Notulen Vergadering Hoofdbestuur Z.L.M. (Ill)
45
WERKGEVERS EN ARBEIDSZAKEN
De Voorzitter verwijst naar de bij de agenda ge
voegde bijlage waarin notities verwerkt zijn over de
loonstatistiek, het wetsontwerp beperkte volksver
zekering ziekenfonds, premielast sociale verzeke
ringen en voorgestelde wijzigingen mantels CAO
land- en tuinbouw voor het komende contract jaar.
De voorzitter van de commissie werkgeversbelangen
der Z.L.M., de heer M. C. J. Kosten benadrukt nog
maals het belang van een juiste loonopgave, inclu
sief alle toeslagen, emolumenten enz., aan diegenen
die met het verzamelen van deze gegevens namens
het C.B.S. zijn belast. De in de bijlage aan de orde
gestelde punten geven de vergadering geen aan
leiding tot discussie en worden als kennisgeving
aanvaard.
ZEEUWS LAND- EN TUINBOUWBLAD
De vergadering neemt kennis van het bij de
agenda gevoegd overzicht betreffende de financiële
stand van zaken over de afgelopen maanden van
1966. Volgens dit overzicht zal, naar het zich laat
aanzien, de post zetten-drukken en verzenden van
het Zeeuws Land- en Tuinbouwblad het in de be
groting 1966 geraamde bedrag overschreden worden.
In verband hiermede is de laatste maanden van dit
jaar de omvang van het blad zoveel als mogelijk en
aanvaardbaar was, beperkt Dit houdt in dat niet
alle copy geplaatst kan worden. De begroting voor
1967 opgesteld is ingepast binnen het raam van de
mogelijkheden van de Z.L.M.-begroting.
Uitbreiding van het aantal tekstpagina's zal dan
ook niet mogelijk zijn. De portikostenverhoging die
de PTT in 1967 zal doorvoeren, zal voor het land
bouwblad omstreeks 5000,aan hogere kosten
met zich meebrengen.
De Voorzitter van de Redactieraad, de heer J. W.
Scheele wijst in enkele woorden nog op een moge
lijke belangrijke verandering van het blad, waar
op de Voorzitter zegt deze zaak in het bestuur te
zullen bespreken.
BELASTINGAANGELEGENHEDEN
De heer B. Meyers deelt mede dat hij graag mel
ding zou maken van een tweetal belangrijke arresten
op fiscaal gebied. In verband met de beschikbare
tijd acht hij het beter, in het Zeeuws Land- en Tuin
bouwblad een uiteenzetting over deze arresten te
geven. De Voorzitter heeft hiertegen geen bezwaar.
GROND-, PACHT- EN TAXATIEBUREAU
De bijlage bij de agenda betreffende de begroting
van de Stichting Grond-, Pacht- en Taxatiebureau
der Z.L.M., de Noord-Brabantsche Mij. van Land
bouw en de Zeeuwse C.B.T.B. wordt voor kennis
geving aangenomen.
VOORLICHTING
Naar aanleiding van de werkprogramma's vraagt
de heer Roelse op welke manier de jongeren betrok
ken worden bij de ruilverkavelingen.
De heer Markusse antwoord dat de zaken de
ruilverkaveling betreffende in de vorm van een
gespreksgroep worden besproken in de Poel, Hein-
kenszand en Noord-Beveland. Op een later tijdstip
zal dit eveneens in Kapelle-Wemeldinge gebeuren.
De heer Roelse deelt mee dat de jongerenorgani
saties een bespreking hebben aangevraagd met Ir.
v. d. Zaken omtrent een vertegenwoordiging in zo
wel voorbereidings- als plaatselijke commissie.
VERZEKERINGEN
Betreffende het overzicht over de ontwikkeling
bij de verschillende verzekeringsinstellingen worden
geen op- of aanmerkingen gemaakt.
De Voorzitter deelt nog mede, dat ingevolge de
Wet op het schadeverzekeringsbedrijf (W.O.S.)
nieuwe statuten van de Onderlinge Verzekerings
Mij. der Z.L.M. in de Staatscourant zijn afgedrukt.
In deze nieuwe statuten is tevens de bestuurssamen
stelling geregeld. Tot nu toe was het D.B. ook be
stuur van genoemde Onderlinge. De uitvoering was
opgedragen aan een Uitvoerende Commissie. Thans
krijgt de Onderlinge een apart bestuur, waarvan 5
leden rechtstreeks door het bestuur van de Z.L.M.
en Noord-Brabantsche Mij. van Landbouw worden
aangewezen en 10 leden op voordracht van ge
noemde landbouworganisaties door de ledenverga
dering van de Onderlinge Verzekerings Maat
schappij.
ONDERWIJS
Over de opgaven van personeelsmutaties in het
Landbouwhuishoudonderwijs resp. het Lager Land
en Tuinbou wonder wijs van de Z.L.M. worden door
de vergadering geen opmerkingen gemaakt. Naar
aanleiding van een overzicht van het Lager Land
en Tuinbouwonderwijs vraagt de heer Roelse zich
af of het niet mogelijk is, om in de Commissie Agra
risch Vakonderwijs ook de r.k. organisaties te laten
deelnemen. De heer Sinke merkt op dat de r.k.
landarbeidersbond in de Commissie zitting heeft,
de N.C.B. toont echter wat minder belangstelling.
De Voorzitter wijst voorts op de samenwerking in
de Stichting Vakscholen en het Leerlingenstelsel.
Ook merkt hij op dat er een streven bestaat om
alle cursorisch onderwijs onder één koepel samen
te brengen.
Een overzicht van het Landbouwhuishoudonder
wijs geeft geen aanleiding tot opmerkingen.
RAAD VOOR DE BEDRIJFSONTWIKKELING
De heer J. Kakebeeke, voorzitter van de Provin
ciale Raad voor de Bedrijfsontwikkeling in Zeeland
deelt over de werkzaamheden van de Raad in de
tweede helft van 1966 mede dat met betrekking tot
de organisatie van het regionaal landbouwkundig
onderzoek de Raad besloot vooralsnog geen Commis
sie Onderzoek in te stellen, maar zelf als zodanig
te fungeren. Wel werden enkele commissies voor
nader omschreven onderzoekdoeleinden ingesteld,
n.l.: a. Waterbeheersing en Ontzilting, b. Deficiën
ties- en Stofwisselingsziekten bij dieren en c. Be-
drijfsvraagstukken.
Eerstgenoemde beide commissies zijn overgeno
men van het Provinciaal Onderzoekcentrum, dat per
1 januari 1967 wordt opgeheven. De Commissie Be
drijf s vraagstukken is voortgekomen uit de Commis
sie Rationalisatie en Mechanisatie van het Onder
zoekcentrum en krijgt tot taak door onderzoek een
doelmatige produktie op akkerbouw- en gemengde
bedrijven te bevorderen.
Een 7-tal onderzoekprojecten werd aan de Na
tionale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek
T.N.O. voorgelegd. Zij betreffen de luchtverontreini
ging, het mengen van herbiciden en insecticiden, de
invloed van hagel op een groeiend gewas, de be
perking van duivenschade, het ontstaan van kalk-
erwten en de invloed van oogstmethoden hierop, het
euvel van de opslag van krielaardappelen en de
chemische onkruidbestrijding in blauwmaanzaad.
Het proefplan voor 1967 van het technisch onder
zoek kwam gereed. Daarbij schonk de Raad bij de
bespreking van dit proefplan In het bijzonder aan
dacht aan de nieuwe proefnemingen.
Besloten werd de gevoerde correspondentie met
de Landelijke Raad voor de Landbouwvoorlichting
en het daarop ontvangen antwoord over luchtver
ontreiniging in handen te stellen van het College
van Gedeputeerde Staten in Zeeland. Dit College
zou dan de in te stellen Provinciale Raad voor de
Luchtverontreiniging kunnen uitnodigen nader con
tact op te nemen met de Hoofdinspecteur van Volks
gezondheid belast met het toezicht op de hygiëne
van het milieu.
Tezamen met de Commissies voor de technische
voorlichting aan land- en tuinarbeiders uit Noord-
Brabant, Zuid-Holland en ten dele uit Noord-Hol
land bracht de Raad een bezoek aan de Landbouw-
praktijkschool „Prins Willem" te Schoondijke. Bij
de gedachtenwisseling die hierbij plaats vond, werd
de wens geuit tot nader beraad in landelijk verband.
De Raad nam met waardering kennis van de
programma's 1966/'67 voor de agrarisch-sociale en
economisch-sociale voorlichting van de Zeeuwse
C.B.T.B. en de Z.L.M.
Gunstig werd geoordeeld over de voorstellen van
de Rijkslandbouwconsulenten tot het aanwijzen van
bedrijven als voorlichtingsbedrijf voor moderne
melkwinning. Daarbij zal gebruik gemaakt worden
van een melkmachine van het melkleidingtype en
opslag van de melk in een tank met diepkoeling.
Het ene bedrijf is dat van de heer U. Maes te Eede,
het andere dat van het D.B.-lid van de Z.L.M. de
heer S. de Visser te Aagtekerke.
Ten behoeve van het Borgstellingsfonds werden
leningen verstrekt of adviezen daartoe uitgebracht
tot een bedrag van 703.000,waarmede de ter
gelegenheid van de H.B.-vergadering van 4 juli 1966
opgemerkte stijging is. voortgezet. Aldus de heer
Kakebeeke.
De Voorzitter dankt de heer Kakebeeke voor zijn
uiteenzetting.
PLANOLOGIE
De Voorzitter geeft het woord aan de heer drs.
H. J. van der Maas, planoloog bij het Landbouwschap
te Den Haag, voor het uitspreken van een inleiding
over ruimtelijke ordening.
De heer Van der Maas begint zijn betoog met een
bespreking van het facetstreekplan bescherming
waterwinplaatsen. De provincie Zeeland is voor wat
betreft de zoetwater voorziening voor een belangrijk
deel afhankelijk van gebieden elders. Vandaar de
zorg van het provinciaal bestuur ter bescherming
van de eigen zoetwatervoorraden.
Het hiertoe ontworpen facetstreekplan regelt het
bouwen in de betrokken gebieden. Direct hierbij be
hoort een strafverordening welke inhoudt de be
paling van wat er wel of niet gedaan mag worden.
Tevens is een schadevergoedingsverordening vastge
steld.
Van de zijde van de landbouw zijn een aantal be
zwaren gerezen tegen het f&cetstreekplan. De be
schermde gebieden zijn vrij groot van omvang, met
name in Zeeuws-Vlaanderen.
De beschermde gebieden zijn verdeeld in ringen
rondom het centrum. In de binnenste ring gelden de
strengste bepalingen ten aanzien van de bebouwing,
zonder ontheffingsmogelijkheden. In deze ring zullen
overigens weinig landbouwgronden vallen. In de
ringen daar omheen gelden dezelfde bepalingen,
echter kunnen Gedeputeerde Staten onder bepaalde
voorwaarden ontheffing verlenen.
De strafverordening is met name voor de landbouw
een kwalijke zaak. Vele werkzaamheden die direct
of indirect bij de landbouw zijn betrokken, worden
in de beschermde gebieden verboden. Ontheffingen
zijn ook hier slechts in beperkte mate mogelijk.
In de schadevergoedingsverordening wordt gesteld
dat men zich om schadevergoeding moet wenden tot
G.S. De heer Van der Maas wijst op enkele moeilijke
punten met betrekking tot de ontheffingsprocedure
Drs. H. J. van der Maas, planoloog bij hei
Landbouwschap, sprak voor het H. B. over
planologische zaken
en de schadevergoedingsregeling. Indien men <mt-
heffing vraagt by B. en W, en dit college kan niet
tijdig een beslissing nemen, wordt de vergunning
geacht te zyn geweigerd, ongeacht of B. en W. hier
van bericht aan de betrokkene hebben gezonden.
Door onbekendheid hiermede gaan vele betrokkenen
niet tijdig in beroep, zodat zy geen schadevergoeding
krygen.
Ook ontheffingen van het bepaalde in de strafver
ordening moeten worden aangevraagd bij G.S. Hier
bij geldt dezelfde procedure betreffende de beslis
sing als hierboven vermeld.
Vervolgens brengt de hr. Van der Maas het Streek
plan Midden-Zeeland ter sprake. Dit streekplan is
ontworpen volgens de nieuwe Wet op de Ruimtelijke
Ordening en als zodanig een grondslag voor G.S.
voor het geven van aanwijzingen aan de gemeenten,
ter bepaling van bestemmingsplannen. Spreker wijst
erop dat een streekplan de gemeenten niet bindt. De
gemeente moet zelf beoordelen hoe en waar de beste
oplossingen liggen, volgens de richtlijnen van het
streekplan. De heer Van der Maas adviseert in dit
verband, de bestemmingsplannen van de gemeenten
goed te bestuderen. Daarin wordt duidelijk aange
geven wat wel of niet zal zyn toegestaan.
Het verschil tussen de in het streekplan aangegeven
agrarische gebieden en landschappelijk waardevolle
gebieden is zeer belangrijk. In eerstgenoemde ge
bieden is normale agrarische bebouwing toegestaan,
bijzondere beloning in beperkte mate. Ieder geval
wordt onderworpen aan een speciale beoordeling
t.a.v. terreinkeuze en situering, terwijl speciale toe
stemming van G.S. is vereist. Het ontbreken van een
onderscheid, tussen bestaande en nieuw op te richten
bedryven acht spreker een manco in het streekplan.
Z.i. dient dit onderscheid vanuit de landbouw duide
lijk gesteld te worden. Op bestaande bedrijven kan
immers byzondere bebouwing noodzakelijk zijn als
gevolg van uitbreiding van bestaande of toevoeging
van nieuwe produktie.
Voor landschappelijk waardevolle gebieden zijn
meer beperkingen vastgesteld. Bouwwerken voor
niet aan de grond gebonden agrarische produktie-
bcdryven (kippenfokkery, varkcnsmestery e.d.) zyn
hier niet toegestaan. Ook hier is geen onderscheid
gemaakt tussen nieuwe en bestaande bedrijven.
Tenslotte wijdt de heer Van der Maas een korte
beschouwing aan de Zeehavennota. Zeeland is gun
stig gelegen voor vestiging van industriële bedrijven.
Vlissingen en Terneuzen behoren tot de prioriteiten.
Voorts wordt gestreefd naar een realisering van het
Reimerswaalplan in 1978.
In Zeeland worden de volgende gebieden onder
scheiden:
a. Kanaalzone, met de mogelijkheid van een door
de industrie ingenomen oppervlakte van 3000 ha;
b. het Sloegebied, met een mogelijkheid in grootste
omvang tot 3000 ha industrie-vestigingen;
c. het Reimerswaalgebied (5000 ha), welk plan in
drie fasen zal worden uitgevoerd.
Ook wordt overwogen om de dam ter afsluiting
van de Oosterschelde meer oostelijk te situeren, ten
einde de mogelijkheden van zeehavenontwikkeling
in de monding van de Oosterschelde te vergroten.
Voorts wordt gedacht aan de mogelijkheid van
afdamming van de Westerschelde. Voordelen hiervan
zouden o.m. kunnen zijn een betere dijkbescherming
en betere bereikbaarheid van achterliggend gebied.
De noodzakelijke sluiswerken kunnen een nadeel
opleveren.
De heer Van der Maas besluit zijn inleiding met
de aanwezigen nogmaals te wijzen op de mogelijk
heid en de noodzaak tot het kenbaar maken van
bezwaren tegen gemeentelijke bestemmingsplannen.
De Voorzitter wijst in verband met de inleiding
van de heer van der Maas op een drietal punten:
1. ook onderzoek van agrarische zijde op het gebied
Van planologie en ruimtelijke ordening is zeer
gewenst;
2. overleg en beraad in eigen kring is bijzonder op
zijn plaats, en is zelfs nog voor uitbreiding vat
baar; t<
3. in het algemeen, en zeker ook bij de Z.L.M., is de
dienstenverlening, ten behoeve van hen die bij
planologische maatregelen betrokken zijn, goed
geoutilleerd. „t
Wordt vervolgd.)