Verantwoorde voedermethode voor melkvee
Positie op Europese markt bepaalt onze
vee- en vleesprijzen
KORTE WENKEN
10
MEN SCHRIJFT ONS;
Uit de berekeningen van het Landbouw-
Economisch Instituut blijkt, dat het inkomen
uit de veehouderij op vergelijkbare boerenbe
drijven sterk verschilt. Voor een belangrijk
deel kunnen deze verschillen worden ver
klaard uit het verschil in aanpak van de
voeding van het melkvee op de bedrijven.
Hieruit volgt, dat een deel van de veehouders
door middel van een verbeterde voeding van
het melkvee, de inkomsten kan verhogen. Zo
rees de behoefte aan een voedermethode, die
tot een maximale produktie per koe en tot
een minimale kostprijs per kg melk leidt. Er
was nog een reden om naar een beter voeder
systeem te zoeken. Met de stijging van het
totale verbruik van mengvoeder heeft ook het
aantal artikelen zich sterk uitgebreid, vooral
voor melkvee. Dit is er dikwijls de oorzaak van
geweest, dat de veehouders mengvoeders aan
kochten van een verkeerd eiwitgehalte en een
te hoge of te lage zetmeelwaarde. Daardoor
werd er nogal eens voeder verspild.
Tenslotte brachten de stijgende loonkosten
de noodzaak met zich mee per man meer
koeien te verzorgen. Dit maakte eenvoudige
en gemakkelijk toe te passen voederrantsoenen
op het boerenbedrijf zeer wenselijk.
JJAAROM stelde U.T.-DELFIA te Maarssen
zich al jaren geleden de vraag: „Hoe
komen we tot een voedermethode voor melk
vee, die aan de genoemde eisen voldoet en de
bestaande bezwaren opheft
Het antwoord op deze vraag luidt:
a. Breng eerst het ruwvoederrantsoen, hetzij
met een eiwitarm, hetzij met een eiwitrijk
mengvoeder in de juiste verhouding eitwit/
zetmeelwaarde en vul het zover aan, dat
het geschikt is voor een produktie van bij
voorbeeld 10 kg melk;
b. Verstrek voor de produktie boven de 10
kg een mengvoeder, dat eveneens de juiste
verhouding eiwit/zetmeelwaarde heeft, zo
dat elke koe naar de normen voor haar
produktie kan worden gevoerd.
De gedachte op deze wijze te gaan voeren,
is niet nieuw. Zij wordt in veevoederkringen
al enkele jaren naar voren gebracht als een
eenvoudiger, verantwoorde voeding van het
melkvee, die de produktie kan doen stijgen
en verlagend werkt op de kostprijs van de
melk. Echter gaat UTD dit stalseizoen extra
nadruk op deze methode leggen in de vorm
van het volgende.
1. Voor het corrigeren van een te zetmeelrijk
grondrantsoen: Rundveekoek/biks 33 met
30% vre en een zetmeelwaarde van 63;
Voor het corrigeren van een te eiwitrijk
grondrantsoen: Rundveekoek/biks 12 met
10% vre en een zetmeelwaarde van 68.
Tegelijk met het corrigeren van de rant
soenen worden ze aangevuld, zodanig, dat
ze geschikt zijn voor een produktie van
bijvoorbeeld 10 kg melk.
2. Dieren met een hogere produktie dan 10 kg
ontvangen een zodanig mengvoeder, dat de
juiste verhouding eiwit/zetmeelwaarde, die
nu in het grondrantsoen aanwezig is, ge
handhaafd blijft in het totale rantsoen; een
mengvoeder dus met een matig eiwitge
halte en een hoge zetmeelwaarde.
Voor dit doel kan worden gebruik gemaakt
van Melkkoek/biks 2Va met 15 vre en
een zetmeelwaarde van 66.
De ervaring heeft geleerd, dat meerdere
melkveehouders met dit voederadvies extra
produktie verkrijgen tegen een lagere kost
prijs. Bovendien is de -kans op verspilling van
voeder door het volgen van dit systeem ver
kleind.
In de nieuwe UTD-Winterkrant 67, die
voor veehouders op aanvraag kosteloos ver
krijgbaar is, wordt deze methode uitvoerig
beschreven.
Vee en vlees
In zijn nieuwjaarsrede in de openbare vergade
ring van het Produktschap voor Vee en Vlees op
11 januari j.l. toonde Mr. F. G. van Dijk zich opti
mistisch over de Nederlandse kansen in de E.E.G.
Onze gunstige geografische ligging en de bestaande
kwaliteitsvoorsprong bepalen onze positie. Enig zelf
vertrouwen is hier op zijn plaats.
Ondanks de exportmoeilijkheden gedurende de
eerste 5 maanden van 1966, in verband met het
mond- en klauwzeer, heeft de totale uitvoerwaarde
in het afgelopen jaar bijna 1% miljard gulden be
dragen. Uit dit economisch belangrijke cijfer blijkt
dat de export na mei 1966 zich zeer sterk heeft
ontwikkeld met vrij hoge prijzen.
BELANGRIJKE AANPASSING
RUNDVLEESVERORDENING NOODZAKELIJK
In de rundvleessector zullen we tot 1 april 1968
moeten wachten op de gemeenschappelijke oriën
tatieprijs van 2.40 gulden per kg levend gewicht met
de mogelijkheid tot prijsherziening, het vaststellen
van de gemiddelde marktprijs pakketprijs op
objectieve basis zal dan uiterst belangrijk zijn.
Zo hebben ambtenaren van de Europese Com
missie ons land bezocht om de situatie op de markt
in Zwolle in ogenschouw te nemen alvorens aan de
Ministerraad een voorstel te doen om deze markt
bij de bepaling van de Nederlandse marktprijs te
laten meespelen. Hopenlijk gaat de Europese Com
missie op deze weg voort en zal men eveneens aan
dacht besteden aan de wijze waarop in de andere
lidstaten de noteringen tot stand worden gebracht.
Dikwijls op een smallere basis dan in ons land het
geval is Bij de verbetering van de rundvleesver
ordening moet ook meer evenwicht komen tussen
de heffing op levend vee enerzijds en geslachte
dieren en onderdelen anderzijds.
Men zal de heffing op vlees op een andere wijze
moeten afleiden uit die op de levende dieren, waar
door evenwicht wordt bereikt in de heffingen op
slachtrunderen en rundvlees.
Voorts zal men tot overeenstemming moeten
komen over het gemeenschappelijke interventie
niveau. De moeilijkheid, die zich hierbij voordoet, is
de grote verscheidenheid in rassen en kwaliteiten
in de rundersector.
MIJLPAAL IN DE E.E.G.-VARKENSMARKT
Dit jaar wordt een mijlpaal bij de uitvoering van
de varkensvleesverordening bereikt. Immers alle
heffingen in het intrahandelsverkeer zullen per 1
juli aanstaande verdwijnen. Uitgaande van de hui
dige hoogte van de heffingen maakt dit in het han
delsverkeer met Duitsland bijvoorbeeld voor ge
slachte varkens 0,37 per kg en voor ham in blik
0,82 per kg uit. Voor Frankrijk en Italië liggen de
bedragen iets lager. Onze concurrentiepositie wordt
hierdoor na 1 juli 1967 veel sterker. De perspectieven
voor de afzet van varkensvlees zijn dan ook zeer
gunstig te noemen. In de belangrijkste E.E.G.-part-
ners blijkt de produktie de toename van de con
sumptie niet te volgen. De vaststelling van een ge
meenschappelijk interventieniveau is een nog zeer
belangrijke zaak. Het niveau waarop men zal in
grijpen, moet niet zo hoog zijn, dat mogelijkheden
worden geschapen om een onrendabele produktie in
stand te houden.
KEURINGEN VAN TOT DEKKING BESTEMDE
HENGSTEN
De keuringen van tot dekking bestemde hengsten
van het type landbouwtuigpaard en andere typen,
met uitzondering van het type trekpaard, die niet bij
een Stamboekvereniging zijn ingeschreven, zullen
worden gehouden op zaterdag 4 februari 1967 te
Utrecht, woensdag 1 maart 1967 te Leeuwarden en
donderdag 2 maart 1967 te Den Bosch.
Van het voornemen een zodanige hengst op één
dezer dagen te doen keuren, moet tenminste drie we
ken van tevoren kennis worden gegeven aan de direc
teur van het Veeteelt- en Zuivel wezen, le van den
Boschstraat 4, Den Haag.
WILT U EEN ZEER INTENSIEF BOUWPLAN
met om de drie jaar aardappelen en om de zes jaar
bietendan is het volgend voorbeeld een vrij goede
vruchtopvolging. Het le jaar aardappelen, het 2e
wintertarwe met groenbemesting, het 3e suiker
bieten met onderploegen van het loof, het 4e weer
aardappelen, het 5e wintertarwe met groenbemes
ting, het 6e uien of een ander gewas. Daarna op
nieuw weer de gehele serie gewassen verbouwen.
IS DE GROND NIET GESCHIKT VOOR AARD
APPELEN of bent u niet geïnteresseerd in dit ge
was, dan is een goede vruchtopvolging: het le jaar
suikerbieten met onderploegen van het bietenloof,
het 2e jaar wintertarwe of gerst met groenbemes
ting, het 3e jaar vlas of erwten met inzaai graszaad,
het 4e jaar graszaad, het 5e jaar wintertarwe.
Daarna wordt, te beginnen met suikerbieten in het
6e jaarde gehele serie weer afgewerkt.