-West-Nederland, te komen tot een zo sterk mogelijke positie van de onderlinge hagelverzekering in dit deel van ons land. Het lid maatschap staat open voor alle landbouwers in dit gebied. De O. Z. H. kreeg reeds het eerste jaar van haar bestaan met veel hagelschade te maken. De bij de deelnemers in 1966 aangerichte schade bedroeg ruim 232.000,Dank zij de herverzekering en de sterke reserve kon deze schade gemakkelijk worden opge vangen en kunnen de lage premies (20 ets. per 100, verzekerde waarde voor granen) gehandhaafd blij ven. Het jaar 1966 heeft Ons weer geleerd, dat hagel een risicofactor van betekenis kan zijn. Het is aan de boer te beslissen of hij dit risico zelf wil (blijven) dragen, dan wel of hij dit risico aan een verzekering wenst over te dragen. De Onderlinge Zuidelijke Ha gelverzekering, Stationslaan 4 te Zevenbergen (tel. 016803730) is graag bereid daarbij, geheel vrij blijvend, alle gewenste inlichtingen te verschaffen. U kunt deze ook verkrijgen op het Landbouwhuis te Goes, tel. 011005014.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 5