Prijsvoorstellen van het
Landbouwschap
20 Jaar Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren
in Zeeland
s
wist L' dat
T UDENS het maandelijkse onderhoud tussen
de minister van Landbouw en het Land
bouwschap heeft het dagelijks bestuur zijn stand
punt medegedeeld ten aanzien van de prijzen voor
het komende jaar.
Met betrekking tot de melk heeft het Landbouw
schap een complex van maatregelen voorgesteld,
waardoor de verschillende zuivelprodukten een ho
gere prijs kunnen opbrengen. Deze maatregelen
houden het volgende in:
een verhoging van de inleveringsprijs voor bo
ter van ongeveer 60 cent per kilo;
een verhoging van de prijs van mager melkpoe
der van 15 a 17'/2 cent Per kilo;
een verhoging van de inleveringsprijs voor kaas
met ongeveer 35 cent per kilo;
een zelfde verrekenprijs als het vorige jaar,
waardoor het verschil tussen de richtprijs en
de verrekenprijs geringer wordt, zodat ook min
der geld van de consumptiemelk zal worden
overgeheveld naar de industriemelk;
voorlopig handhaven van de huidige prijs van
melk en melkprodukten voor de consument;
een vermindering van de steun op de industrie-
melk met 1,78 cent per kilo.
Naar het oordeel van het Landbouwschap kun
nen deze maatregelen leiden tot een richtprijs van
ongeveer 35 cent per kilo melk van 3,7 vet af
boerderij.
Ten aanzien van het rundvlees heeft het Land
bouwschap voorgesteld de oriëntatieprijs voor
1967/1968 vast te stellen op f 2,30 per kilo levend
gewicht op Nederlandse kwaliteitsbasis, hetgeen
overeenkomt met een Europese oriëntatieprijs van
ƒ2,40. Verder stelt het Landbouwschap voor de
interventieprijs vast te stellen op 93 van de
oriëntatieprijs, doch zodanige maatregelen te ne
men ter bevordering van de export, dat interventie
zoveel mogelijk kan worden voorkomen. Voor mest-
kalveren stelt het Landbouwschap voor de oriën
tatieprijs te verhogen tot f 3,07 per kilo levend
gewicht.
De voorstellen van het Landbouwschap ten aan
zien van de akkerbouwprodukten houden in, dat
Nederland moet streven naar herziening van de
graanprijzen voor oogst 1968; deze prijzen moeten
worden vastgesteld vóór 1 augustus 1967.
Voorts wil het Landbouwschap de drempelprijs
voor haver handhaven op 96 van de drempel-
prijs voor gerst Het wil verder de prijs van de sui
kerbieten van oogst 1967 doen verhogen met f 1,50
per 1000 kilo. Daarbij wil het de gegarandeerde
hoeveelheid afstemmen op het binnenlands ver
bruik, waaronder dan ook begrepen moet zijn de
hoeveelheid suiker, die verwerkt wordt in suiker
houdende produkten welke bestemd zijn voor af
zet binnen de E. E. G. Verder stelt het Landbouw
schap voor de toeslag op vlas voor oogst 1967
te verhogen tot ƒ240,per ha in Nederland ver
werkt vlas. Daarnaast moet Nederland er krach
tig naar streven, dat zo spoedig mogelijk een ge
meenschappelijk vlasbeleid in de E. E. G. tot stand
zal komen.
Mede in verband met concurrentievervalsende
maatregelen welke in de andere E. E. G.-landen
worden getroffen, acht het Landbouwschap een toe
slag van 300.per ha graszaad noodzakelijk
zulks in afwachting van de harmonisatie van de
teelt van graszaad in de E. E. G.
Het Landbouwschap acht déze voorstellen nood
zakelijk voor de verbetering van de rentabiliteit
van de bedrijven, zowel in de akkerbouw als in de
veehouderij, en tevens om daardoor de geleidelijke
aanpassing te bewerkstelligen aan het hogere prijs
peil, dat binnenkort in de E. E. G. zal gaan gelden.
Over de mogelijkheid tot aanpassing van de prij
zen is door de minister en het Landbouwschap ern
stig van gedachten gewisseld. De minister heeft de
voorstellen van het Landbouwschap met veel be
grip benaderd.
Aan het einde van deze bespreking, welke de
laatste was in de huidige parlementaire periode,
heeft de minister het Landbouwschap dank gezegd
voor de wijze van samenwerking. Hij moest vaak
moeilijke beslissingen nemen doch heeft zeer veel
nut gehad van de voorstellen, de adviezen en de
kritiek van het Landbouwschap. De agumentatie
van de voorstellen was steeds zeer goed en daar
om kon het tussen de minister en het Landbouw
schap tot een goed en open overleg komen.
De voorzitter van het Landbouwschap, de heer
ir. C. S. Knottnerus, dankte de minister namens het
bestuur van het Landbouwschap voor de mogelijk
heid van een regelmatig overleg en de wijze waar
op deze besprekingen steeds gevoerd konden wor
den.
Dr. J. TESINK
10 jaar direkteur Gezondheidsdienst voor Dieren
in Zeeland.
TEN „uitbundig" feest is het beslist niet gewor-
den. Maar het feit dat twintig jaar geleden de
Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren in Zeeland
een feit werd, wilde het Bestuur toch niet geheel on
gemerkt voorbij laten gaan. De gehouden vergadering
op dinsdag 31 januari j.l. werd door het bestuur, ad
viseurs, enkele genodigden en het personeel aan
gegrepen om dit 20-jarig jubileum op passende wijze
te herdenken.
Terugziende op de nu afgelopen twintig jaren kan
geconstateerd worden dat gezamenlijk veel bereikt is.
Het ging wel eens wat stroef en de weg was ook
lang niet altijd een gemakkelijke, maar de bereikte
resultaten zijn voor de Zeeuwse veehouder belangrijk.
Prof. Dr. G. E. Wagenaar, de eerste „kapitein" op
het schip van de Gezondheidsdienst, gaf in deze ver
gadering een overzicht van de eerste tien jaar van de
dienst, in eerste instantie gevestigd in het „Landbouw-
huis" op de Grote Markt. Het begin van de Stichting,
zo memoreerde prof. Wagenaar, was bepaald niet een
voudig. In het begin van de periode na de tweede
wereldoorlog vond de jonge Stichting een praktisch
totaal geruïneerde provincie met grote kans op het
voorkomen van t. b. c. onder de rundveestapel. Ook bij
aankoop van nieuw vee bleven teleurstellingen niet
uit. In deze tijd moest buitengewoon veel werk wor
den verzet De medewerking van de veehouders was
echter groot en ca. 70 sloot zich vrijwillig bij de
Gezondheidsdienst aan. Kort daarna kwam de vrij
willige bestrijding in de fase van de verplichte bestrij
ding.
Prof. Wagenaar herinnerde verder aan de start van
de K. I. in de eerste jaren van het bestaan van de Ge
zondheidsdienst, de in die tijd op niet te verwaarlozen
schaal voorkomende t. b. c. onder de kippen en het
op gang komen van de abortus-bestrijding.
Door de zich steeds verder uitbreidende werkzaam
heden werd de behoefte aan een goede en moderne
accomodate groter. In februari 1954 kon het nieuw
gebouwde laboratorium en de daarbij behorende kan
toorruimte worden betrokken, waarmede een mijl
paal tn de geschiedenis van de Gezondheidsdienst
werd bereikt.
Dr. J. Tesink, de huidige directeur van de Dienst,
bracht in herinnering dat bij het aanvaarden van zijn
functie op 1 januari 1957 de tuberculosebestrijding in
de nazorgperiode was gekomen. Over de bestrijding
van tuberculose onder de „boerenkip" bestonden vage
plannen, de mond- en klauwzeerenting en de runder-
horzelbestrijding waren georganiseerd. Met de abor-
tus-Bangbestrijding was op beperkte schaal een begin
gemaakt Het laboratorium was zowel voor klinisch
als voor massaal onderzoek melkonderzoek op abor
tus-Bang en onderzoek naar het voorkomen van
wormeieren in paardenmest ingericht.
Dr. Tesink behandelde vervolgens in vogelvlucht
hoe het met deze lopende en de sinds 1 januari 1957
ontwikkelde nieuwe activiteiten en bestrijdingen tot
op heden is gegaan.
De abortus-Bangbestrijding was in juni 1961 zover
gevorderd dat alle bekende besmette dieren waren op
geruimd. Zeeland was op dat moment de eerste pro
vincie die zover was gekomen. Het aangevatte onder
zoek naar de relatie Bodem - Plant - Dier leverde be
langrijke resultaten op welke momenteel, en niet al
leen in Zeeland, op ruime schaal worden toegepast.
De bestrijding van uierontsteking (mastitis) en het
onderzoek naar het voorkomen van antibiotica (b.v.
penicilline) in melk is in volle gang. Ook werd gestart
met de georganiseerde bestrijding van ziekten onder
varkens en van ziekten onder schapen.
In 1966 werd gestart met de georganiseerde bestrij
ding van leverbot (distomatose) en maagdarmwormen
bij rundvee. Deze bestrijding zal ook in de komende
jaren, evenals die van mastitis, veel van de Gezond
heidsdienst vergen. De laatste jaren, en met name de
laatste maanden, is de Gezondheidsdienst in toe
nemende mate betrokken bij de problemen inzake
lucht- en waterverontreiniging.
De activiteiten van de Gezondheidsdienst op dit ge
bied zullen, naar valt te verwachten, sterk toenemen
gezien het groter wordende aantal bedrijven dat zich
langs de Scheldemond wil vestigen alsook in verband
met de te verwachten grensoverschrijdende luchtver
ontreiniging vanuit België.
Deze opsomming van activiteiten van de Gezond
heidsdienst onderstreept nog eens duidelijk het grote
belang van deze Dienst voor de Zeeuwse veehouderii
nu en in de toekomst.
BI.
TJ ET Gerechtshof te Leeuwarden kart gele-
*-*- den een uitspraak heeft gedaan inzake een
geschil tussen boer en fiscus over ae afschrijving
op een boerderij? We willen uit deze uitvoerige
uitspraak de voornaamste feiten noemen.
Belastingplichtige heeft in 1961 een tot zijn PRI
VÉ-VERAi uGEN behorende boerderij aan zijn
zoon verpacht. De boerderij was ruim 70 ha groot.
Hij had deze boerderij geërfd in 1947 en tot 1 mei
1959 zelf geëxploiteerd. Voor de berekening van
de afschrijving tot 1 mei 1959 werd uitgegaan van
een gebouwenwaarde van f 40.0001
In oktober 1959 werden de gebouwen door brand
verwoest. De herbouw kostte ruim 250.000,ter
wijl de uitkering van de brandverzekering onge
veer f 225.000,bedroeg.
In 1960 werd hierop een bedrag afgeschreven
n.I. 2242,(berekening hiervan geeft de uit
spraak niet) en de preciese boekwaarde per 1 mei
1961 was nog f251.690w
Hierop schreef belastingplichtige ten laste 1961
af 2% f 5.033,—.
De inspecteur accepteerde als afschrijving maar
f2.500,—.
De eerste stelling uan de inspecteur is merk
waardig.
Hij berekende het bedrag waarover mocht wor
den afgeschreven als volgt
Boekwaarde oude gebouwen (zie bovenf 40.000
Herbouwkosten 253.932
f 293.932
af; verzekeringsuitkering „224.250
Afschrijvingsbasis f 69.682
OUBS1DIA1R stelde de inspecteur dat het
bouwen van een nieuwe boerderij tot een
aanzienlijk vermogensverlies leidt, waardoor de
basis voor de afschrijving zou kunnen worden ge
steld op 113.600,(berekening onbekendD*
volgende overweging van de inspecteur wil ik hier
eens in zijn geheel overnemen:
„dat belanghebbende in 1961 65 jaar oud was; dat
„geleidelijk waardevermindering van gebouwen
„in het onderhavige geval, mede gezien deze leef
tijd, slechts op bevredigende wijze tot uitdrukking
wordt gebracht door toepassing van afschrijving
tot een vast jaarlijks bedrag van 1 van de ver-
„krijgingswaarde
„dat het argument van belastingplichtige betref
fende afnemende pachtopbrengst slechts in het
„laatste stadium van algeheel verval van toepas
sing is".
Verder merkte de inspecteur nog op dat het be
drag van de afschrijving als door belastingplichtige
toegepast in een geheel scheve verhouding stond
tegenover de pachtopbrengst van ruim f 16.000,
Er zou nog meer te noemen zijn, maar we laten
het hierbij.
ALLEREERST rijst de vraag in hoeverre de
leeftijd van de eigenaar hier een factor kan
zijn die mede bepalend is voor de afschrijving op
gebouwen. Gemotiveerd wordt dat in de ons be
kende gegevens niet. Evenmin waarom 1 van de
verkrijgingswaarde in principe juist is en afschrij
ving over de boekwaarde niet.
Ook de laatste zin van de overweging van de
inspecteur inzake de afnemende pachtopbrengst
roept vragen op. Waarom is hiervan alleen sprake
bij algemeen verval?
Iets verder merkte de inspecteur op dat een ef
ficiënt onderhoudsbeheer tevens kan leiden tot een
op peil houden van de doelmatigheid. Dat klopt niet.
Waarom is er sprake van algemeen verval als
de doelmatigheid door efficiënt onderhoudsbeheer
op peil blijven kan?
Volgende week willen we nog nader aandacht
aan dit belangwekkende geval schenken.
MEIJERS.