DE E.E.G. IN 1967
De persoonlijke ongevallenverzekering
voor inzittenden
(Vervolg van
landen in het verband van de C. O. P. A., te be
zinnen op een verbetering van de inkomenspositie
van de boerenstand in de E. E. G. Het zal een sti
mulans kunnen betekenen voor versterking van
de C. O. P. A. Een noodzakelijkheid gezien de ont
wikkeling nog onlangs bepleit door ir. Knottnerus
op het buitengewone congres van deze organisatie
te Amsterdam op 1 december 1966.
Hoewel de in de eerste 10 jaren van de E. E. G.
'bereikte resultaten dus reden tot tevredenheid
geven, zijn wij in West-Europa nog lang niet waar
wij zouden willen zijn. De politieke impasse stip
ten wij reeds aan. Er valt in dit verband ook niet
veel over te zeggen, vooral daar er weinig zicht
is op een spoedige oplossing. Economisch is er wel
voortgang, die zeker door de politieke tweespalt
geremd wordt, maar die desondanks, misschien
wat minder dynamisch ep zonder veel geestdrift
voortgaat, al was het alleen maar omdat de zes
staten niet terug kunnen en er ook geen andere weg
zichtbaar is.
Maar juist doordat de handelsbelemmeringen
voor een vrij marktverkeer van industriegoederen
uit de weg zijn geruimd, één landbouwbeleid is
gecreëerd en de douanetarieven in de gemeenschap
ten opzichte van derde landen gelijk zijn getrok
ken, doemen nieuwe vraagstukken op, die in de
komende tijd geregeld zullen moeten worden. De
heer Mansholt noemde er een aantal op zijn pers
conferentie en wij willen deze hier weergeven,
zonder diep op ieder probleem in te gaan. Willen
werkelijk alle .douaneformaliteiten aan de grenzen
tussen de zes overbodig worden en duidelijk con
currentieverstoringen verdwijnen, dan zal er nu
snel gewerkt moeten worden aan:
a. een gelijke sanitaire wetgeving;
b. een harmonisatie van de belastingwetgeving;
c. een gemeenschappelijk vervoersbeleid;
d. een regeling van de concurrentiepolitiek;
e. een regeling voor de bestaande monopolies (b.v.
tabak in Frankrijk en Italië);
f. een vrijmaking van het kapitaalsverkeer.
eerste pag.)
Wij zouden hier zelf nog aan willen toevoegen:
een gemeenschappelijk handelsbeleid, vooral
ten opzichte van de communistische landen.
Slechts over het belastingbeleid nog een enkele
opmerking. Zoals men weet bestaan er directe en
indirecte belastingen. Het Verdrag van Rome zegt
duidelijk dat de laatste genoemde geharmoniseerd
moeten worden en geeft ook de weg aan. Bekend
is, dat de ministers van Financiën bezig zijn met de
omzetbelasting en daar een heel eind op weg mee
zijn. Het is alleen de Nederlandse regering, die een
akkoord nog tegenhoudt. Een betreurenswaardige
manier van doen, die natuurlijk nauw in verband
staat met politieke meningen.
Op de laatste vergadering van de ministers van
Financiën heeft de Franse bewindsman bovendien
aangedrongen op een spoedige harmonisatie van
de belastineen op verbruiksgoederen (b.v. accijn
zen). Ook dit is nodig om tot een werkelijk vrij
handelsverkeer te komen.
Over de directe belastingen rept het Verdrag
niet. De heer Mansholt deelde echter mede, dat de
Europese Commissie van mening is, dat ook deze
geharmoniseerd zullen moeten worden. Dit stand
punt verheugt ons zeer, daar wij menen, dat er een
sterk verband bestaat tussen directe en indirecte
belastingen. Een in Europees verband noodzake
lijke verhoging van de ene categorie zal sterke in
vloed moeten hebben op de hoogte van de andere
categorie.
Een ander vraagstpk, dat heel wat onderhande
len en bespreken zal vergen en dat zeker ook een
gevolg is van het economische succes van de ge
meenschap, wordt gevormd door de kansen en de
mogelijkheden tot uitbreiding van de E. E. G. met
andere landen.
Er blijkt grote animo te zijn onder de Europese
landen, niet lid zijnde om in de een of andere
vorm toe te treden. Deze zou er zeker niet zijn,
indien de gemeenschap een hele of halve misluk
king was. Het meest spectaculaire geval, zeker in
de komende maanden, is Groot-Brittannië.
Alvorens hier iets over te zeggen, moge hief
medegedeeld worden, dat een Europees land het
volledige lidmaatschap kan aanvragen met alle lus
ten en lasten, rechten en plichten dus. Ook kan
een associatie begeerd worden. Verschillende vor
men zijn hier mogelijk. De meest vergaande voor
ziet in een aantal voordelen (in het handelsver
keer) met het doel dat het betreffende land groeit
naar een volledig lidmaatschap. Griekenland is op
deze wijze met de E. E. G. geassocieerd.
Voorts is het nog mogelijk, dat de E. E. G. met
een land een bijzonder handelsverdrag sluit, waar
bij echter voorzichtigheid geboden is dat men niet
met de internationale spelregels, vastgelegd in het
verband van het G. A. T. T. (Algemene Overeen
komst voor Tarieven en Handel) in conflict komt.
Over een dergelijk handelsverdrag worden bespre
kingen met Spanje gevoerd, ook een land, dat zijn
connecties met de E. E. G. zeer gaarne verstevigd
zou zien. Associatiebesprekingen met de Maghreb-
landen (Marokko, Algiers en Tunis) en Israël kun
nen worden verwacht.
De grootste belangstelling gaat echter uit naar
Engeland, dat nog geen hernieuwde officiële aan
vraag tot het lidmaatschap heeft ingediend, maar
dit zeker zal doen als de besprekingen, die eerste-
minister Wilson in de komende weken in de zes
hoofdsteden der E. E. G.-landen gaat voeren, gun
stig verlopen. Vooral zijn besprekingen met gene
raal De Gaulle zijn van beslissende invloed. Wan
neer het tot onderhandelen komt, zal het waar
schijnlijk minder moeilijk gaan dan in 1962, om
dat toen de E. E. G. zelve nog bezig was met zijn
beleid op te bouwen.
In het kielzog van Engeland komen zeker mee
Denemarken, Noorwegen en Ierland. Daar er in
het gunstige geval van een goede afloop van de
bilaterale besprekingen van Wilson een lange tijd
van werkelijke onderhandelingen zal volgen is er
dan alle gelegenheid op de verschillende proble
men terug te komen. Vast staat echter nu reeds
dat de Britse regering het E. E. G.-landbouwbe-
leid zal dienen te aanvaarden. Maar de feitelijke
situatie en de kansen en mogelijkheden voor de
Europese landbouw en dus voor de Nederlandse
veranderen dan natuurlijk wel sterk.
VERZEKERINGSZAKEN
QVER de noodzaak van het afsluiten van een ongevallenverzekering voor inzittenden (afgekort P. O.-inzit
tenden) voor personenauto's blijkt in de praktijk nog steeds misverstand te bestaan. Mogelijk wordt in
dit opzicht niet altijd de juiste voorlichting gegeven en ontstaan daardoor de misverstanden.
Wij willen daarom trachten deze kwestie nog eens duidelijk te stellen. Het gaat hier om de vraag of de
autobezitter/bestuurder die vrij regelmatig passagiers in zijn auto meeneemt er voor moet zorgen, dat alle
passagiers tegen het risiko van ongevallen zijn gedekt.
Men leest immers dagelijks in de krant over dodelijke ongevallen, ernstig letsel, armen- en benenbreuk
etc. Het risiko van autorijden is groot en wordt met de dag groter. Om deze reden is iedere autobezitter
wel verplicht, althans zeker moreel, een ongevallenverzekering voor inzittenden te sluiten. Zo wordt gerede
neerd.
IS DAT ZO?
Is het zo, dat iedere autobezitter wettelijk of in
ieder geval moreel verplicht is een dergelijke verzeke
ring te sluiten? De P. O.-inzittenden is een zgn. zit
plaatsenverzekering. Heeft men zo'n zitplaatsenver
zekering gesloten voor 4 zitplaatsen, inclusief de be
stuurder dan zijn de passagiers plus de bestuurder,
wie dat ook zijn, dus eigen gezinsleden, familie, buren,
kennissen of vreemden tegen het ongevallenrisico
met de auto gedekt. Dit klinkt goed. Nu de dekking:
deze kan variëren, maar een gangbare dekking is toch
veelal: per zitplaats 15.000,bij overlijden en
30.000 bij blijvende invaliditeit. Een dergelijke dek
king kost U dan een premie van 45,per jaar.
Een bedrag, dat te overkomen is en waar men ogen
schijnlijk een aardige dekking voor heeft. Dus af
sluiten maar?
Wat ons betreft zijn er een aantal bezwaren of wat
zachter uitgedrukt een aantal opmerkingen te maken.
1. Dit soort verzekerirgen biedt slechts een zeer be
perkte dekking tegen het ongevallenrisiko. Im
mers men moet per se met de auto een ongeval
overkomen om aan deze verzekering wat te heb
ben.
Voor onze zelfstandige ondernemers in land- en
tuinbouw dus een volkomen onvolledige dekking.
2. De hoogte van de dekking is in het bovengeschet
ste geval o.i. te beperkt. Wat is bijv. f 30.000,in
dien de meerijdende jongeman tengevolge van het
auto-ongeval blijvend invalide wordt?
Nu kan men redeneren, dat, hoewel de dekking niet
hoog is, men toch beter wat dan niets kan hebben.
Bovendien zijn hogere dekkingbedragen te verzeke
ren; alleen is de premie dan ook hoger.
IS DE NOODZAAK AANWEZIG
Wij hebben dikwijls de neiging op deze vraag m t
een pertinent „neen" te antwoorden. Wij willen ove
rigens niet misverstaan worden.
Iedere autobezitter moet zijn auto tegen wettelijke
aansprakelijkheid verzekeren. Dit is sinds 1 januari
1965 wettelijk verplicht met uitzondering voor de
principiëel bezwaarden.
Deze W. A.-verzekering biedt ook dekking ten op
zichte van de inzittende passagiers, mits dit geen eigen
gezinsleden of familieleden zijn, waarvoor men de
onderhoudsplicht heeft. Dit betekent, dat wanneer
door uw grove nalatigheid of. schuld z>ch een ongeval
met de auto voordoet waardoor inzittende passagiers
letsel bekomen de financiële consequenties reeds ge
dekt zijn op grond van de lopende W. A -verzekering
Niet in alle gevallen zal de W. A.-verzekering het on
gevallenrisiko van de passagiers dekken, bijv. in die
gevallen, waarin de rechter in hoogste instantie de
bestuurder niet aansprakelijk acht.
In het kort gezegd rrtag dus gesteld worden dat men
via de normale W. A.-verzekering reeds gedekt is
tegen het ongevallenrisiko van de inzittenden, mits
men daarvoor ook werkelijk wettelijk aansprakelijk
wordt geacht. Dit is o.i. al zeer belangrijk.
Er resteert dus dat ongevallenrisiko van de inzit
tende derden waarvoor men wettelijk niet aanspra
kelijk wordt geacht. In zo'n geval kan de morele aan
sprakelijkheid een rol gaan spelen. Het ligt er tevens
aan of deze mede-passagier iemand is, die zelf goede
voorzieningen tegen zijn ongevallenrisiko heeft ge
troffen. Of dat het toevallig iemand is, die zelf ncoit
premie heeft overgehad voor dekking van zijn onge
vallenrisiko. Verder resteert dan het eigen gezin, de
man, vrouw en kinderen.
DENK OM EEN ARBEIDSONGESCHIKTHEIDS
VERZEKERING
Wat de man zelf betreft, er van uitgaande, dat hij
zelfstandig ondernemer is, is het duidelijk dat hij niet
kan volstaan met een P. O.-inzittendenverzekering.
Hij loopt n.l. buiten het autorijden om zoveel onge
vallenrisiko dat hij tegenover zijn gezin wel verplicht
is, vooral in de huidige tijd, een arbeidsongeschikt
heidsverzekering te sluiten. Deze laatstgenoemde ver
zekering biedt n.l. dekking tegen het ongevallen- en
ziekterisiko in en buiten bedrijf. Of men met de auto
een ongeval overkomt of van de hooizolder valt een
klap van een koe krijgt of bekneld raakt tussen de
landbouwmachines, griep krijgt of een ernstiger ziekte,
maakt geen verschil. Nogmaals, het is duidelijk dat
de zelfstandige ondernemer deze arbeidsongeschikt
heidsverzekering moet hebben en weinig doet met
een onvolledige ongevallenverzekering als bestuur
der van een auto.
Vanzelfsprekend ligt de premie van een arbeids-^
ongeschiktheidsverzekering vele malen hoger dan van
een P. O.-inzittende. Maar dan heeft men ook wer
kelijk een dekking
Voor de meewerkende zoons en dochters in het be
drijf geldt precies hetzelfde als hierboven voor de
ondernemer is omschreven.
Men zou ditzelfde verhaal ook kunnen doortrekken
voor moeder de vrouw. Immers wanneer zij een on
geval overkomt of ziek wordt moet het huishouden
gerund worden. Een plaatsvervangster voor haar kost
ook geld.
Wij zijn dus uitgesproken voorstander van het slui
ten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering en dan
voor alle meewerkende gezinsleden in het bedrijf.
Dan pas kan men spreken van een afgeronde dekking
tegen ziekte en ongeval. Wij realiseren ons echter
wel, dat dit voor velen een veel te zware financiële
belasting zou betekenen.
Een P. O.-inzittendenverzekering sluit men, gezien
de premie, veel gemakkelijker. Men realisere zich ech
ter goed, dat dit een zeer onvolledige ongevallen
dekking is. Laat men in een gesprek nooit zeggen:
ik ben tegen het risiko van ongevallen gedekt, indien
men daarmee een P. O.-inzittendenverzekering be
doelt.
Heeft men in de praktijk echter geen geld over voor
een werkelijke goede verzekering dan kan uiteraarn
het halve ei, in de vorm van een P. O -inzittenden
verzekering, beter zijn dan een lege dop.
Of wanneer men wel goede voorzieningen tegen
ziekte en ongeval voor het gezin heeft lopende en
men sluit daarnaast als aanvulling nog een P. 0.--ln-
zitterdenverzekering, is er van onze kant evenmin be
zwaar
de L.