De toekomst van het Zeeuws Fruitbedrijf
23
De concurrentie neemt toe, maar voor het goed geleide Zeeuwse fruitbedrijf is er geen reden voor pes-
simTsme. Dit was de slotconclusie van de Tuinbouwmiddag die op 15 december j.l. te Goes werd gehou
den over het onderwerp: „Het ondernemerschap in de fruitteelt". De bijeenkomst was georganiseerd
door de drie Zeeuwse standorganisaties (Z. L. M., N. C. B. en C. B. T. B.) in samenwerking met de Kring
Zeeland der N. F. O. De belangstelling overtrof de verwachtingen, want de grote zaal van de „Prins van
Oranje" was tot de laatste plaats bezet.
E. E. G. VAN VEEL BETEKENIS
De voorzitter, de heer P. J. J. Dekker, wees er in
zijn openingswoord op dat men de vergadering
moest zien als een vervolg op een eerder te Scheve-
ningen gehouden 3 C.L.O.-congres over het zelfde
onderwerp. De heer Dekker ging nader in op de
problemen waar de ondernemer in de tuinbouw
mee te maken heeft. De toegenomen koopkracht had
een grotere vraag naar tuinbouwprodukten tot ge
volg. Daardoor is de produktie sterk opgevoerd,
niet alleen in ons land, doch ook in landen als Italië,
Frankrijk en Duitsland.
De E. E. G. kwam tot stand en biedt voor ons land
ongetwijfeld voordelen. Het wegvallen van de han
delsbelemmeringen betekent echter niet alleen ex
portkansen voor onze produkten, doch ook moge
lijkheden voor invoer.
Het komt er nu op aan zich als ondernemer zó
toe te rusten, dat men de concurrentie vol kan hou
den. Daarbij baart vooral de snelle kostenstijging
veel zorgen, vooral ook omdat de hogere kosten on
voldoende worden goedgemaakt door hogere prij
zen. Daarom is het bijzonder nuttig dat over deze
aspekten van gedachten wordt gewisseld.
FRANKRIJK ZWARE CONCURRENT
Als eerste spreker kreeg hierna ir. A. Groot,
secretaris-directeur der N. F. O., het woord over de
concurrentiepositie van de Nederlandse fruitteelt.
Gemiddeld werd de laatste jaren 25 van onze
appeloogst en 35 van onze pereoogst uitgevoerd.
Daaruit kan worden afgeleid dat export voor onze
fruitteelt een levenskwestie is.
Voor export zijn we in hoofdzaak op Duitsland
aangewezen. Ook Italië en Frankrijk willen hier
echter graag een deel van hun fruitoogst kwijt, zo
dat we beslist niet alleen op de Duitse markt zijn.
Wat appels betreft, is de concurrentiekracht van
Italië iets afgenomen, omdat men geen geschikte
rassen heeft. De Golden Delicious kan slechts op
enkele plaatsen in goede kwaliteit worden geteeld
en de andere appels zijn te matig van smaak.
Daarentegen komt Frankrijk sterk opzetten. In
1960 teelde men daar 600 miljoen kilogram tafel
appels en in 1966 reeds 1200 miljoen kilogram, dus
het dubbele. De komende jaren zal de produktie
nog jaarlijks met 10 stijgen. Daarbij speelt de
Golden Delicious de hoofdrol.
Gezien deze grote en nog snel toenemende pro-
duktie van Golden Delicious in Frankrijk is de eerst-
komende jaren een druk op de prijzen te verwach
ten.
Toch is de positie van de Nederlandse fruitteler
niet zo ongunstig als sommigen menen. Ons land
heeft belangrijke voordelen:
1. Dicht bij de grote consumptiecentra. (De lagere
produktiekosten in Zuid-Frankrijk worden te
niet gedaan door de hogere transportkosten.)
2. In ons land kan men hoogwaardige rassen telen
die in Zuid-Frankrijk niet gedijen (o.a. Cox's
Orange).
3. Vakkennis, onderzoek en voorlichting staan in
Nederland op een hoger peil dan in de andere
E. E. G.-landen.
Als punten waar we in het nadeel zijn kunnen
genoemd worden:
a. Het subsidiebeleid. In de andere landen worden
vaak zeer hoge subsidies verstrekt, waardoor de
concurrentie wordt vervalst.
b. Het belastingbeleid. Met name inv Frankrijk en
België kan men belasting betalen naar een een
heidstarief per ha, dat voor de goede bedrijven
veel gunstiger uitvalt dan in ons land.
Het is dringend gewenst dat hieraan aandacht
wordt besteed, want bij de huidige situatie is de
Nederlandse teler sterk in het nadeel op deze pun
ten.
HOE KOM IK AAN EEN HOGER INKOMEN?
De heer P. A. Spoor, hoofd van de afdeling fruit
teelt van het L. E. I., ging in op de betekenis van
een goed ondernemerschap op het inkomen. Men
kan momenteel twee grote groepen onderscheiden.
De ene groep, die tamelijk omvangrijk is, omvat
telers met een aflopend bedrijf. Ze doen zo weinig
mogelijk investeringen en vernieuwingen en pro
beren zo de 65-jarige leeftijd te halen. Het bedrijf
gaat geleidelijk achteruit in waarde, maar men
komt dikwijls nog aan een redelijk inkomen, omdat
men niet veel kosten maakt.
De andere, en belangrijkste, groep bestaat uit
telers die op de toekomst werken en alles doen om
het bedrijf op peil te houden. In hoeverre men
hierin slaagt hangt vooral ook af van de onder
nemer die aan het roer staat. Een recept is hierbij
echter niet te geven.
Wat voor het ene bedrijf succes oplevert, kan
voor een ander bedrijf averechts uitpakken, o.a.
door verschillen in grond, klimaat, vakkennis, be-
drijfsgrootte, enz. Kleine bedrijven zijn economisch
minder sterk, doch beslist niet kansloos. Ze moe
ten het zoeken in extra zorg en daardoor hogere
opbrengsten per ha en betere kwaliteit.
Enkele belangrijke punten noemde de heer Spoor:
1. Houdt de aanplant modern. De veroudering
gaat snel. Als 25 van de rassen niet of nau
welijks rendabel is, wordt het oppassen. Als 50
van de rassen verouderd is, zal vaak het einde
nabij zijn. Hooien wordt dan te ingrijpend! Aan
houden leidt tot geleidelijk toenemende verlie
zen en uiteindelijk tot bedrijfsbeëindiging.
2. Streef naar voldoende produktie. Op veel be
drijven valt de kg-opbrengst tegen. Meestal
komt dit doordat de beplanting te ruim is. Men
moet mikken op een gemiddelde van 25 ton per
ha. Zeven jaar onderzoek bij Cox's in Zeeland
wees uit, dat bij een beplantingsdichtheid van
40 slechts 12 ton per ha werd geoogst. Dit
tegenover 21 ton bij een beplantingsdichtheid
van 70 In het eerste geval betekende dat een
verlies van 2.000 per ha, in het tweede geval
een winst van 1.500.
3. Let op de kostprijs. Een te hoge kostprijs is
meestal ook een gevolg van een lage produktie
per ha. Bij 30 ton per ha is de kostprijs 35 cent
per kg, bij 20 ton al 47 cent per kg.
4. Een goede bedrijfsorganisatie is erg belangrijk.
Door het werk goed te regelen kan dikwijls veel
op (dure) arbeid worden bespaard.
5. Vaak ziet men enorme verschillen in plukpres-
tatie, waarbij degene die het meeste plukt dik
wijls tevens het fruit het minste beschadigt.
Men ziet verschillen van 40 tot 150 kg per uur,
dus van 8 cent tot 2 a 3 cent per kg. Een goede
organisatie van de pluk kan winst brengen.
6. De snoei. Als de boom is opgezet met over
wegend licht hout kan men in 80-90 uur een ha
snoeien. Komt in de bomen veel zwaar hout
voor, dan komt men aan 150-170 uur per ha.
Omdat de snoei steeds meer bepalend wordt
voor de arbeidsbezetting is het nodig hieraan
alle aandacht te schenken: veel kleine bomen
per ha met veel licht hout.
LANDBOUW EN FRUITTEELT
Landbouw en fruitteelt kunnen zeer goed samen
gaan, aldus de heer J. van Dijke uit Groede, die
sprak aan de hand van eigen ervaringen. In de
akkerbouw is steeds minder arbeid nodig. De fruit
teelt kan daarbij voor aanvullende werkgelegen
heid zorgen.
Voor de afdeling fruitteelt (10 ha) is één
specialist, die de snoei, ziektebestrijding en bodem
verzorging voor zijn rekening neemt. Verder geeft
hij leiding bij dunnen, plukken, uitbuigen, e.d.
In de periode dat het slap is (o.a. 's winters) kan
het landbouwpersoneel helpen met b.v. stalmest
geven, windschermen snoeien, verharding repa
reren, plukken, enz.
Dank zij deze tijdelijke hulp kan de fruitteelt
specialist 10 ha verzorgen. Dit is mede mogelijk
omdat het sorteren en bewaren van het fruit door
de veiling gebeurt. Verder speelt de stapelkist een
grote rol. Dank zij het gebruik van grote kisten is
het transport sterk vergemakkelijkt, terwijl tevens
de plukprestatie hoger ligt. Men kwam zelfs aan
300 kg per uur!
KLEIN BEDRIJF BIEDT OOK VOORDELEN
De heer J. Stoutjesdijk uit Oosterland, die als
laatste spreker optrad, had als onderwerp: „De
moeilijkheden en mogelijkheden van het kleine be
drijf". In de achter ons liggende jaren is het steeds
gelukt op zijn eigen 6 ha groot bedrijf een redelijk
inkomen te behalen. Soms wordt er op gezinspeeld
dat het kleine bedrijf aan zijn laatste stuiptrekkin
gen toe is, doch dan generaliseert men teveel. Het
kleine bedrijf heeft ook voordelen. De produktie
per manuur ligt b.v. hoger dan op een groot bedrijf.
De machines drukken inderdaad zwaarder, doch
men kan ze ook wat langzamer afschrijven. De ver
antwoordelijkheid die men als ondernemer heeft
zal vaak tot uitdrukking komen in extra zorg voor
het bedrijf en daardoor in opbrengst en kwaliteit.
Vooral bij vroege rassen kan men op het kleine be
drijf beter het beste tijdstip van pluk en afzet be
nutten.
Van veel betekenis is, dat men niet alleen werkt
met de handen, doch vooral ook met het hoofd.
Men moet het bedrijf op peil houden en vooral niet
wachten tot een te groot deel is verouderd. Als mi
nimum eis voor het kleine bedrijf zou een produktie
van 100 ton fruit kunnen worden gesteld. Gerekend
dat niet meer dan 80 van de oppervlakte in pro
duktie is, zal men dan aan 5-6 ha komen. Dit moet
men dan zien als.&en éénmansbedrijf, zeker in de
toekomst.
Binnen het bedrijf kan getracht worden het in
komen te verhogen, b.v. door de vroege rassen zelf
veilingklaar te maken, enz.
BELANGRIJKE VRAGEN
Een forum onder leiding van de Rijkstuinbouw-
consulent, ir. L. Vellekoop, met de vier sprekers
als leden, kreeg een zeer groot aantal vragen te
beantwoorden. Hieruit bleek hoe men met de onder
werpen had meegeleefd.
Enkele vragen:
VRAAG: Wat zou u thans planten?
ANTWOORD: 70 Golden en Cox's, verder wat
Grieve, Goudreinette en Winston. Geen zomer-
appels meer. Als peren Cornice, Conference, Hardy.
Bonne Louise en eventueel Lucas. Ook hierbij bij
voorkeur geen of weinig zomerrassen, gezien de
concurrentie in die tijd uit Italië en Frankrijk.
VRAAG: Wat kost de opkweek van 1 ha Beurrê
Hardy?
ANTWOORD (de heer Spoor): ƒ30.000 a ƒ35.000
onder de huidige omstandigheden. Er is een kans
dat de produktie kan worden vervroegd door nieu
were middelen of andere snoei, waardoor dit be
drag zou worden verlaagd.
VRAAG: Is het verantwoord om geld te lenen
tegen een rente van 7 om een bedrijf dat voor
50 is verouderd te verjongen?
ANTWOORD: Duidelijk is dat moet. worden ge
kozen voor vernieuwen of beëindigen van een der
gelijk bedrijf. Het zal van de omstandigheden'af
hangen welke keuze gemaakt wordt.
VRAAG: Wat zal er straks gebeuren met het
fruit dat bij interventie uit de markt wordt ge
nomen?
ANTWOORD: Daarover is nog geen beslissing
genomen. De fruitverwerkende handel heeft er be
zwaren tegen dat het zou worden verwerkt, terwijl
het moeilijk zal zijn er een andere bestemming voor
te vinden.
VRAAG: Hoe ziet het forum de schakels tussen
teler en consument in de toekomst?
ANTWOORD: Gestreefd zal worden naar een zo
kort mogelijke weg. Vooral het .grootwinkelbedrijf
wil niet te veel tussenschakels, die het produkt
voor de consument onnodig duur maken. Er liggen
echter nogal wat voetangels en klemmen. Er komen
nieuwe verhoudingen, maar langs de weg van ge
leidelijkheid.
SLOT
De heer J. Kakebeeke sprak het slotwoord, waar
in hij de betekenis van de samenwerking van de
standsorganisaties met de Kring Zeeland der N.F.O.
nog eens extra onderstreepte. Het was een goede
gedachte om het ondernemerschap op deze wijze
onder de aandacht te brengen. Met dank aan de
sprekers en de organisatoren sloot hij de zeer goed
geslaagde bijeenkomst.
A. v. O.