UIT DE PRAKTIJK De Franse landbouwinkomens Definitieve oogstraming 1966. Niet te vroeg beginnen met zaaien 1967 heeft weer „eigen" problemen Spanningsgevers voor schrikdraadinstallaties Uitkomsten steekproef „landbouwproduktie", december 1966 Tijdens de jaarwisseling, toen we op THOLEN en. ST. PHILIPSLAND met collega's rond de kachel zaten die we overigens deze laatste dag van het jaar niet zo heel hard nodig hadden van wege de hoge buitenlucht-temperatuur werd nog eens „nageboomd" over 1966. Ondanks het feit dat we een zeer nat jaar af sloten; het K.N.M.I. vertelde ons dat we 120 jaar in de geschiedenis terug moesten om een derge lijke hoeveelheid neerslag per jaar te kunnen registreren; mogen we toch constateren dat de verlies- en winstrekening toch gelukkig geen ver lies zal opleveren. Men was matig tevreden en de verschillen zullen van bedrijf tot bedrijf nogal wisselend zijn. De opbrengsten zijn over de gehele linie aanzienlijk minder, behalve van de aardap pelen. De late zaai heeft wel degelijk opbrengst gekost, maar laat poten van aardappelen blijkt helemaal niet zo bezwaarlijk te zijn. Een reden te meer om vooral in het voorjaar er voor op te passen niet te vroeg te beginnen en daardoor de structuur van de grond te verknoeien en kluit vorming te. veroorzaken. De bietenopbrengst in het zuid-westelijk klei- gebied staat nog wel aan de top van het lande lijk overzicht, maar toch is men daarover hier zeker niet enthousiast. De erwten waren slecht, vlas idem en de prij zen deelden ook al in de malaise. Dit is heel erg jammer, want de samenstelling van ons bouwplan voor 1967 geeft ons, tegen de slechte vooruitzich ten die er t.a.v. vlas en erwten zijn, grote moei lijkheden. We houden eigenlijk slechts drie produkten over die nog met goede kans op een redelijk finan cieel resultaat verbouwd kunnen worden, n.l. graan enNJan eigenlijk alleen maar wintertarwe, aard appelen en suikerbieten. De teelt van graszaad en lucerne is belangrijk in verband met de structuur van de grond en daarom worden ze wel in het bouwplan opgeno men, maar financieel dragen ze slechts in geringe mate bij aan een gunstig bedrijfsresultaat. Moge het thans aangevangen jaar een gunstig jaar zijn voor de landbouw en met de beste wen sen voor uw bedrijf en uw gezin willen wij dit eerste overzicht van 1967 besluiten. Uw schrijver vanuit WALCHEREN wil het deze keer beperkt houden tot enkele korte opmerkin gen. Het jaar 1966 ligt weer achter ons, zowel met de zorgen als met de blijde momenten, hetzij in het privéleven hetzij in ons bedrijf. Ieder zal op verschillende wijzen nog wel eens herinnerd wor den aan het afgelopen jaar. Maar in het nieuwe jaar wenden we onze blik vooruit! Verschillende dingen zullen weer onze aandacht vragen. Zowel op landelijk niveau als ook in de streek en op ons bedrijf zijn er nog vele problemen die om een oplossing vragen. Zo hebben we in ons gebied de kwestie van de B-wegen. Op ons bedrijf is het vooral de gewas- senkeuze in verband met de vruchtwisseling en de rentabiliteit die nogal wat hoofdbrekens kosten. Laten we echter het nieuwe jaar met vertrouwen tegemoet treden en de talenten die ons toever trouwd zijn zo goed mogelijk besteden. MERKING EN REGISTRATIE KALVEREN VOOR MESTERIJDOELEINDEN De vorig jaar ontworpen regeling is weer aktueel geworden voor het merken en de registratië van jonge kalveren, bestemd om na een mestperiode van enkele maanden als vette kalveren of in de vorm van kalfsvlees te worden geëxporteerd. Het is namelijk niet denkbeeldig zo deelt de direkteur van de Veeartsenijkundige Dienst mede dat, wanneer het mond- en klauwzeer in ons land niet zeer spoedig totaal kan worden onder drukt, andere landen dan Frankrijk en Engeland beperkende maatregelen gaan nemen ten aanzien van onze export. Voorzover deze maatregelen geen absoluut importverbod inhouden, zullen zeker eisen worden gesteld ten aanzien van de herkomst uit ziekte vrije gebieden. Teneinde in dat geval de exportcertificatie door de Veeartsenijkundige Dienst verantwoord te doen geschieden, is het noodzakelijk, dat de herkomst van de kalveren bestemd voor export, hetzij levend, hetzij geslacht, nauwkeurig kan worden bepaald. In verband daarmede wordt de kalvermesters drin gend geadviseerd, zich in verbinding te stellen met de districts-bureauhouders, teneinde hun kalveren te laten merken en registreren. De kosten hiervan bedragen 1,per kalf en komen voor rekening van de kalvermesters. Ernstig rekening moet worden gehouden met het feit dat het gemerkt en geregistreerd zijn der kal veren van doorslaggevende betekenis kan worden voor het kunnen exporteren van deze dieren of het vlees. Met nadruk wordt er verder op gewezen, dat de kalvermesters regelmatig de op hun bedrijven nieuw opgezette dieren laten merken, zodat voort durend alle op hun bedrijf aanwezige dieren ge registreerd zijn en van origine-verklaringen kun nen worden voorzien. In verband met de veiligheidseisen, gesteld aan spanningsgevers voor schrikdraadinstallaties en het voor deze apparatuur ingestelde Rijkskeur, zijn de in gebruik zijnde merken voor wat betreft de toegestane gebruikstermijn in drie groepen verdeeld: A. Spanningsgevers die na 1 januari 1968 niet meer mogen worden gebruikt en nu reeds niet meer in de handel zijn. 1. Apparaten voor netvoeding: Blessing/Nervus EHN 6, Koltec W B, Koshock Alt, Philips 7937/01; 2. apparaten voor batterij voeding: Blessing Etra WAA 14, Nolte B 2, Wolseley D. Voor de in groep A genoemde spanningsgevers wordt in 1967 voor de laatste maal een keuringsbewijs afgegeven. B. Spanningsgevers zonder Rijkskeur waarvoor een langjarige overgangsregeling geldt. 1. Apparatuur voor netvoeding: AFO WAN-2 (tot 19 december 1977), Blessing Nervus EHN 8 (tot 1 januari 1976); 2. Apparatuur voor batterijvoeding: Philips PE4600 (tot 11 augustus 1978), „Hori- zont"-Geratewerk Extra Automatic T (tot 27 april 1977). C. Spanningsgevers met Rijkskeur. Alle apparaten zowel voor net- als batterijvoeding, voorzien van een Rijkskeur mogen met een geldig bewijs worden gebruikt. Elke gebruiker van een schrikdraadinstallatie ge lieve van bovenstaand bericht goede nota te nemen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft de voorlopige uitkomsten van een aantal gegevens van de steekproef „Landbouwproduktie", per 1 december 1966, gepubliceerd. De gegevens hebben betrek king op het aantal stuks rundvee, varkens en leghennen. De uitkomsten van dit steekproefonderzoek zijn niet volledig vergelijkbaar met die van de landbouwtellingen. Bij het vaststellen van de mutaties, ten opzichte van vorig jaar, is daarom uitgegaan van de uitkomsten van de steekproef „Landbouw produktie" per 1 december 1965. Rundvee. De totale rundveestapel is, in vergelijking met december 1965, met l °/o toegenomen tot 3.556.000 stuks. De verdeling van de rundveestapel in een aantal rubrieken toont aan, dat de verande ringen t.o.v. december 1965, klein zijn. De totale melkveestapel verschilt nauwelijks met die van vorig jaar. Hetzelfde kan worden opgemerkt met betrekking tot het gedekte jongvee. Alleen de rubriek „Ander rundvee, bestemd voor de fok kerij", waarin naast het vrouwelijk jongvee is opgenomen het mannelijk fokvee, is toegenomen met 3 0 De ontwikkeling van de rubriek „Mestvee" wijst op een lichte teruggang. Varkens. Evenals bij de rundveestapel zijn er bij de varkensstapel geen spectaculaire ontwikkelin gen gaande. De totale varkensstapel verschilt nauwelijks van die van december 1965. Het aantal ge dekte zeugen vertoont een lichte stijging. De overige rubrieken welke betrekking hebben op fokvar- kens, geven een vermindering te zien. Het aantal zeugen bij biggen is teruggelopen met enkele pro centen; de „overige fokvarkens" waaronder zijn begrepen de fokberen, is verminderd met 14®/». Het totaal aantal mestvarkens was in december 1966 3 °/o groter dan in december 1965. Leghennen. Het aantal hennen aan de leg liep terug van 20,0 min stuks in december 1965 tot 18,3 min stuks in december 1966. Volgens voorlopige berekeningen van het natio nale instituut voor de statistiek zijn inkomens van de Franse boeren in 1966 op basis van constante prijzen met ~uim vijf procent gestegen Dit is in overeenstemming met de doelstellingen van het Vijfde Plan, waarin voor de stijging van de inkom sten uit landbouw een percentage van 4,8 is ver meld. De overige inkomens zullen met slechts 3,3 procent per jaar stijgen. Op deze wijze wordt de achterstand ingehaald die de inkomens van de Franse boeren hebben opgelopen. (OPGAVE C. B. S.) geoogste opp. opbrengst per ha totale opbrengst 1966 1965 1966 1965 1966 in ha in kg in tonnen vroege aard. incl. pootaardappelen 7.647 21.000 24.500 156.642 189.174 fabrieksaard. incl. pootaardappe'en 43.707 23.500 31.000 1.033.967 1.362.350 andere aardappelen voor consump tie en pootdoeleinden incl. uitval 79 317 28.500 32.500 2.038.982 2.572.417 excl. uitval w.v. op kleigrond 22.500 26.000 1.625.132 2.062.965 inclusief uitval 53 Ci4 30.000 34.000 1.488.669 1.822.645 exclusief uitval 24.500 27.500 1.203.888 1.469.593 w.v. op zandgrond er. veengrond inclusief uitval 25.703 24.500 29.000 550.313 749.771 exclusief uitval 19.000 23.000 421.244 593.372 zaaiuien 4.824 32.500 30.000 173.297 144.898 groene erwten 9.E89 2.700 2.400 30.075 23.117 gele erwten 538 2.900 2.400 1.286 1.301 schokkers 2.802 2.950 2.400 9.511 6.692 capucijners en grauwe erwten 1 253 2.750 2.750 3.523 3.474 bruine en witte bonen 3 752 1.950 2.050 7.093 7.619 veldbonen 474 2.150 2.400 1.393 1.146 Verwacht mag worden dat de Boerenbonden de gegevens van het institliut voor de statistiek zoals gewoonlijk als te optimistisch zullen afwijzen. Maar het lijdt geen twijfel dat de inkomensverhoudingen in de Franse landbouw in de afgelopen twee jaar beter zijn geworden. Dit blijkt reeds uit het uitblij ven van boerenopstanden en relletjes zoals die zich enige jaren geleden hebben voorgedaan. Hierbij moet worden opgemerkt dat de Franse landbouw sedert begin 1966 in de persoon van Edgar Faure een minister van landbouw bezit die zich met tact en bekwaamheid aan de behartiging van de belan gen der boeren wijdt. Het Franse instituut voor de statistiek heeft bij het opstellen van zijn ramingen rekening gehouden met vele factoren, zoals produktie, prijzen, kosten en de vermindering van het aantal boeren. Kwan titatief is de Franse agrarische produktie verleden jaar met 0,4 procent toegenomen, terwijl de prijzen over het algemeen zijn gestegen met gemiddeld 4,3 procent. De graanprijzen hebben voordeel getrok ken van de gedeeltelijke aanpassing van de Franse prijzen aan die van de E.E.G., waardoor gerst 10 procent duurder is geworden en tanve Sl/2 procent. De produktiekosten van de Franse landbouw zijn blijven stijgen. De prijzen van de industrieproduk- te die de landbouw gebruikt zijn met 2,3 procent ge stegen. Met inachtneming van veranderingen van voorraden komt het instituut tot de conclusie dat de inkomsten van de landbouw op basis van de huidige waarde van de frank met zos procent zijn gestegen. Daar de prijzen in Frankrijk in dezelfde periode een stijging van 2,6 procent hebben ondergaan bedraagt de werkelijke verbetering van de inkomsten 3,4 pro cent. De hogere inkomsten kwamen echter een met naar schatting 1,7 procent verminderd aantal boe ren ten goede zodat het gemiddelde inkomen per boer op basis van constante prijzen met 5,1 procent is gestegen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 4