NU DE TIJD VOOR: BESTRIJDING LEVERBOTBESMETTING RUND EN SCHAAP Witt V dat TIJDELIJKE STOP OP AANVRAGE-MOGELIJKHEDEN BEDRIJFSBEEINDIGINGSREGELING II O.- EN S.-FONDS Het bestuur van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw beraadt zich, zoals bekend, intensief over de toekomstige acti viteiten van het fonds, zowel op het gebied van de ontwikkeling, als van de sanering. Hangende dit beraad heeft het fondsbestuur besloten op grond van artikel 11, tweede lid, van bestuursbe sluit no. 12 Bedrijfsbeëindigingsregeling II de gelegenheid tot het aanvragen van een vergoe ding tijdelijk te sluiten tussen 1 februari 1967 en 1 oktober 1967. Dit sluit niet uit dat voor 1 okto ber 1967 nadere beslissingen worden genomen. Zoals bekend voorziet de Bedrijfsbeëindigings regeling II in een uitkering van 10 maal de pacht waarde van de tot het beëindigende bedrijf beho rende gronden. De aanvragemogelijkheden van Be drijfsbeëindigingsregeling I uitkering naar leef tijd vanaf 50 jaar worden door dit besluit niet beïnvloed. MOND- EN KLAUWZEER Ondanks de door de minister van Landbouw ge nomen preventieve maatregelen om het langs onze grenzen voorkomende mond- en klauwzeer van het type Oi uit Nederland te weren, is deze ziekte al weer enige tijd geleden het oosten van ons land binnengedrongen. Direkt werden er maatregelen genomen om te trachten uitbreiding van deze ziekte te beperken. Van deze maatregelen zijn te noemen een algemeen vervoerverbod voor herkauwende dieren en var kens in Overijssel en enting van alle varkens in deze provincie. Om verspreiding buiten de provin cie te voorkomen werden bovendien in geheel Nederland de varkensmarkten geschorst. De jaar lijkse enting van het rundvee tegen mond- en klauwzeer werd vervroegd; reeds op 27 december 1966 werd er mee begonnen. Ondanks deze maat regelen hebben zich enkele gevallen buiten de pro vincie Overijssel voorgedaan. De ekonomische gevolgen voor ons land zijn reeds direkt hard aangekomen. Frankrijk, België, Engeland en Duitsland hebben hun grenzen geslo ten voor de import van vee en vlees uit Nederland. Steeds weer opnieuw blijkt, dat de mond- en klauwzeersmetstof, vooral ook ten gevolge van menselijke kontakten, van het ene bedrijf naar het andere wordt versleept. In het belang van de eko nomische positie van ons land doet de minister daarom een beroep op allen eraan mede te wer ken, dat in geheel Nederland het boerderij-bezoek, zolang het mond- en klauwzeer heerst, door de verschillende instanties en personen wordt ver meden, of in elk geval tot het uiterste wordt be perkt. Vooral wordt hierbij gedacht aan bedrijfs- voorlichters, inspekteurs van stamboeken, melk- controleurs, vertegenwoordigers van de veevoeder- handel, vee- en varkenshandelaren enz. Vele nood zakelijke kontakten kunnen per telefoon worden af gedaan. Aan veevervoerders wordt met klem ver zocht de dieren, indien enigszins mogelijk, aan de weg op te laden. Voorzover veevoeder niet in „bulk" wordt afgeleverd is het gewenst dit in (nieu we) papieren zakken aan de weg af te laden. In het algemeen gesproken is het gewenst dat slechts die personen de boerderijen betreden, die hier ter wille van mond- en klauwzeerbestrijding aanwezig moeten zijn. Ook voor inseminatoren van rundvee en varkens kan een uitzondering worden gemaakt. Vanzelfsprekend zal ook het normale dier geneeskundige bezoek voortgang moeten vinden, echter alleen door dierenartsen. Tenslotte wordt gewezen op de noodzaak dat een ieder zich strikt aan de voorgeschreven ontsmettingsmaatregelen houdt. DE VRUCHTBAARHEID VAN DE GROND De Federatie van Verenigingen van Bedrijfsvoor lichting in Zeeland en de R.L.V.D. te Goes organi seren gezamenlijk op vrijdag 27 januari een belang rijke studiedag over ,,De vruchtbaarheid van de grond". Door de minder goede financiële resultaten van bepaalde gewassen vraagt de samenstelling van het bouwplan in verband met de vruchtopvol ging, de structuur van de grond, de bodemvrucht baarheid en de grondbewerking de aandacht. Op deze dag behandelen een viertal deskundige sprekers deze onderwerpen die voor onze akker bouw- en gemengde bedrijven van uitermate groot belang zijn. De op pagina 2 geplaatste agenda geeft nadere bijzonderheden over het programma van deze dag die wij in aller belangstelling aanbevelen. BI. Stichting Gezondheidsdienst De leverbot is een platte worm, welke enigszins op een platte zeevis lijkt en leeft in de galgangen van de lever bij runderen en schapen. Hierdoor wordt de leverfunctie nadelig beïnvloedt met alle gevolgen van dien. 1. Voortplanting van de leverbot en besmetting van rund en schaap. De pas volwassen geworden leverbotten leggen een groot aantal eieren welke via de gal naar de darm worden afgevoerd en vervolgens met de mest naar buiten komen. Uit het ei komt een larf welke zich in een bepaalde slak, de zogenaamde leverbotslak die langs slootkanten, in poelen en ingetrapte hoefsporen en dergelijke leeft, indringt en zich binnen de slak verder ontwikkelt. Uit één larf kunnen zich, globaal gesproken, tot 800 andere larven ontwikkelen die de slak verlaten. Genoemde ontwikkeling duurt minstens 3 maanden. Grazende runderen en schapen nemen, via het gras, de uit de leverbotslakken gekomen larven op. De lar ven trekken door de darmwand en kruipen, in de buik holte gekomen, naar de lever en dringen hierin binnen. De nu jonge botjes zwerven ongeveer 8 weken door het leverweefsel dat ze flink beschadigen en trekken vervolgens naar de galgangen in de lever alwaar ze, in omstreeks veertien dagen, uitgroeien tot volwassen leverbotten. Direct beginnen ze dan eieren te leggen en wel ongeveer 4.000 in de komende 4 maanden; daarna neemt de eiproduktie blijvend zeer sterk af. 2. Nadelige gevolgen voor rund en schaap. Vanaf ongeveer begin augustus begint de intocht van de jonge botten in de lever. Op het einde van de zomer ziet men de aangetaste runderen en schapen in conditie achteruitgaan, de melkproduktie daalt. Vooral bij schapen ziet men nogal eens sterfte optre den bij een massale intocht; daarnaast woluitval en wat zwelling van de onderhuid onder de kin en om de ogen. Bij de runderen ziet men het jongvee schraal wor den en dit ook op stal, ondanks goede voedering, blij ven. Ook oudere dieren gaan in bevlezing (conditie) achteruit bij dalende melkgift. De veehouder zegt over zijn aangetaste dieren: „Ze staan me niet aan, ze wil len het niet doen wat ik ze ook geef". Na natte zomers met dus voor de leverbotslak ken gunstige omstandigheden is de besmetting hef tiger dan na droge zomers 1 3. Het aantonen van de besmetting. Bij leveronderzoek van gestorven besmette dieren vindt men de botten en tevens de ontstoken geraakte galgangen („pijplevers"). Mestonderzoek vanaf half december tot eind april toont de leverboteieren aan. 4. De bestrijding. Zonder leverbotslak geen leverbotbesmetting bij rund en schaapEr is helaas geen afdoende bestrlj- dingsmethode van de leverbotslak bekend. Het, door middel van medicijnen in tabletvorm, doden van de volwassen leverbotten in de galgangen van de lever is wèl mogelijk. De behandeling bestaat uit het toedienen, via b.r. een aardappel of een biet, van een aantal tabletten per rund gedurende de stalperiode in januari, maar in ieder geval ongeveer een week vóórdat de runderen de weide ingaan. Schapen kan men het beste vijf behandelingen geven: begin oktober, eind november, begin januari, eind februari, mei. Indien mogelijk het beweidingsschema zó opstellen dat de runderen tot half juli niet op de met slakken besmette percelen weiden. Het op deze percelen ge groeide gras kan men kuilen of hooien. Het is de Gezondheidsdienst voor Dieren in Zee land, uit gedurende de laatste paar jaren ingestelde onderzoeken, gebleken dat in Zeeland de besmetting met leverbot veelvuldig voorkomt. De Gezondheids dienst acht nü de tijd gekomen de bestrijding krachtig te beginnen. Iedere Zeeuwse veehouder die wil laten nagaan of onder zijn runderen en schapen een leverbotinfectie voorkomt en, indien dit het geval blijkt te zijn, deze wil gaan bestrijden, kan zich opgeven bij de Gezond heidsdienst voor Dieren in Goes of bij de bedrijfsvoor- lichters van deze Dienst. Vanwege de Dienst worden dan mestmonsters ge nomen. Bij aangetoonde besmetting stelt de veehouder zich met zijn dierenarts in verbinding inzake de be handeling. Is dit gebeurd, dan zendt de Dienst deze veehouders in het vervolg op het juiste tijdstip een herinnering, zodat ieder jaar opnieuw, en tijdig, een behandeling kan worden ingesteld, al of niet vooraf gegaan door mestonderzoek. pR tegenwoordig veel gesproken en geschre- -L' ven wordt over de druk der belastingen? We hebben ook in deze rubriek daar meermalen over geschreven. In verband met enkele ons ge stelde vragen willen we hierop nog eens terug komen. Het zal onze lezers wel bekend zijn dat de to tale belastingdruk in ons land neerkomt op onge veer 27 van ons nationale inkomen. Niet ge ring, van iedere gulden inkomen in ons land ruim Va deel voor de belastingen. In totaal hebben we dus heel wat te torsen. Een zeer belangrijk vraagstuk hierbij is nu, hoe deze totale druk over de Nederlanders wordt ver deeld. We zijn spoedig geneigd als we over de belastingdruk spreken om aan onze inkomstenbe lasting te denken. Geen wonder, want met de Loonbelasting, die in feite met de inkomstenbelasting één geheel uit maakt, is het percentage van de Inkomstenbelas ting ongeveer 42 van onze totale belastingop brengst. A LS we cijfers over 1965 sterk afronden vin- den we als totale belastingopbrengst onge veer 16 miljard gulden en hiervan bedraagt de inkomstenbelasting (incl. loonbelasting) ongeveer 6V2 miljard gulden. Tellen we nu de Vennoot schapsbelasting als inkomstenbelasting voor rechts personen daar bij op dan komen we op ongeveer 8V2 miljard gulden of ruim de helft van onze to tale belastingopbrengst. De rest van onze belas tingen naar inkomen en vermogen laten we nu maar onvermeld. Een ander belangrijke groep belastingen zijn de Omzetbelasting met de invoerrechten en accijnzen. Tesamen bedragen deze ruim 5 miljard gulden. Hiermede hebben we een zeer ruwe indeling ge geven tussen de belastingen naar inkomen en ver mogen enerzijds en de z.g. kostprijsverhogende be lastingen anderzijds. A/f ET bovenstaande is een punt aangesneden dat thans in E. E. G.-verband veel aan dacht vraagt. De E. E. G.-situatie roept de neiging op tot een zoveel mogelijk gelijke belastingdruk in de ver schillende landen. De grote moeilijkheid is daarbij dat de verhou ding tussen de directe en indirecte belasting in de zes E. E. G.-landen totaal verschillend is. Nu zullen onze lezers wellicht zeggen, dat deze verhoudingen dan maar gelijk moeten worden ge maakt, maar zo eenvoudig is dat niet. Men hoort wel beweren dat we in alle landen naar één enkele belasting toe moeten, maar dit is o.i. alleen theorie, dit kan niet. Om de verschillen eens te laten zien volgen hier de percentages der belastingen in verhouding tot het totaal. Dir. belastingen Indir. belastingen Nederland 57% 43 Duitsland 43 57 Frankrijk 30 70 Italië 30 70 België en Luxemburg Uit dit staatje blijken duidelijk de grote verschil len. Met deze inleiding volstaan we deze week om volgende week nog wat nader op één en ander in te gaan. MEIJERS.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 3