RESULTATEN Suikerbietenverzorgiri in het Zuid-Westelijl 10 BEKNOPT OVERZICHT VAN DE VERKREGEN RESULTATEN IN 1966 Dunelement van de Vicon Dunelement van de Monomat-Ferté. Een mooie beginstand met veel alleen staande planten. Wat het aantal manuren betreft later, de proeven treffende verschillen zien. Zeer laag is dit op de Braakman, waar de pyrazon uitstekend heeft ge werkt. Hoger liggen de uren op Mariënhof, waarop vooral de aanwezigheid van akkermunt van invloed is geweest, hetgeen een lastig te bestrijden onkruid is. Tengevolge van de droogte na het zaaien heeft de pyrazon op de Scheldemonden niet of slechts zeer weinig gewerkt, de uren liggen dan ook zeer hoog. Onder dergelijke omstandigheden levert ma chinaal dunnen een belangrijke bijdrage aan de on- kru'dbestrijding. In zijn algemeenheid blijkt uit deze laatste proef wel zeer duidelijk 't grote belang van 't welslagen van de chemische onkruidbestrij- ding bij een ver doorgevoerde mechanisatie van de voorjaarswerkzaamheden. Suikergehalte en grondtarra zijn door de diverse bewerkingen niet duidelijk beïnvloed. Globaal kan worden gesteld dat het percentage koptarra zowel bij volledig machinaal dunnen als bij zaaien op eind- afstand ca 1% hoger ligt dan bij handdunnen. Voor al de kleinere bieten en de kwaliteit van het kop- apparaat spelen in deze een belangrijke rol. De hier besproken proeven vormen een voortzetting van een meerjarig onderzoek in het Zuidwestelijk Kleigebied, uitgevoerd door de Werkgroep voor Technisch Onderzoek van de Rijkslandbouwkonsulent- schappen. naar de mogelijkheden suikerbieten te telen met zo min mogelijk handwerk. Evenals vorig jaar waren de proeven gelegen op de proefboerderij „De Scheldemonden" te Bruinisse (ca 25% afslibbaar), de proefboerderij „Mariënhof" te West-Maas (ca. 40 afslibbaar) en 't demonstra- tiebedrijf ,JDe Braakman" te Biervliet (oa22% afslibbaar). Het doel van het onderzoek was ook dit jaar weer het vergelijken van volledig machinaal dunnen met een blinde dunmachine, hierbij uitgaande van twee zaa^afstanden, en het zaaien op eindafstand t.o.v. hand dunnen van het gewas. Daarnaast is ook ook nu weer getracht, bij liet objekt zaaien op eindafstand, een indruk te krijgen over het effekt van al dan niet schoffelen. De proefopzet vertoonde veel overeenkomst met die in 1965, met clien verstande dat de zaaiafstand van 4.8 cm is vervangen door 5.7 cm. Daarnaast is op de Scheldemonden als extra aan de proef toegevoegd een objekt volledig machinaal dunnen met de elektromechanische dunmachine Monomat-Ferté. Voor 't overige wordt voor de gevolgde werkwijzen verwezen naar de bijgevoegde tabel, waarop ook de belangrijk- ate resultaten zijn vermeld. Bij alle proeven is een l ijafstand toegepast van 50 cm. Gezaaid is met Stanhay-precisiczaaimachines met opgebouwde rijenspuit, waarmee gelijktijdig bij het zaaien op de desbetreffende objekten ca 1 \z kg pyrazon per ha is toegediend. Bij het objekt niet schoffelen is de volveldsbespuiting (4 kg per ha) direkt na het laaien uitgevoerd. Evenals bij de Monomat is ook mot de Vicons het gewas in één bewerking gedimd. Een uitzondering hierop vormt de Scheldemonden waar met de Vicon een tweede, korrigerende dunbewerking is uiige- voerd om de stand van ruim 13% bbd terug te brengen tot ruim 11. De slaglengte van de laatstgenoem de machines bedroeg 32 cm, terwijl gewerkt is met mtsjes van het zgn. „nieuwe" model. Het dunnen is uit gevoerd in het jong 4-(echte) bladstadium van de planten. Het schoffelen is beperkt gebleven tot twee maal, op de Braakman zelfs tot één maal. Door het voorkomen van veel onkruid was het op de Scheldemonden noodzakelijk, het objekt niet schoffelen, zij het iets later, toch een keer te schoffelen. Het handwerk bestond uitsluitend uit nawieden en bij het objekt handwerk uit dunnen en een keer na- wieden. De proeven zijn machinaal gerooid met Trijige Vicons en de Braakman met een BM-Volvo. Op Mariënhof was de opkomst wat schraal en onregelmatig; bij de beide andere proeven goed tot zeer goed. Door verschil in zaaitijd tussen de objekten zijn de wortelopbrengsten van Mariënhof moeilijk te interpreteren. De beide andere proeven laten geen duidelijke invloed zien van de bewerking op de op brengst, zij het dan dat niet schoffelen dit jaar wat ongunstiger lijkt. Volledig machinaal dunnen en zaaien op eindafstand bij een goede opkomst ontlo pen elkaar in opbrengst niet veel. Bij een praktijk proef in Zeeuwsch-Vlaanderen kwam dit resultaat ook naar voren. Bij 'n minder goede opkomst wordt het zaaien op eindafstand wisselvalliger, wat hier ook blijkt uit de cijfers van Mariënhof. Tussen de beide machinale dunsystemen (Vicon en Monomat) is geen verschil in opbrengst gekon- stateerd. Bij twee praktijkproeven op Tholen bleek in deze dezelfde tendens te bestaan. Vorig jaar was bij volledig machinaal dunnen met de Vicon de opbrengst hij 4.8 cm zaaiafstand duide lijk de mindere van 6.7 cm. Reden waarom dit jaar bij deze proeven 5.7 cm als de kleinste zaaiafstand is genomen. Verschil in opbrengst van betekenis tussen deze afstand en 6.7 cm komt bij de cijfers niet naar voren. De konklusie lijkt dan ook gewet tigd dat ook voor volledig machinaal dunnen een zaaiafstand van ca 6 cm goed mogelijk is. Tenslotte iets over de regelmaat. Bij dit onder zoek wordt gewerkt met het aantal gaten groter dan 60 cm als maat voor de grote afstanden en het aantal gaten gelijk aan en kleiner dan 10 cm als maat voor de (te) kleine onderlinge afstanden van de planten. Het is duidelijk dat goed handwerk hiei> bij favoriet is. Ook in deze bleek tussen de beide machinale dun systemen geen verschil te bestaan, noch voor de grote, noch voor de kleine gaten. Het aantal galen groter dan 60 cm bij zaaien op eindafstand is iets lager dan bij machinaal dunnen, mits de opkomst niet lager is dan ca 10% bbd. Beneden de 10% bbd daarentegen blijkt dit verschil niet meer aanwezig, zelfs maakt het gewas dan veelal oen hollere in druk dan bij machinaal dunnen. Met betrekking tot het aantal kleine gaten is tussen machinaal dun nen en zaaien op eindafstand bij deze proeven geen verschil gebleken Een grotere zaaiafstand dan 12 Vz cm zal dit aantal ongetwijfeld wat doen dalen, doch dan moet een nog groter risiko voor lief worden ge nomen ter verkrijging van een voldoende aantal plantplaatsen per ha en daarmee voor de opbrengst. Goed ploegwerk en mechanisatie van de bietenteelt gaan hand in hand.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1967 | | pagina 10