kan ook gesteld worden ten opzichte van de fruit
oogst. In het algemeen kan men zeggen, dat de fruit
oogst in Zeeland zeer matig is geweest. Het feit,
dat de koelhuizen dit jaar niet vol zitten met eigen
fruit, hetgeen vrijwel nooit voorkomt, is hiervan wel
een duidelijk bewijs.
De heer Dekker doet voorts een aantal medede
lingen over de afzetpositie. Het seizoen voor de to
maten en de komkommers is vrijwel voorbij. De sla-
aanvoer is op dit moment groot, terwijl de vraag
iets is gematigd.
De uien zijn duur, de prijzen zijn vast, terwijl
de kwaliteit meevalt. De vraag naar sluitkool, een
vooral voor Noord-Holland belangrijk produkt, is
vrij gering. Voor witlof en spruiten worden hoge
prijzen genoteerd.
Ten aanzien van het fruit deelt de heer Dekker
mede, dat het grote aanbod van appels wat is ver
minderd. De export is vrij laag; er is wat uitvoer
naar Duitsland en Frankrijk; naar dit laatste land
voornamelijk goudreinetten. Dat de export laag is,
houdt verband met het feit, dat het binnenlandse
prijspeil hoger is dan in het buitenland.
Er blijkt zich een vrij sterke vraag te ontwikkelen
naar het z.g. ondereind. Het blanke ondereind gaat
naar de fabrieken voor appelmoes, het rode onder
eind gaat voornamelijk naar de fabrieken voor de
sapverwerking. Dit heeft tot gevolg, dat voor een
produkt als Jonathan, wanneer het bewaarziekte-
verschijnselen gaat vertonen toch nog afzet mogelijk
is.
Het prijspeil van de peren valt op dit moment
iets tegen, gezien de grootte van de oogst en gelet
op de eerder gedane voorspellingen door verschil
lende instanties. Achteraf bezien zijn er in ons land
meer peren dan aanvankelijk werd verwacht en
de in het koelhuis opgeslagen voorraden getuigen
hiervan. Het ras Conference blijft ongeveer op de
prijs van 0,50 a 0,60 liggen, terwijl de Legipont,
waarvan nog een grote voorraad is, lager in prijs
ligt. De afzet vindt voornamelijk plaats in het bin
nenland, terwijl in voorgaande jaren Zweden veel
opnam.
Zweden heeft de invoer uit Nederland echter
stopgezet en voert thans peren in uit Amerika, die
naar Zweedse opvatting van betere kwaliteit zouden
zijn.
In de kringen der fruittelers is men, mede gezien
de grote oogsten in een aantal E.E.G.-landen, vrij
somber gestemd over de toekomstmogelijkheden.
De heer Dekker meent, dat voor deze erg pessi
mistische stemming toch geen reden is. De vakbe
kwaamheid Van de Nederlandse fruitteler en het
peil der bedrijven stellen ons in staat de concurrentie
het hoofd te bieden. Niettemin moeten we er op
berekend zijn, dat in de toekomst Frankrijk met
grote hoeveelheden fruit op de markt zal komen.
Men verwacht in Frankrijk, dat de uitbreiding van
de fruitteelt daar wel wat afgeremd zal worden. An
derzijds verwacht men niet, dat bomen gerooid zul
len worden.
In het algemeen, aldus de heer Dekker, is het heel
moeilijk om iets over de prijzen in de naaste toe
komst te zeggen. Toch moet men hopen, dat met
name de prijs voor de Conference wel wat kan aan
trekken, temeer omdat Engeland een geringe oogst
van dit ras heeft en dat van de grote appelvoorra-
den in Frankrijk, die soms van matige kwaliteit zijn,
een deel geruimd zullen zijn en wij nog over voor
raden van goede kwaliteit in de koelhuizen be
schikken.
De Voorzitter dankt dé heer Dekker voor zijn
mededelingen.
VRUCHTDRAGEND
VERZEKEREN
Vroeger plukte Kareltje boterbloe
men en madeliefjes
Later sloot hij een levensverzeke
ring bij het OBF.
Nu plukt hij rijke vruchten van die
verstandige beslissing: de juiste
zekerheid voor zijn gezin tegen de
laagst mogelijke premis. En daar-?
bij delen in de winst en gunstige
voorwaarden.
Doe als Karei (en 32.000 anderen)
en sluit uw levensverzekering bij
het
ONDERLING
BOERENVERZEKERINGSFONDS
SOPHIALAAN 2 LEEUWARDEN
VEEHOUDERIJ
Op verzoek van de Voorzitter doet de heer W. de
Buck een. aantal mededelingen over de gang van
zaken in de veehouderijsector. In de maand novem
ber was de aanvoer op de veemarkten groter dan
de vraag, hoewel de superklasse, waarvan de aan
voer beperkt was, vlug geruimd werd. Dieren voor
het leven aangeboden, konden niet altijd geplaatst
worden. De allerbeste kalf koeien brachten hoge prij
zen op Kalfvaarzen en ander jongvee van goede
kwaliteit en met goede papieren konden goed wor
den geëxposeerd. Voor groot jongvee was er, om af
te mesten op stal, weinig animo. De akkerbouwers
laten hun stallen leeg; op de gemengde bedrijven
doet men nog wel aankopen voor de mesterij. De
graskalveren zijn uitgesproken goed.
Ten aanzien van het slachtvee zegt de heer de
Buck, dat november geen rooskleurig beeld te zien
gaf. Het aanbod overtrof hier de vraag. De pakket-
prijs was vorige week 2,11 per kg. levend gewicht.
De heffing uit derde landen gedroeg 0,78, hetgeen
meer is dan Va van de pakket) trijs. De vette kalveren
blijven zeer duur, de marktprijs ligt een flink stuk
boven de oriëntatieprijs en bedraagt circa 4,30 per
kg levend gewicht. Het is opmerkelijk, dat bij alle
rund vleessoorten het verschil in prijs tussen bijvoor
beeld eerste en derde kwaliteit steeds groter gaat
worden; in de buurlanden is dit verschil nog groter.
De lammeren blijven duur en het fokken van
schapen op daartoe geëigende bedrijven gaat steeds
meer aandacht trekken.
De vleeswarenindustrie kan vlot afzetten en men
schijnt zich soms bezorgd te maken over de vraag
of er wel voldoende grondstof zal zijn, met name
van varkensvlees. Teneinde de gedachten even te
bepalen omtrent de omvang hiervan, wijst de heer
de Buck op een afzet van 2 millioen kg in één week
in november!
Er wordt gevraagd naar een grotere biggenpro-
duktie in Nederland, waarvan er voor eigen gebruik
reeds 80.000 per week nodig zijn. De sector, waar
het slecht gaat is de kuiken- en kippenindustrie;
met name in Duitsland weet men er geen weg meer
mee. De heer de Buck wijst tenslotte op de uitbrei
ding van de entingen tegen mond- en klauwzeer
langs de Oostgrens van ons land.
De Voorzitter dankt de heer de Buck voor zijn
uitgebreide mededelingen.
ONTWIKKELINGEN IN DE E.E.G.
De heer Mr. J. F. G. Schlingemann begint zijn
uiteenzetting van de ontwikkelingen in de E.E.G.
met een beschouwing over de pogingen van Enge
land om toetreding tot de E.E.G. te verkrijgen. De
vraag is of economische dan wel politieke over
wegingen hierbij het voornaamste Engelse motief
vormen; zeker is dat de politiek een belangrijke
rol speelt. Verwacht wordt dat Engeland eerst be
sprekingen zal voeren met de zes afzonderlijke re
geringen. Ook vanuit Nederlands standpunt is toe
treding van Engeland toe te juichen, op voorwaarde
echter dat dit land het gemeenschappelijk landbouw
beleid, dat immers zo moeizaam tot stand gekomen
is, ongewijzigd wil aanvaarden. Een overgangs
periode zal voor Engeland noodzakelijk zijn.
De heer Schlingemann wijst er vervolgens op
dat voortdurend een sterke druk op de E.E.G. wordt
uitgeoefend. De landen buiten de E.E.G., bijv. Ame
rika, Canada en Australië wensen dat de landbouw-
produktie binnen de E.E.G. niet al te zeer zal uit
breiden, zodat zij zelf nog aan E.E.G.-landen kunnen
leveren. Ook de onderontwikkelde gebieden zien be
zwaren in een te sterke positie van de E.E.G., daar
uitbreiding van de handel een van hun ontwikke
lingsmogelijkheden is.
De E.E.G.-prijzen liggen hoog t.o.v. de wereld
marktprijs. Handhaving van deze prijzen kost de
gemeenschap honderden miljoenen per jaar. Men
schat dat het in stand houden van de verschillende
fondsen in de toekomst 4-6 miljard gulden per jaar
zal vergen.
Dan geeft de heer Schlingemann een overzicht
van de onderhandelingen betreffende de Kennedy-
ronde, die een beslissend stadium naderen. In deze
onderhandelingen, waaraan 60 landen deelnemen,
tracht men een algemene overeenkomst te bereiken
inzake tarieven en handel, dus ter vermindering
van handelsbelemmeringen. Ten aanzien van in
dustriële produkten liggen de kansen op overeen
komst gunstiger dan t.a.v. landbolrwprodukten. In
het laatste geval liggen de problemen meer in de
sector van het landbouwbeleid. In de onderhande
lingen staan Amerika en de E.E.G. fel tegenover
elkaar. De V.S. eisen toegang voor hun overschotten
tot de E.E.G.-markt, daar deze markt in staat is
om de gevraagde prijs te betalen. Daarom eisen zij
beperking van de uitbreiding van de produktie van
graan, conserven, enz. De V.S. wensen minstens het
kwantum van de afgelopen tien jaar te blijven
leveren en verlangen zelfs een stijging van dit
kwantum in verband met de uitbreiding van de be
volking. De E.E.G. daarentegen wenst haar systeem
van het streven naar grotere produktie-eenheden in
de landbouw niet meer te veranderen.
De onderhandelingen moeten in april 1967 tot een
einde gebracht zijn, daar de Amerikaanse president
tot juli 1967 machtiging tot onderhandeling heeft
verleend.
Inmiddels zijn in het kader van de Kennedy-
ronde i*eeds afspraken gemaakt t.a.v. tropische oliën
en vetten en schapenvlees.
De heer Schlingemann wijst er tenslotte nog op
dat de kans op prijsverhogingen voor ons zeer klein
zijn, mede in verband met de overproduktie. Het
COPA pleit voor aanpassing van het prijspeil aan
de kostenverhogingen.
De heer De Groene vraagt of er vorderingen
worden gemaakt in de besprekingen over een Euro
pese aardappelkwaliteitsregeling. De heer Schlinge
mann zegt dat hieraan voorlopig niet wordt gewerkt,
daar men te druk is met het vaststellen van andere
regelingen. De heer Lindenbergh stelt eenzelfde
vraag t.a.v. een regeling voor vlas. Ook hiervoor lig
gen de werkzaamheden voorlopig stil. De ernstige
concurrentievervalsing noodzaakt dat er iets aan
gebeuren moet, doch mede als gevolg van personeels
gebrek ontbreekt de tijd hiervoor.
De heer Ir. van der Beek vraagt of het mogelijk
is dat nog een interventietoeslag voor brouwgerst
wordt vastgesteld. De heer Schlingemann geeft
toe dat een dergelijke toeslag er moet komen,
maar dat de regeringen voorlopig deze toeslag
mogen geven, zij behoeven het echter niet te doen.
Over de kwaliteitsregeling voor brouwgerst is
reeds gesproken.
De heer Zandee vraagt of het in GATT-verband
niet nuttig is om concurrentie-vervalsing te bevor
deren, teneinde de positie t.o.v. de Verenigde Staten
te bevorderen. De heer Schlingemann merkt op dat
het gehele door de E.E.G. opgebouwde systeem met
drempelprijzen, heffingen en restituties volledig in
tegenspraak is met wat vroeger in het GATT is
afgesproken. Dit systeem probeert de E.E.G. thans
in de Kennedy-onderhandelingen te handhaven.
Naar aanleiding van een opmerking van de heer
Dc Visser wijst de heer Schlingemann erop dat, op
grond van verschillende vergelijkingsnormen, de
inkomsten in de landbouw in Nederland steeds ver
uit de hoogste zijn van de landen in de E.E.G.
De heer De Vlieger is van mening dat de be
lastingstelsels in andere landen beter zijn dan in
Nederland. Door de uitbreiding van de bevolking
worden de lasten steeds zwaarder. Hij vraagt zich
af hoe voor de gemiddelde ondernemer gelijkscha
keling is te verkrijgen.
De heer Schlingemann antwoordt dat de belas
tingen onlangs onderwerp zijn geweest van een uit
gebreide studie door het Europees Comité. Gebleken
is dat de totale belastingsom t.o.v. het nationaal in
komen het hoogst ligt in Duitsland, het laagst in
België en dat Nederland ongeveer in het midden
hiertussen ligt. Per hoofd van de bevolking betaalt
de Nederlander, op de Italiaan na. de laagste totale
som, ongeveer de helft van wat men in Frankrijk
per hoofd betaalt.
In de uitvoering van de belastingstelsels blijken
echter nog belangrijke verschillen te bestaan. In
België, Frankrijk en Duitsland worden de land
bouwers aangeslagen naar grondsoort, volgens pro
gressieve schalen. De heer Schlingemann geeft toe
dat men in die landen minder direkte belasting be
taalt dan in Nederland, doch de schade door de
minder gunstige openbare sociale voorzieningen kan
mogelijk deze verschillen voor een deel opheffen.
De heer Dekker merkt op dat het belastingstelsel
in de E.E.G.-landen dus zeer verschillend wordt uit
gevoerd. Het streven van de E.E.G. is harmonisatie
op velerlei gebied. De heer Dekker vraagt zich in
dit verband af of deze harmonisatie ook op het ge
bied der belastingen binnen afzienbare tijd tot stand
zal komen. Voor de ondernemer zal dit minder di
recte belastingen betekenen en in het algemeen een
lastenvermindering.
De heer Becu voegt hieraan toe dat de andere
landen na de le Wereldoorlog maatregelen tegen
inflatie-gevaar hebben genomen. In Nederland heeft
men dit nagelaten en nu blijken de gevolgen hier
van.
De heer Schlingemann zegt dat in het Verdrag
van Rome wel wordt gesproken over harmonisatie
van indirecte belastingen, doch dat directe belas
tingen niet worden genoemd. Men is begonnen met
de omzetbelasting, omdat die direct de handelsver
houdingen beïnvloedt. De heer Schlingemann acht
het een taak van de landbouworganisaties om erop
te wijzen dat een verhoging van de indirecte belas
tingen in Nederland gepaard zou moeten gaan met
een verlaging van de directe belastingen. Ons land
zou zich dan aanpassen aan de E.E.G.-trend.
De Voorzitter dankt de heer Schlingemann voor
zijn heldere uiteenzetting van vaak ingewikkelde
zaken. Hij wijst er nog eens op dat blijvend gerireèfd
moet worden naar gelijke voorwaarden, als gevolg
waarvan eerlijke verhoudingen lussen de landen on
derling zullen bestaan.
\^Qfdt vervolgd.)