Erwten
Vlas
1
's S*
10
Opbrengsten erwten-rassenproefvelden in
Opbrengsten vlas-rassenproefvelden in kg per are
Gewas
Ge
middeld
Landelyk gemiddelde
1957-1966 op verschillende
grondsoorten
Waardering van
resistentie tegen:
stro-
nor
stro -
Top-
Am. valse
1966
kg/are
rqk
maal
arm
ver
geling
vaat
ziekte
meel
dauw
a.
KLEINE
GROENE
Rondo
33,0
94
99
103
7
1
7
Dik Trom
32,6
103
97
92
8,5
1
7
Pauli
34,9
104
103
96
8,5
1
7
Laga
35,5
102
103
100
8
10
7
Rovar
34,1
100
99
100
8
10
6
b.
GELE
Flavanda
324
96
101
109
7
10
6
Porta
32,3
103
94
9»
8
10
6
SCHOKKERS
Maro
37,0
103
106
106
9
10
7
Big Ben
33,1
103
96
94
9
10
5
Emigrant
33,3
93
97
100
84
10
6
<L
KAPUCIJNERS
en
ROZIJNERWTEN
Aureool
434
100
97
103
9
10
6
Imposant
46,4
111
108
9
10
6
Ivora
374
89
103
97
7
10
5,5
Koroza
32,6
92
81
80
8,5
10
7
Gastro
41,1
105
102
8
10
7
Gemiddeld 1966
Rassen
•o
l
<U
Öfl
a
O
■O
OJ
N
O".'
22H 2
•a -aSE
S £^3
ÜoS O 2cS
Wiera
Re in a
Fibra
81,4
81,8
80,2
58,0
58,9
57,7
11,7
11,5
9,4
88,2
89,1
86,5
59,3
61,1
58,1
12,5
12.1
11.2
99
103
104
Opnieuw moeten wij een jaar toevoegen aan de reeks ongunstige oogstjaren
voor de vlasteelt. Daalde de oppervlakte in het zuidwesten in 1965-1966 reeds
steerk onder invloed van de prijsdalingen op de vlasmarkt, de ongunstige re
sultaten ten aanzien van kg-opbrengsten en lintrendement hebben de belang
stelling voor de vlasteelt verder doen teruglopen.
Drie van de vier proefvelden zijn evenals vele praktijkpercelen laat gezaaid.
Dit had tot gevolg dat ondanks de goede groei van het gewas en de late rijping,
de groeiperiode toch te kort bleek voor een maximale opbrengst. Een opbrengst
verlaging van 10-40% in vergelijking met tijdig gezaaide erwten in 1966, of
met opbrengsten uit voorgaande jaren op hetzelfde grondtype en bedrijf, kwam
voor.
In 1966 is wel duidelijk gebleken, dat het huidige sortiment rassen laat zaaien
slecht verdraagt. Hiervan gaven op de proefvelden de schokkers en de gele
erwten wel de sterkste opbrengstdepressie. Vroeg zaaien blijft een voorname
eis.
De eigenschap van de bodem om de erwten min of meer in het stro te doen
groeien, heeft een belangrijke funktie bij de rassenkeuze. Alleen bij een goede
aanpassing van ras en grondsoort is een maximale opbrengst te verwezenlijken.
Zo zal de kombinatie van een stro-rijke grond met een ras met kort stro, de
meeste kilogrammen en de beste kwaliteit in het vooruitzicht stellen. Omge
keerd zal de hoogste opbrengst en de beste grondbedekking op een stro-arme
grond verkregen worden, als van een ras met flink stro wordt uitgegaan. Van
daar dat de opbrengsten in de laatste kolommen gesplitst zijn voor gronden
met veel-, normaal- en weinig stro.
Ook de gevoeligheid voor de bekende erwtenziekten bepalen in belangrijke
mate de opbrengst. Alle in dit overzicht genoemde rassen hebben weinig last
van topvergeling (van ouds voetziekte). Anders is het gesteld met de resistentie
tegen dë Amerikaanse vaatziekte, waarvoor nog steeds geldt: of volkomen
onvatbaar en een gezond gewas, of zo vatbaar dat de erwten vroegtijdig af
sterven. Op die bedrijven waar deze ziekte in de grond voorkomt kan men
slechts erwten verbouwen, als een keuze gemaakt wordt uit de hiervoor
onvatbare rassen. Ten aanzien van de valse meeldauw zijn de verschillen in
gevoeligheid geringer. Toch verdient het in die gebieden waar een aantasting
verwacht kan worden aanbeveling met de uiteraard vrij geringe verschillen
rekening te houden. Voor alle genoemde ziekten werd een cijfer voor de ge
voeligheid van de rassen in de tabel opgenomen. Hierbij wijst een hoog cijfer
op een grote onvatbaarheid.
KI.EINE GROENE ERWTEN
Rondo heeft een duidelijke voorkeur voor de stro-arme gronden. Hier be
reikt dit ras de hoogste opbrengst. Anders ligt dit bij Dik Trom, Pauli en Laga
die ?ich het beste op de stro-rijke of meer normale gronden thuis voelen. Dik
Trom is de enige groene erwt met een goede weerstand tegen de „vroege ver-
bruining". Pauli heeft dikwijls een geringere konsumptie-kwaliteit. Rovar
reageert vrij neutraal op de bodemeigenschappen. Rovar en Laga zijn onvat
baar voor de Amerikaanse vaatziekte. Laga verdient op de stro-rijke en nor
male gronden de voorkeur om zijn hogere produktiviteit. Wel verdient het
aanbeveling van dit ras voldoende zaaizaad te nemen en niet te wijd te zaaien.
Anders blijkt dit toch wel korte gewas te veel open, waardoor wel moeilijk
heden bij het oogsten kunnen voorkomen.
GELE ERWTEN
Flavanda en Porta reageren tegengesteld op de bodemomstandigheden. Fla-
vandra met zijn vrij lang stro groeit het beste op de normale tot stro-arme
gronden. Porta is een korter ras dat de invloed van de stro-rijke grond mooi
opvangt en tot een goed resultaat leidt. Beide rassen zijn goed resistent tegen
de vroege verbruining.
r
SCHOKKERS
>Iaro is op de stro-rijke gronden even produktief als Big Ben, doch bij de
meer normale groei-omstandigheden duidelijker produktiever. Het is een mooie
erwt met een goede smaak. De resistentie tegen valse meeldauw is het beste
van dat wat tot op dit moment bij de schokkers werd bereikt.
Emigrant komt door het langere stro het beste op de stro-arme gronden tot
zijn recht. Het ras geeft hier een hoge opbrengst.
KAPUCIJNERS EN ROZIJNERWTEN
Een vrij geringe oppervlakte met deze erwten is in staat in de behoefte te
voorzien. Deze erwten worden in eigen land gekonsumeerd.
imposant heeft boven Aureool het voordeel van de hogere opbrengst en de
mindere gevoeligheid voor slecht oogstweer. Komt overigens veel met Aureool
overeen.
Korosa is korter van stro dan Ivora, gevoeliger voor een minder goede struk-
tuur van de grond en heeft een minder goede konsumptiekwaliteit. Korosa is
meer resistent tegen topvergeling.
Gastro heeft een goede produktiviteit: ook de konsumptie-kwaliteit van de
erwt wordt goed gewaardeerd.
Het oogstjaar 1966 kenmerkte zich door de grote regenval tijdens de zaai-
periode en vanaf half juni tijdens de groeiperiode. Een groot gedeelte van het
vlas moest door het ongunstige voorjaar laat worden ingezaaid. In een groot
gedeelte, zowel van de vroeg als laat gezaaide percelen, trad vroegtijdige
legering op. Over het algemeen zijn de kg-opbrengst en het lintrendement zowel
van de vroeg als laat gezaaide percelen tegengevallen. Door al deze omstandig
heden is de vlasteelt toch wel in een gevaarlijke hoek terechtgekomen.
Een zeer opvallend punt is toch wel dat in de afgelopen ongunstige jaren
een aantal vlassers en boeren In staat zijn geweest een goed perceel vlas te
telen. Zij hebben door ervaring geleerd dat een goed gebruik van stikstof en
het weten aanpassen van de zaaizaadhoeveelheid van grote invloed zijn op
legering en kwaliteit.
Hoewel de verwachting gewettigd is dat het areaal vlas verdef* zal terug
lopen, menen wij toch dat op verschillende bedrijven dit gewas om vrucht-
wisseling-teohnische redenen zal blijven. Daarom willen wij nogmaals atten
deren op de mogelijkheid van een wat lagere stikstofgift bij het zaaien, even
tueel gevolgd door een bespuiting met ureum over het gewas bij een lengte
van 20 30 cm.
In de afgelopen jaren is uit proeven gebleken dat een rijenafstand tot
12V2 cm niet van wezenlijke invloed is op de opbrengst. Uit een oogpunt van
plantenverdeling en het voorkomen van ondervlas echter is een rijafstand van
4 tot 6V4 cm aantrekkelijk. Vaak zagen wij in praktijkpercelen de eerste legering
optreden op die plaatsen waar het zaad onregelmatig was verdeeld. Een te
dichte stand betekent veel ondervlas en slappe planten.
Wiera neemt in het zuidwesten nog steeds de eerste plaats in. Het is een
produktief ras dat goede opbrengsten geeft. Het wordt de laatste jaren in op
brengst overtroffen door het ras Reina, hoewel het verschil niet groot is. Wiera
is middelmatig stevig, tamelijk veerkrachting, vrij goed resistent tegen roest
en zwartstip. Gevoelig voor vlasbrand. Zeer goede zaadopbrengst.
Reina. Witbloeiend vlas dat in lengte en tijd van rijpen veel met Wiera
overeenkomt. De stevigheid is nagenoeg gelijk aan die van Wiera; Reina is
echter veerkrachtiger. Heeft een goede droogteresistentie. Geeft iets hogere
stro-opbrengsten dan Wiera, met een hogere lintkwaliteit. De zaadopbrengst is
zeer goed. Onvatbaar voor roest er. zwatstip. Vatbaar voor brand.
Fibra. Stevig, witbloeiend vlas met een zeer goede resistentie tegen vlas
brand. Onvatbaar voor roest en zwartstip. Komt in aanmerking voor verbouw
op de goede vlasgronden. Droogte en slechte structuur zijn van invloed op de
opbrengst. Vraagt een wat ruimere hoeveelheid zaaizaad en kan een wat
hogere stikstofbemesting verdragen dan Wiera. Heeft gemiddeld goede stro
opbrengsten gegeven met een zeer goed lintgehalte. De zaadopbrengst is matig.