Graszaadtelers verwachten beroep van Landbouwschap op minister Wist L) dat s VEEHOUDERIJEXCURSIE Z. L. M. Daar steeds weer opnieuw blijkt dat de mond en klauwzeersmetstof vooral door menselijke kon takten van het ene naar het andere bedrijf wordt overgebracht is besloten, mede in overleg met de inspecteur van de Veeartsenijkundige Dienst in Zeeland, de heer W. L. de Groof, de Veehouderij excursie der Z. L. M. tot nader order uit te stellen. DE VOORSCHOTPREMIEHEFFING 1967 AGRARISCH SOCIALE FONDSEN In de maandag gehouden vergadering van het Dagelijks Bestuur der Z. L. M. werd geïnformeerd waarom de premievoorschotnota's van het A. S. F. voor het jaar 1967 aanmerkelijk hoger liggen dan die van het vorig jaar. In het blad van vrijdag 30 december werd hierover reeds het een en ander medegedeeld. Ter toelichting hierover nogmaals het volgende: De voorschotnota 1967 is gebaseerd op de premienota over het jaar 1965. Dit zijnde de laatst bekende gegevens betreffende de op een be drijf verloonde bedragen. Dit premienotabedrag 1965 is in verband met kostenstijgingen enz. ge middeld met 40 verhoogd. Deze 40 verhoging wordt veroorzaakt door: stijging sociale lasten: verhoging van zieken fondspremie en Interim Wet Invaliditeit met 2,1 van de loonsom of 14 van het premie bedrag; rekening te houden met een stijging van het loonniveau met 6%; de premie bedrijfspensioenfonds, waarvoor vroeger pensioenzegels moesten worden ge kocht, wordt nu via het A. S. F. verrekend. In verband hiermede stijgt het premiebedrag met 20 Zijn er werkgevers die door mutaties in het per- soneelbestand een veel lager bedrag in 1967 den ken te verionen dan door het A. S. F. op basis van de premienota 1965 geraamd wordt, dan wor den deze geadviseerd zich schriftelijk tot het A. S. F. te Goes te wenden met het verzoek de nodige correcties in de voorschotnota's 1967 aan te brengen. Een nadere opgave van het bedrag dat men wel denkt te verionen is gewenst. BI. ARBEIDSTIJDVERKORTING Het is momenteel geen nieuws meer als in de een of andere bedrijfstak arbeidstijdverkorting wordt gevraagd om een moeilijke periode in de be drijfsvoering te overbruggen. Wat zijn zoal de voor waarden waaraan voldaan moet worden om hier toe te kunnen overgaan? Een vergunning tot werktijdverkorting wordt in de industriële sektor in het algemeen slechts ver leend indien: a. Sprake is van een abnormaal bedrijfsrisico. b. De onderneming de optredende slapte in het bedrijf in redelijke mate reeds voor eigen ri sico genomen heeft. c. Het personeelsbestand aan de gewijzigde om standigheden is aangepast. d. Geen mogelijkheid bestaat tot plaatsing elders van de overbodige arbeidskrachten. Een werkgever, die op eigen kracht, het moge lijke heeft gedaan om het bedrijf gaande te hou den, maar daarin niet geslaagd is, kan zich met ten verzoek om werktijdverkorting wenden tot het Districtshoofd van de Arbeidsinspectie. Aangezien de omstandigheden van geval tot geval anders lig gen kan van te voren niet worden gezegd of een gevraagde vergunning al dan niet zal worden ver leend. Het is vanzelfsprekend de bedoeling om bij kor ter werken over te gaan tot minder loon te beta len. Staan de bepalingen van de C.A.O. dan wel bin dende loonregeling dit toe dan zal de betreffende bedrijfsvereniging in het algemeen over de niet- gewerkte uren uitkering verstrekken krachtens de Werkloosheidswet. Ook in de agrarische bedrijfstak kunnen zich geheel onvoorziene omstandigheden voordoen, waardoor een werkgever abnormaal bedrijfsrisico loopt (bijv. hagelschade) en voor zijn personeel ar beidstijdverkorting zou willen aanvragen. Deze mo gelijkheid staat open maar het is geen gemakke lijke weg die gevolgd moet worden. Bestuur van Agrarisch Sociale Fondsen, na ad vies van de H.A. sociale zaken, beslist of tot W.W.- uitkering wordt overgegaan. Uiteraard moet het Districtshoofd der Arbeidsinspectie met de arbeids tijdverkorting instemmen. BI. HE positie van de Nederlandse graszaadteelt is de laatste jaren bepaald moeilijk te noemen. Het produkt ondervindt op de internationale markt in toenemende mate concurrentie, terwijl de kosten bij de teelt, de bewerking en de keuring resp. analyse ring sterk gestegen zijn. Aldus schrijft de Nederland se Kontrakttelers Vereniging der 3 C. L. O.'s. De graszaadteelt in Nederland heeft in de na oorlogse jaren een sterke uitbreiding ondergaan en steeg van 2700 ha in 1954 tot bijna 14.000 ha in 1965. Voor de Nederlandse economie leverde het gras zaad in de laatste jaren een bijdrage van circa ƒ30.000.000,aan deviezen op! Voor de hand ligt, dat dit bedrag zich kan verveelvoudigen, als in de toekomst, bij het totstandkomen van een vrij zaai- zaadverkeer in de E. E. G., het Nederlandse graszaad een rol van betekenis gaat spelen, daartoe in staat gesteld door de gunstiger natuurlijke omstandigheden en de veel grotere Nederlandse ervaring in verge lijking met die van de andere 5. Naast de financiële resultaten heeft de gunstige invloed van deze teelt op de vruchtwisseling, de humus- en structuurtoestand van de grond, alsmede op de werkverdeling tot gevolg, dat de boeren dit gewas graag in hun bouwplan opnemen. In de opbouw van deze teelt hebben de Neder landse graszaadfirma's tientallen miljoenen geïnves teerd aan vakkennis, veredelingsarbeid, gebouwen en machines. Keuring en analysering waarborgen de kwaliteit, waardoor Nederland zich op de internatio nale markt een goede reputatie verworven heeft. Dit stuk specialisatie van nationaal-economische betekenis nu dreigt aan onze akkerbouw te ontvallen. In 1966 was het Nederlandse areaal reeds terugge lopen tot rond 11.000 ha en gelet op de in de aanvang genoemde factoren moet een verdere Inkrimping worden gevreesd. IN tegenstelling tot de situatie in Nederland, waar de graszaadteelt in geen enkele vorm ook maar enige subsidie ontvangt, staan de maatregelen welke in Duitsland en Frankrijk ten behoeve van de natio nale graszaadproduktie worden getroffen. In Duitsland gebeurt dit onder meer door het ver lenen van direkte subsidies op de graszaden. Voor enkele ook in Nederland belangrijke graszaadsoorten kregen de Duitse telers in 1966 de volgende subsidies per kg: Engels raaigras 0,35; Roodzwenk ƒ0,40; Veldbeemd 1,70 en Beemdlangbloem ƒ0,90. Terwijl de bemoeienissen van de N. A. K. de Nederlandse boeren en firma's circa 65,per ha kosten, gebeurt dit werk in Duitsland slechts voor een fractie van dit bedrag. De analysering kost de Duitse boer slechts de helft van ons tarief. De maatregelen in Frankrijk zijn wat minder direkt en zeker minder doorzichtig. Hoewel heffingen bij import officieel in de E.E. G. niet hoger mogen zijn L'R door de belastingkamer van het Haagse Gerechtshof een uitspraak is gedaan inzake de gevolgen voor zaaiklaar verhuurd land? Daar dit ook in Zeeland veelvuldig voorkomt lijkt het nuttig om hierover enkele opmerkingen te maken. Iemand, laten we hem A. noemen, oefende het landbouwbedrijf uit, voor een deel op eigen grond en voor een deel op gepachte grond. Van zijn eigen grond gaf hij enkele jaren achtereen een stuk van ongeveer 1 ha door hem zaaiklaar gemaakt aan derden in gebruik. Het stuk land was steeds hetzelfde, maar de ge bruikers wisselden vrijwel ieder jaar. De over eenkomst werd steeds voor een jaar (oogstjaar) gesloten. De prijs die A. voor dit stuk ontving was telkens beduidend hoger dan de normale hoogst toelaatbare pacht. A. moest, zoals in deze gebruikelijk, het land ploegen en eggen en verder zorgen voor onder houd van sloten en/of drainage. De gebruikers zorgden voor inzaai, verpleging en oogsten en ge noten de opbrengst van de, geteelde vruchten. A. trok hiervan niets, maar droeg ook geen risico. A LLES heel gewoon, hoor ik mijn lezers al zeggen! Akkoord, maar nu komt het. In 1961 verkocht A. dit stuk land als bouwterrein met een winst van ruim f40.000,A. meende dat hij deze winst vrij van inkomstenbelasting genoot op grond van art. 6 lid 2 Besluit Ink. Bel. 1941. De inspec teur was evenwel van andere mening en belastte dit bedrag als normale winst. A. ging hiertegen in bezwaar en stelde dat zijn stuk land in deelbouw was uitgegeven en dat door hem dus ook op deze grond door hem het land bouwbedrijf was uitgeoefend. De inspecteur motiveerde de belastbaarheid door te stellen dat nu A. dit stuk land sedert enkele jaren steeds aan derden verhuurde, zij het dat deze derden jaarlijks wisselden, en dus niet zelf deelnam aan de teelt van landbouwgewassen en ook geen risico droeg zoals bij deelbouw het ge val is, er voor A. geen sprake was van feitelijke dan 10 gaat Frankrijk momenteel bij bepaalde soorten zelfs tot bijna 80 De opbrengst van dezo heffingen wordt uitgekeerd aan de eigen graszaad producenten. Gelet op de omvang van de Franse import kan ge voeglijk worden aangenomen, dat de nationale teelt daar nog aanmerkelijk royaler wordt gesubsidieerd dan in Duitsland. Bovendien houdt Frankrijk met een bindende rassenlijst alle concurrentie buiten de deur, E. E. G. of geen E. E. G. Het doel is duidelijk: bescher ming en opbouw van de eigen teelt. Onnodig nog vast te stellen, dat de Nederlandse concurrentiepositie op deze wijze dermate wordt verzwakt, dat hier de gras zaadteelt vrijwel geheel uit het bouwplan dreigt te verdwijnen. Reeds hebben de Nederlandse graszaad firma's een belangrijk deel van hun areaal naar derde landen, zoals Polen en Denemarken moeten overbren gen, praktische bezwaren ten aanzien van schadelijke onzuiverheden en zeer sterk variërende oogstresul- taten ten spijt. Met zeer grote nadruk wordt door de betrokkenen thans de aandacht van de hoogste instanties ervoor gevraagd, dat deze steunmaatregelen van Duitsland en Frankrijk een reëel element van concurrentiever valsing vormen. Daarnaast acht men het gewenst sterk aan te dringen op een geharmoniseerd E. E. G - graszaadbeleid. Men realiseert zich echter wel, dat de totstandkoming van dit beleid nog wel enige jaren op zich zal laten wachten. Zolang deze toestand zich handhaaft en men wil voorkómen dat de Nederlandse graszaadteelt intussen tegenover de goed gepousseerde Duitse en Franse teelt sterk aan belangrijkheid gaat inboeten, zal ook aan onze nationale produktie een soortgelijk bedrag aan subsidie moeten worden verleend. Met het oog op de uitvoerbaarheid van een subsi dieregeling lijkt een toeslag per ha het meest voor de hand liggend. Mede gelet op de bedragen, waar mede in Duitsland het graszaad wordt gesubsidieerd, wordt een steun van 300,— per ha niet alleen nood zakelijk, maar ook rechtvaardig geacht. In het overleg tussen de Minister en het Landbouwschap zal dan ook het belang van het behoud van onze nationale graszaadteelt met kracht worden bepleit. Naast dit alles is er reeds een eerste kontakt ge weest met de N. A. K. en het Rijksproefstation voor Zaadkontrole te Wageningen om te komen tot een eenvoudiger kontrole-systeem en goedkopere ana lysering. Dit is met enige goede wil beslist haalbaar. De Nederlandse graszaadteelt vraagt dezelfde be vordering van de concurrentiekracht als in de partner- landen en wel met de meest bekwame spoed. De Ne derlandse graszaadteelt is het waard! Voor het behoud van onze bodemvruchtbaarheid en de bodemgezond heid en van de rentabiliteit van onze landbouw is het zonder meer een eis. uitoefening van het landbouwbedrijf en dus geen recht op vrijstelling ex art. 6, lid 2 Besluit I. B. 1941. T\E beslissing van het Gerechtshof is als volgt kort samengevat weer te geven: door het zaaiklaarte verhuren nam A. niet deel aan de teelt van landbouwgewassen op dit stick land, zoals bij deelbouw wel het ge val is. Het land was hierdoor niet dienstbaar aan de feitelijke uitoefening van A's landbouw bedrijf. Het bedrag van f 40.000,is dus als bedrijfs winst belast en wel naar het normale progres sieve tarief. Voor A. een zeer dure geschiedenis! Onzerzijds kunnen wij er zeer wel mee akkoord gaan ddt hier van geen deelbouw sprake was. Wij zijn het evenwel niet eens met de mening van het Hof dat de op deze wijze geëxploiteerde gronden niet dienstbaar zouden zijn aan de uit oefening van het landbouwbedrijf van A. We zouden willen vragen: hoe heeft de Inspec teur gehandeld met de opbrengst en de kosten van dit stuk grond? Zouden die in de voorafgaande jaren niet in de bedrijfsresultaten van A. zijn verwerkt? We me nen deze vraag stellig bevestigend te moeten beant woorden, ook al kennen we de feiten niet. A. had o.i. beter kunnen stellen dat deze vorm van exploitatie een van de normale vorm afwij kende was, maar daarom toch tot de exploitatie van zijn landbouwbedrijf behoorde. De winst bij verkoop was dan stellig onbelast gebleven. Een praktische raad aan het slot: „Als u zaai klaar verhuurt, verhuur dan niet steeds het zelfde stuk". Wellicht zeggen mijn lezers: „Geen principieel verschil", of ..nu krabbel je terug". Het zij zo, maar het lijkt me praktisch en een voudiger! MEIJERS.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 3