J[N het vlak van de markten en prijzen heb ik allereerst genoemd het stelsel van vrije prijzen. Dit stelsel wordt niet overwegend of uitsluitend toegepast in de Europese landbouwpolitiek. Dit zou economisch, politiek en sociaal onverantwoord zijn. Wanneer wij zouden overgaan tot het toepassen van een dergelijk stelsel, dan zouden wij misschien na verloop van tijd wel eens het tegendeel kunnen waarnemen van datgene dat we nu zien n.l. dat het aanbod achter in plaats van vooruit loopt op de vraag. Het zou dan helemaal niet interessant meer zijn om in de landbouw te blijven. Wij zouden kun nen overgaan tot toepassing van een stelsel van vrije prijzen of interventieprijzen met daarnaast toe slagen. Dat is een stelsel, dat men overwegend toe past in Engeland. De Engelse boeren hebben in het afgelopen jaar bijvoorbeeld gemiddeld een toeslag gekregen van 4.000,Men laat daar de prijzen 12 In de op woensdag 21 december gehouden Algemene Vergadering der Zeeuwse Landbouw Maatschappij werd door dr. J. J. B. P. van Lierde, medewerker van het Direktoraat Landbouw Economie en Wetgeving van de Europese Commissie te Brussel een inleiding ge houden over het onderwerp: „Europese Landbouwproblemen en Euro pese Landbouwpolitiek". Wij nemen op deze en volgende pagina's, zij het iets ingekort, de belangrijkste punten uit de rede van dr. van Lierde op. Europese HET Europese landbouwprobleem is een inkomens probleem, gekenmerkt door het feit, dat on danks de vele positieve activiteiten, die van boeren- kant worden ontwikkeld, het inkomen in de land bouw ten achter blijft bij dat van de overige vergelijkbare beroepsgroepen. En wanneer ik zeg overige vergelijkbare beroepsgroepen, dan bedoel ik daarmee die mensen die deur aan deur wonen, op het platteland. Ik kan dit het beste illustreren door U een beeld te geven van de ontwikkeling, die wij in de E.E.G. in de laatste 10 jaar kunnen waarnemen. Allereerst constateren we in de landbouw in de E.E.G. een toenemend gebruik van kapitaalmid delen. Er worden steeds meer machines aangeschaft. De laatste 10 jaar is het aantal tractoren, dat wordt gebruikt in de E.E.G. verdrievoudigd. Het aantal melkmachines en het aantal combines verachtvou digd. Het kunstmestgebruik is met 70% gestegen. Er worden betere rassen aangewend enz. Daaruit vloeit voort, en dat is het tweede punt, een belang rijke stijging van de produktiviteit, d.w.z. van de produktie per man-uur. Wij constateren inderdaad, dat de laatste 10 jaar gemiddeld de produktiviteit in de landbouw per jaar in de E.E.G. is gestegen met ongeveer 6%. Buiten de landbouw is die pro duktiviteit toegenomen met ongeveer 4Va% in die zelfde periode, waaruit blijkt, welk een enorme ont wikkeling er in de landbouw heeft plaatsgevonden. Dat betekent nog niet, dat wij nu op hetzelfde pro- duktiviteitsniveau zitten als bijvoorbeeld de in dustrie. Het gevolg daarvan is nu weer, dat men in de industrie gemakkelijker hogere lonen kan betalen dan daarbuiten. Een derde belangrijk punt is: Een daling van het aantal arbeidskrachten in de landbouw. Tien jaar geleden waren er in de E.E.G. nog ongeveer 16 mil joen mensen werkzaam in de landbouw. Op het ogenblik is dat nog 11.700.000. Dat betekent dat in 10 jaar tijd meer dan 4 miljoen mensen de agrarische sector hebben verlaten. Met andere woorden dat gemiddeld 400.000 man per jaar de landbouw de rug toekeert Het is interessant na te gaan, wie nu spe ciaal de landbouw verlaten. Het zijn in het bijzonder de meewerkende zoons en de landarbeiders. Hun aantal is gedaald in die periode met ongeveer 30 °/o, terwijl het aantal zelfstandigen slechts met 13 is teruggelopen. Die daling van dat aantal mensen in de landbouw brengt het ook met zich mee, dat de relatieve betekenis van die landbouw enigszins verminderd. Dat wil zeggen, dat het aantal mensen ten opzichte van de totale beroepsbevolking is terug gelopen. Tien jaar geleden was er nog 26 van de bevolking actief werkzaam in de landbouw in de E.E.G. Op het ogenblik is dat nog maar 18 Dit verschilt natuurlijk van land tot land. Het laagst is dat in België, waar nog bijna 7 in de landbouw werkzaam is. Het hoogst in Italië met 25 Frank rijk 18, Duitsland 14, Nederland ongeveer 10%. HET vierde belangrijk punt is een daling van het aantal bedrijven en een toename van de be drijf sgrootte. Er is een concentratie waar te nemen van de bedrijven tussen 20 en 50 ha. Niettemin is ongeveer 70 van het aantal bedrijven in de E.E.G. kleiner dan 10 ha. Een vijfde belangrijk verschijnsel is dat de pro duktie regelmatig toeneemt. Gemiddeld met 2Vï per jaar, waarbij de dierlijke produktie iets sterker toeneemt van de plantaardige. Een buitenstaander zou uit het bovenstaande concluderen, dat het goed gaat in de landbouw. Nu weet U net zo goed als ik, dat die er niet zo best voorstaat. We hebben al gezegd, dat het in komen ten achter blijft bij dat van de overige ver gelijkbare beroepsgroepen. De kostprijzen stijgen sterker dan de prijzen, die worden ontvangen door de boer en ik zou zeggen, dat men kan stellen dat het inkomen in de landbouw in de verschillende landen van de E.E.G. ongeveer een kwart tot een derde lager is aan dat van die overige vergelijkbare beroepsgroepen Dit achterblijven in economisch levenspeil heeft natuurlijk ook zijn invloed op de levensstijl. Waar anderen steeds minder gaan werken, zien wij, dat men in de boerenstand harder en harder moet wer ken. Men kent geen 5-dagen week, men kent geen betaald verlof enz. En wat zijn nu die oorzaken, die aan dit in komensprobleem ten grondslag liggen HET komt mij voor, dat die oorzaken van tweeërlei aard zijn. Enerzijds is het een kwestie van markten en prijzen en anderzijds van structuur. In het vlak van markten en prijzen komt dit tot uiting in het feit, dat men over het algemeen betrekkelijk lage prijzen krijgt voor zijn produkten; in het vlak van de structuur in het feit, dat er nog teveel mensen werkzaam zijn in deze sector. In het vlak van de markten en prijzen dus be trekkelijk lage prijzen. Hoe komt dit nu Dit moet worden toegeschreven aan een wanverhouding tus sen de vraag naar en het aanbod van deze produk ten. Dit aanbod loopt namelijk steeds wat vooruit op de vraag. En hoe komt dat nu weer Doordat in onze zogenaamde maatschappij van „overvloed", als het inkomen toeneemt, men niet automatisch even veel meer uitgeeft voor landbouwprodukten. Het meerdere inkomen wordt in onze moderne maat schappij besteed voor aankopen in luxe artikelen, als auto's, televisie, etc. Dat betekent dat de vraag naar die landbouwprodukten betrekkelijk in-elas- tisch is. Daar staat een steeds stijgend aanbod tegen over, vooral als gevolg van economische en tech nische factoren. En onder die economische factoren zou ik als de belangrijkste willen noemen de ty pische marktvorm, waaronder de landbouw produ ceert. Een marktvorm die dicht bij de vrije con currentie zit. En in een marktvorm van vrije con currentie produceert ieder zoveel mogelijk. Niemand heeft dan invloed op de prijs, d.w.z. dat men door zijn aanbod een deel-aanbod geen invloed kan uitoefenen op het totale aanbod van die produkten en derhalve ook niet op de prijs. En wanneer men geen invloed kan uitoefenen op de prijs en men wil toch proberen op een of andere manier een bepaald inkomen te handhaven of te verbeteren, dan gaat men dat doen langs een andere weg, namelijk langs die van de kwantiteit. Men gaat proberen om zoveel mogelijk te produ ceren, om op die manier te trachten zijn kostprijs per eenheid produkt te drukken. Het is deze typische marktvorm, die wij in het algemeen in de landbouw kunnen constateren en die verschilt van de marktvorm in de niet-agrarische sectoren. Daar past men dat aanbod beter aan aan de vraag. Daarnaast spelen eveneens in bepaalde gevallen mee de prijzen, die worden vastgesteld voor bepaalde produkten. Die prijzen kunnen een be paalde stimulans zijn om zoveel mogelijk te produ ceren. Neemt U hierbij de technische ontwikkeling en U hebt de redenen, waarom dat aanbod maar steeds vooruit loopt op die vraag. En wanneer het aanbod groter is dan de vraag, dan krijgt U een druk op de prijzen. En wanneer U een druk krijgt op de prijzen, dan betekent dat ook een druk op dat inkomen en als gevolg daarvan zien wij dan ook, dat het aandeel van het nationale inkomen dat aan de landbouw toevalt, geringer wordt. Wanneer nu deze betrekkelijk kleine koek moet verdeeld worden onder een betrekkelijk groot aantal mensen, is het duidelijk, dat ieder op zich een betrekkelijk klein aandeel krijgt. Vandaar dat daar één van de oorzaken ligt van het landbouwprobleem: namelijk dat er nog teveel mensen in de agrarische sector werkzaam zijn. JJIERVOREN heb ik uiteengezet waarom naar mijn mening de oorzaken van het Europese landbouwprobleem liggen. Wanneer wij nu deze problemen willen oplossen, zullen wij moeten pro beren, maatregelen te nemen in het vlak van de markten en prijzen en van de structuur. En welke zijn nu de middelen die ons ter beschikking staan om dat probleem dichter tot een oplossing te brengen Op het gebied van markten en prijzen kunnen we een zestal stelsels toepassen, n.l. een stel sel van vrije prijzen, al dan niet met toeslagen; een stelsel van inkomens met toeslagen of een stelsel wat ziet op produktiebeperking of op het bevorderen van de vraag en tenslotte het stelsel van het vast stellen van prijzen, van prijsinterventie. Op het vlak van de structuur zouden we maatregelen kunnen nemen ter verbetering van de infrastructuur, of van de produktiestructuur of tenslotte van de markt structuur. Dit is het instrumentarium dat ons ter beschik king staat om te proberen het landbouwprobleem op te lossen. Iedere landbouwpolitiek ook de E.E.G.-landbouwpolitiek is m.i. een combinatie van deze stelsels. dr. J. J. B. P. van Lierde vrij, maar de overheid gaat uit van een fictief vast gestelde prijs. Het verschil tussen de prijs (die van overheidswege vastgesteld) en de prijs op de vrije markt, wordt gecompenseerd door middel van een dergelijke toeslag. Engeland moet echter een 50 van zijn behoefte importeren, terwijl wij praktisch in een overschottensituatie zitten. En onder deze omstandigheden is het voor ons praktisch ondoen lijk om van de belastingbetaler te vragen, dat alles op bovengenoemde manier zou worden gefinancierd. Derhalve geven wij er dan ook de voorkeur aan, dat de consument de werkelijke prijs betaalt dan dat dit moet gebeuren via de schatkist. Een derde stelsel, dat men zou kunnen toepassen, is beperkingvan de produktie (het aanbod), dan wel het bevorderen van de vraag. Men zou theo retisch kunnen overgaan tot een toepassing van een stelsel van beperking van de produktie, of tot het bevorderen van de vraag. Een andere mogelijkheid is dat men inkomenstoeslagen geeft, waarbij men een bepaald inkomen zou garanderen. En dan ten slotte interventie op de prijsvorming, d.w.z. dat men prijzen vaststelt. ^jj)|fELKE zijn nu de praktische verwezenlijkingen Wanneer wij willen trachten om het land bouwprobleem op te lossen, dan moeten wij pro beren ook een groter afzetgebied te vinden voor onze produkten. D.w.z. dat wij moeten trachten de markt vrij te maken in de E.E.G. En wij zijn nu zover, dat hiervoor verschillende data zijn vastge legd. Sinds 10 november is er een vrije markt in de E.E.G. voor olijfolie en voor oliehoudende zaden. Er komt per 1 januari 1967 een vrije markt voor bloemkool, appelen, peren, tomaten, perziken, drui ven en de zuidvruchten. Dus voor sinaasappelen, citroenen en manderijnen. Vanaf die datum wordt er voor deze negen produkten dus geen enkele han-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 12