KNLC VERGADERING HOOFDBESTUUR FRUITTEELTPROBLEMEN MAURITSPLEIN 23 AP 3 Januari j.l. kwam het hoofdbestuur van het Kon, Ned. Landbouw Comité weer bijeen in Utrecht. In deze eerste vergadering na de jaarwisseling waren aan de orde enkele mutaties in hoofdbestuur en dagelijks bestuur. Er was bij deze nieuwjaarsvergadering ook aanleiding tot een terugblik, in het bijzonder op de uitwerking van het in 1966 door het K.N.L.C. gepubliceerde urgentieprogramma. Een vast agendapunt van de hoofdbestuursvergadering is reeds enige tijd de organisatie van de landbouw en ook nu werd daarover weer gesproken. Ook het Ontwikkelings- en Saneringsfonds stond weer op het menu. Al zijn dan de belangrijkste prijsbeslissingen in E.E.G.-verband gevallen, in deze maanden heeft het overleg plaats over het in de tussentijd nationaal nog te voeren prijsbeleid. Vanzelfsprekend stond het hoofdbestuur dus wel even stil bij de melkprijs 1967/'68. - - A OMf* Ti 43 LEEFTIJDSGRENS Het K.N.L.C. heeft besloten in na volging van diverse andere organisa ties voortaan een leeftijdsgrens in acht te nemen bij het doen van (voor drachten voor) benoemingen. Voor (her)benoeming door het K.N.L.C. komen niet meer in aanmer king personen, die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt. URGENTIEPROGRAMMA Het hoofdbestuur besteedde uitvoerig aandacht aan de uitwerking van di verse punten van het in april 1966 door het K.N.L.C. gepubliceerde ur gentieprogramma. Vooral de punten op sociaal, fiscaal en subsidiërings terrein, die op vrij korte termijn een gunstig effect zouden kunnen sorteren, kwamen ter tafel. Hierbij bleek ten aanzien van de sociale verzekering misverstand mogelijk te zijn over de vraag in hoeverre hier gesproken kan worden van een achterstelling van de zelfstandigen bij de loontrekkenden. Reden waarom het hoofdbestuur na enige discussie de afdeling Sociale Aangelegenheden opdroeg de zaak nog eens verder te onderzoeken. Het hoofdbestuur drong er verder op aan, dat èn in het Landbouwschap èn in 3 C.L.O.-verband het beraad over fis cale faciliteiten wordt bespoedigd. Het subsidiëren van meer in het bijzonder allerlei individuele bedrijf s- verbeteringen blijft naar de mening van het hoofdbestuur een urgente zaak. Spoedig na de komende Brus selse beslissingen over het E.E.G.- beleid ten aanzien van steunmaatrege len zal moeten worden overwogen welke maatregelen op dit gebied in Nederland getroffen moeten worden om onze concurrentiepositie te be houden. ONTWIKKELING EN SANERING In de hoofdbestuursvergadering kwam in de eerste plaats het beleid met betrekking tot de bedrijfsbeëindi gingsregelingen ter sprake. Zowel ten aanzien van regeling I („extra-pen sioen") als van regeling II („tienmaal pachtwaarde") werden wijzigingen be sproken, die ertoe zouden kunnen leiden dat het nut wordt verbeterd en dat geen extra financiële stimulans wordt gegeven waar die eigenlijk niel nodig is. Het hoofdbestuur stelde vas^ dat de saneringsregelingen een be langrijk instrument in het landbouw beleid zijn en blijven. Als onverhoopt vanwege de te hoog geachte kosten tegenover het effect beperking zou worden overwogen, zou naar een doel matige andere besteding van de mid delen in het kader van het Fonds moe ten worden gestreefd. Verruiming van de ontwikkelingsmaatregelen is dan zeker noodzakelijk. Wat de ontwikkelingskant op zich betreft herhaalde het hoofdbestuur zijn standpunt dat uitbreiding van het aantal objecten voor subsidiëring noodzakelijk is. In dit verband kwam ook de problematiek van de jonge, overnemende boer weer ter sprake. Het hoofdbestuur meende, juist ook hier om, nog eens weer met nadruk de aan dacht te moeten vestigen op de moge lijkheden, die de vorm van de rente subsidie biedt. MELKPRIJSBELEID 1967/68 Het hoofdbestuur wijdde een eerste oriënterende bespreking aan het melk- prijsbeleid, dat in de periode 1967-'68 in Nederland moet worden gevoerd. Het stelde twee realiteiten voorop. Als eerste de nog steeds ongunstige be drijfsresultaten op het weide- en ge mengde bedrijf, die een duidelijke ver hoging van de melkopbrengst nood zakelijk maken. Als tweede de Brus selse beslissing, dat vanaf april 1968 een gemeenschappelijke E.E.G.-richt- prijs van 35,30 cent met bijbehorende ,,hoog uitgerekende" drempelprijzen van zuivelpi'Qdukten zal gelden. De officiële richtprijs als maatstaf voor de melkopbrengst nemende ligt een onmiddellijke aanpassing van deze prijs aan het E.E.G.-peil voor de hand gezien de rentabiliteit in de veehou derij. Van o verheidszij de wordt voor keur uitgesproken voor het betrachten van twee étappen. Het is ook mogelijk on in deze overgangstijd naar 1968 de geleide lijke, maar toch bewuste aanpassing van de instrumenten (drempelprijzen etc.) als het belangrijkste punt te zien. De richtprijs is verder ook afhankelijk van het tempo van afbraak van de toeslag (die in 1968 verdwenen moet zijn). Tenslotte zal ook de officieel ge regelde „plus uit de consumptiemeik" nog moeten verdwijnen. In deze ge hele, ingewikkelde, kwestie van het komende melkprijsbeleid wordt eerst een nader advies van de veehouderij- commissie afgewacht. DAGELIJKS BESTUUR EN HOOFDBESTUUR Twee leden van het dagelijks be stuur waren aan de beurt van af treden: de heer G. M. Lambers, die niet, en de heer D. J. Jonkhans, die wel herkiesbaar was. Laatstgenoemde werd als d.b.-lid herkozen. In de plaats van de heer Lambers werd gekozen de heer W. J. Lokhorst te Driel, die als voorzitter van de Geldersche Maat schappij van landbouw deel uitmaakt van het hoofdbestuur. Hierdoor is de samenstelling van het dagelijks be stuur als volgt geworden: Ir C. S. Knottnerus te Steenbergen (voorzit ter), D. J. Jonkhans te Hardenberg, ir. G. J. A. Bouma te Kimswerd, J. A. van Nieuwenhuyzen te Ooltgensplaat, heer W. J. Lokhorst te Driel, die als Kuylman (algemeen secretaris). De heer Lambers trad tevens al als onder-voorzitter van het K.N.L.C. Hem werd hartelijk dank gebracht voor de vele diensten, bewezen in zijn dagelijks-bestuurs-functie. In de va cature van onder-voorzitter zal nog worden voorzien. Van de heer ir. A. W. Luitjens te Bergen op Zoom werd, eveneens met dank voor zijn werk in hoofdbestuur en P.B.O.-Commissie, afscheid geno men. Deze treedt wegens het neerleg gen van het voorzitterschap van de Noord-Brabantse Maatschappij van Landbouw terug als hoofdbestuurslid. Zijn opvolger is de heer ir. J. Prins te Goes, die echter reeds als voorzitter van de Zeeuwse Landbouwmaat- schappij deel uitmaakt van het hoofd bestuur. ORGANISATIE VAN DE LANDBOUW Aan de hand van een rapport van de P.B.O.-Commissie sprak het hoofd bestuur in het bijzonder over taak verdeling tussen het Landbouwschap IS ER TOEKOMST? Men gaat zich afvragen of er nog wel toekomst zit in de Nederlandse fruitteelt. Wanneer alles redelijk goed gaat verdiept de doorsnee fruitteler zich weinig in afzetproblemen of in zijn beleid en organisatie. Meestal hebben vaktechnische problemen meer belangstelling dan andere moeilijk heden die zich aandienen. Het gaat goed en men voelt zich zeker en het meeleven met zijn organisatie is meestal in geringe mate aanwezig. Gaat het echter minder goed dan gaat men zondebokken zoeken en men vindt ze in verschillende vormen. Men kan het dagelijks lezen, horen en zien. Onze afzet deugd niet en is niet aan gepast. Grootwinkelbedrijven, verpak king, reclame zijn van groeiende in vloed. De winstmarges zijn veel te groot, de fustregeling klopt niet. Nee, zeggen anderen, het is de E.E.G.; die en de drie Centrale Landbouworgani saties. Deze zaak is actueel vanwege de verdere voltooiing van het ge meenschappelijk beleid in de E.E.G. Het Landbouwschap kan in Brussel tegenover de E.E.G.-overheid niet op treden als belangenbehartiger voor de land- en tuinbouw, zoals het dat hier in Nederland doet (in sociaal-econo mische en technische zaken). Dat is een taak voor de 3 C.L.O., samenwer kende met de vrije landbouworgani saties der partnerlanden in het C.O.P.A. Ten dienste van de beleids vorming in E.E.G.-aangelegënheden is het deskundige apparaat van het Landbouwschap echter onmisbaar. Hierbij komt dat er naast de recht streekse weg naar Brussel een tweede weg is, die via de Nederlandse Minis ter van Landbouw loopt. Advisering van de Nederlandse overheid blijft een taak van het Landbouwschap. In deze situatie zijn twee dingen nodig: een zoveel mogelijk op elkaar af gestemde standpuntbepaling in Landbouwschap en 3 C.L.O., het optreden van de 3 C.L.O. als éénheid in dit soort zaken. Het hoofdbestuur oordeelde het noodzakelijk voor een goede verdere gang van zaken, dat de besluitvorming van de 3 C.L.O. als zodanig formeel juist geregeld wordt. Daartoe zouden binnenkort delegaties uit de besturen van de 3 C.L.O. weer bijeen moeten komen in een speciale vergadering. De P.B.O.-Commissie zal een nadere studie voorleggen aan de volgende hoofdbestuursvergadering. (Inmiddels besloten de 3 C.L.O. om op 13 maart a.s. een dergelijke gezamenlijke ver gadering te houden.) Het jaarlijks roulerende voorzitter schap secretariaat van de 3 C.L.O. berust in 1967 bij het K.N.L.C. is de schuld dat we overstroomd wor den met notabene gesubsidieerde pro- dukten. De tuinbouw is verkocht aan de landbouw bij de Brusselse besluiten om o.a. de melkprijs hoger te krijgen. Dit betekent dan discriminatie tegen over een andere agrarische bedrijfs tak. Italië profiteert van zijn 40 mil joen gulden om ons te beconcurreren. Weer anderen menen, dat de geldont waarding met alle gevolgen van dien, de hoog gestegen rente, de steeds nog stijgende bedrijfskosten en de enorme belastingdruk het de ondernemer moeilijker maakt om een bedrijf ren dabel te maken. Zo zou men d-^or kun nen gaan met oorzaken aan te voeren voor al de moeilijkheden, waar naast de glastuinbouw ook de fruitteelt naar toe schijnt te gaan. Over onze grenzen worden duizenden ha's aangeplant, veelal met subsidies in een of andere vorm. Hoelang heeft West-Duitsland ons als afnemer nog nodig? Alleen misschien als de teelt mislukt? Hoe veel Golden Delicious zal Frankrijk in de toekomst produceren? Dit alles hangt ons boven het hoofd en het zou niet realistisch zijn om hiervoor de ogen te sluiten. SANERING OPLOSSING? Dit jaar stellen twee van onze beste rassen, die voor velen pijlers zijn waarop het bedrijf rust, wel erg te leur: de Cocks en de Golden Delicious. Zelfs de peren, waar een goede ver wachting voor scheen te zijn, voldoen niet aan de verwachting. Al met al geen opwekkend beeld. Zullen we ons dan toch moeten in stellen op meerdere jaren van lage prijzen, ongeacht het even of oneven getal? Wie zal het zeggen! Als het die richting uit gaat zullen er velen de weg der sanering gaan. Maar zal dit de oplossing zijn om een bedrijfstak gezond te maken? VERDERE ONTWIKKELING NODIG! Is het in het belang van 's lands economie dat vele bedrijfjes, die mis schien straks bedrijven worden, zich aanmelden voor sanering? Wordt het niet hoog tijd dat men nu werkelijk eens een inzicht krijgt in de verhou dingen met onze E.E.G.-partners? Zijn die nu werkelijk bevoordeeld boven ons? Als dit inderdaad het geval Is dan ziet het er voor onze Nederlandse fruitteelt niet best uit. Dan is het een zeer ongelijke strijd waar we zeker het onderspit in zullen moeten delven. We zijn een klein land en hebben maar enkele procenten van de totale fruitcultuur in bezit. Het is voor de fruitteelt van essentieel belang hoe zich dit ontwikkelen zal. Men kan zich principieel verzetten tegen subsidies, omdat die vaak produktieverhogend werken, maar als onze buurlanden dit wel doen en ons onder de voet hebben gelopen zal subsidie geen zin meer hebben. Of wordt het een wedloop van subsidies verstrekken, weer meer overschotten, hogere heffingen. Waar is dan het einde? Zo zitten we nu midden jfl de problemen. KRACHTEN BUNDELEN Zijn er dan geen lichtpunten? M.i. wel, aldus nog steeds de heer Traas. Allereerst dient het eigen bedrijf onder de loep genomen te worden. Of hier ook niet veel veranderd kan worden? Nauwlettend de ontwikkeling volgen en zeker Uw organisatie steu nen i.p.v. eeuwig kritiek uit te oefenen. Laten we zorgen, dat onze afnemers bij huis goed fruit kunnen consu meren. Dan afzet en presentatie ver beteren in een verantwoorde samen werking. We zijn in onze samen werking met anderen nog steeds achterop als we terug zien op de snelle ontwikkeling van de gebeurtenissen waar. we dagelijks mee geconfronteerd worden. Als ondernemer itbreekt ons vaak de tijd om goed óp de hoogte te blijven met alles wat er gebeurt. Het bedrijf vraagt vaak de inzet van onze gehele persoon. Daarom is de samen bundeling van krachten noodzakelijk. Van krachten die zich inzetten voor de belangen van onze bedrijfsgenoten, dikwijls een ondankbaar werk. Laat ons deze personen steunen en waar deren. Ieder die in het organisatiewerk is betrokken weet hoe moeilijk vaak de verhoudingen liggen, maar toch ligt hier een zeer belangrijke voor waarde voor het verbeteren van de situatie in de fruitteelt. Kort geleden schetste de heer C. Traas, voorzitter van de commissie Fruit teelt van het KNLC de problematiek in de Fruitteelt, door te wijzen op de onrust en het onbehagen dat in de fruitteeltkringen leeft. Het jaar 1966 is voor velen geëindigd met een verliescijfer of een te laag winstcijfer. Daarbij kunnen de vele getroffenen door hagel, vorst en koude in het zuid-westen van ons land nog buiten beschouwing blijveQ. Terwijl in ons land de oogst over 1966 be hoorlijk was, heeft men kunnen constateren, dat ook de goede bedrijven met een aan de markt aangepast sortiment geen of onvoldoende winst hebben kunnen behalen. Natuurlijk zijn er altijd fluctuaties in de fruitteeltproduktie. Met goede en slechte jaren heeft de fruitteler altijd al rekening moeten houden. Wij hebben de vrije prijsvorming begeerd en aanvaard, aldus de heer Traas. De onbekende faktoren, die de produktie bepalen zijn zeer verschillend van jaar tot jaar en beïnvloeden de prijsvorming van ons produkt. Hoe die prijs vorming er uit ziet is bepalend voor onze winst of doodgewoon vraag en aan bod. Zoals gezegd, 1966 vertoont een ongunstig beeld van onze fruitcultuur en met een somber beeld voor de toekomst voelt men zich niet op zijn gemak.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 9