9 ikin* van suikerbieten op de (voorjaars) rij plaat 7 ern onder het maaiveld; Vertakking van de penwortel op de (hier matig verdichte) ploegzoot 24 cm onder het maaiveld) vraagt meer zorgen Ir. J, A. H. HAENEN, Rijkslandbouwconsulent ,W. Noord-Brabant. oor achter het trekkerwiel bewerkingen ontstaan, naast elkaar, dan wordt het gehele perceel „plat" gereden, plaatselijk zelfs 2a 3 keer. Bij het dwars overeggen voor het zaaiklaar (pootklaar) maken, mag het er wel naar uitzien dat de gemaakte trekker sporen worden losgemaakt; dit is echter ge zichtsbedrog. Op de percelen vinden we op 5 a 10 cm diepte bijna altijd een storende laag die we gemakshalve „rijplaat" noemen. In feite is dit dezelfde rijplaat die we aantreffen op het land na het rooien van aardappelen en bieten. Ook hier belemmert de rijplaat de afvoer van overtollige neerslag naar beneden. De rijplaat is vooral wegens haar stagnatie van deze waterafvoer nadelig voor de beworteling van de gewassen, hetgeen tot uiting komt in hun slechte ontwikkeling, bijv. vertakking van bieten. Deze rijplaat moeten we zoveel moge lijk voorkomen. Het is geboden de mogelijk heid de voorjaarsbewerkingen zoveel mogelijk bij lichte vorst uit te voeren te benutten. De hinderlijke trekkersporen worden dan groten deels voorkomen. Verder is het nodig de werk- gangen voor het zaai- of pootklaar maken van het land te beperken. Met een aange dreven egge kan het land in minder werk- gangen klaar worden gemaakt, dan met een gewone egge. Minder werkgangen betekent minder schadelijke trekkersporen. Soms lukt het zelfs op mooi vlak geploegde percelen over de ploegsnede aardappelen te poten. Heel anders ligt dit bij lichte zavel die na een natte winter erg verslempt is. Om hier voldoende lucht in de grond te krijgen, is dan diepere bewerking met triltandcultivator of kromtandegge nodig. Wel moet U hiermee wachten tot de grond voldoende droog is. SPÖRENWISSEN. Het woord sporenwissen is hier verschillende keren gebruikt. Mijns in ziens verdient dit alle aandacht. De dikte van de ploegzoól en rijplaat is een kwestie van in elkaar gedrukte grond over een diepte van 3 a 5 cm. Voor het losmaken van de trekker- zool en rijplaat is het hard nodig dat de hier bij gemaakte trekkersporen a la minute wor den uitgewist. Dit kan uitgevoerd worden door het monteren van sporenwissers aan de trek ker. Zo'n sporenwisser kan worden uitge voerd in de vorm van een beitel of smalle ganzevoet, die tot een diepte van ruim 5 cm in het trekkerspoor werkt. We maken hiermee de struktuur van de platgereden grond wel niet in orde, maar we krijgen dan een duide lijke breuklijn, waardoor de belemmering van de waterafvoer wordt opgeheven. Qua con structie en bevestiging aan de trekker zijn hier nog wel enkele problemen op te lossen. Hier aan moet m.i. met spoed gewerkt worden. We moeten ons realiseren grondbewerking is nodig, maar grond in elkaar rijden is de slechtste zaak die er is. HOUDT HET PRODUKTIEMIDDEL GROND IN ERE Op het bouwland vinden we bijna altijd twee storende lagen, n.l. ten eerste een rij plaat op 5 a 10 cm diepte en tweedens de vanouds bekende ploegzool, waaraan bij de huidige mechanisatie is toegevoegd de trek kerzooi op 18 a 25 cm diepte (al naar gelang de ploegdiepte). In het algemeen mogen we stellen dat dn grond onder de ploegzool (trekkerzooi) onaan geroerd blijft. Het woelen op grote diepte heeft derhalve geen enkele zin, integendeel, dit geeft meer schade dan voordeel. Het woelen dient niet dieper te gebeuren dan ruim 5 cm onder de ploegdiepte. Hierbij moet opgemerkt worden dat het woelen altijd onder droge omstandigheden dient te ge beuren. De woeler aan de ploeg dient zodanig bevestigd te zijn, dat het trekkerwiel in de voor niet over de losgemaakte grond rijdt. Een deugdelijke sporenwisser rechtstreeks aan de trekker achter het trekkerwiel is m.i. een betere oplossing dan wanneer de woeler aan de ploeg is bevestigd. Het nadelige effect van de trekkersporen bij de voorjaarsbewer kingen kunnen we hiermee ook voor een groot deel opheffen. Het breken van de ploegzool (c.q. trekker- zool) en rijplaat zijn nodig voor een goede afvoer van overtollige neerslag naar beneden. De gewassen kunnen de grond dan ook beter door wortelen, hetgeen voor het verkrijgen van een goede opbrengst een eerste vereiste is. De wateroverlast op nog niet geploegde en tarwepercelen is niet altijd het gevolg van een slechte drainage, maar van de gemaakte storende lagen bij de oogst van de gewassen en bij het klaarmaken van het zaaibed voor de tarwe. Als U door deze storende laag heenspit, zult U merken dat de grond hier onder droog is.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 9