Notulen Vergadering Hoofdbestuur der Z.L.M.
8
EZLGI5CHE NIEUWSBRIEF
Economische toestand landbouw
De Belgische landbouw verliest elk jaar 10.000
ha grond en het aantal landbouwers neemt snel af.
Hiertegenover staat een vermeerdering van de be-
drijfsoppervlakte. Dit verklaarde dezer dagen mi
nister Héger in de senaatskommissie van landbouw.
Hij steunde zich hierbij op het dezer dagen door
het L. E. I.-Brussel uitgegeven zg. pariteitsverslag.
Dit verslag is in feite een bij de wet verplicht
regeringsrapport over de economische situatie van
de landbouw in het afgelopen jaar.
Uit de gegevens van dit verslag blijkt o.a. dat
de opbrengst van de gewassen in 1966 ontoerei
kend was, wat b.v. het geval was voor alle graan-
en nijverheidsgewassen. De suikerbietenproduktie
ligt op dezelfde hoogte als die van de jongste vijf
jaren. De melk- en vleesproduktie zijn normaal.
In 1966 waren 274.526 personen in de landbouw
sector werkzaam. In 1965 bereikte de landbouw-
voortbrengst 30.100 miljoen tegen 29.200 miljoen
in 1964. Het percentage bedroeg 4,5 met betrek
king tot het nationaal inkomen. Het inkomen per
tewerkgestelde was 105.818 fr. tegen 99.525 fr. in
1964.
Vlassector voor onoverkomenlijke moeilijkheden?
De moeilijkheden in de Belgische vlassector
worden op de spits gedreven. Alarmkreten werden
geslaakt o.a. door de Belgische Boerenbond en het
Vlasverbond. De verkoopprijzen van de spinbare
vezels zijn momenteel beneden het rendabiliteits-
peil gedaald en een aanzienlijk deel van de produk-
tie moet worden opgeslagen wegens gebrek aan
afzetmogelijkheden. In 1964 behaalde de Belgische
vlasuitzaai een rekord. Dit was overigens het ge
val in geheel West-Europa, waar in voornoemd jaar
137.000 ha vlas werd verbouwd tegen een naoor
logse jaarlijks gemiddelde van beneden 100.000 ha.
De opgang van 1964 was te groot en gaf aanleiding
tot overproduktie. In 1965 en 1966 volgde in Bel
gië een gevoelige inkrimping van het vlasareaal.
Maar deze tendens heeft blijkbaar de huidige moei
lijkheden niet kunnen uit de weg gaan.
De oplossing van het Belgisch vlasprobleem
wordt o.m. gezien in de eenmaking en gelijkmaking
van de in deze sektor getroffen overheidsmaatre
gelen en de terugkeer naar gezonde normale con
currentievoorwaarden en het aanzetten van de
E. E. G.-overheid om onverwijld over te gaan tot
het toepassen van de artikelen 85 tot en met 94
van het Verdrag van Rome op de vlasteelt en de
vlasvezelbereiding. In afwachting van een Europese
regeling wordt aangestuurd op het treffen van
maatregelen op het nationale vlak. Aldus wordt de
eis geformuleerd, dat krediet aan gunstvoorwaar-
den zou worden toegestaan.
Landbouw en haven van Antwerpen
De aan Oost Zeeuws-Vlaanderen Belgische land-
strook, het Waasland, wordt momenteel in sterke
mate beroerd door de onteigeningsvrees die uitgaat
van Antwerpen. Voor de havenuitbreiding langs de
linker Schelde-oever en de inplanting van vooral
petrochemische industrie wordt de onteigening van
enkele duizenden ha beste landbouwgrond in het
vooruitzicht gesteld. Grote delen van Doel, Kallo
en Melsele, tot zelfs Kieldrecht, Verrebroek en
Meerdonk zouden in een eerste onteigeningszone
vallen.
Momenteel zijn deskundigen bezig met bestude
ring van een van de Oostvlaamse overheid uitgaand
richtplan Linkeroever. De bouw van een Boudewijn-
kanaal gaande van ZeebruggeZelzaete tot de
Schelde behoort nog steeds tot de mogelijkheden.
De Wase landbouwers hebben zich verenigd in een
werk- en actiegroep om aan de druk het hoofd te
kunnen bieden.
(Vervolg van vorige pag.)
raties voelen zich verplicht het gehele seizoen min
stens deze interventieprijs te betalen en men is dan
ook bereid deze interventieprijs van te voren be
kend te maken.
Wat betreft de hoogte van de vrachten merkt
spreker op dat de prijzen vastgesteld zijn op basis
van de laagste vrachten. De vrachten zijn in Frank
rijk echter dikwijls sterk schommelend, waarbij men
soms sterk naar boven afwijkt van de laagste
vrachten. In Nederland is de vrachtprijs veel sta
bieler, zodat deze wisselende vrachtenmarkt een
extra bescherming geeft. Wel zal het nodig zijn de
structuurontwikkeling van het vrachtenverkeer niet
te verwaarlozen. Spreker meent dat wij hier dicht
bij de drempelprijs zullen komen. De prijs ligt dan
dus tussen de interventie- en de drempelprijs in.
De Voorzitter vraagt of de richtprijs dus slechts
een streef prijs is.
De heer Morsink beantwoordt deze vraag be
vestigend.
De heer Becu merkt op dat de afzet grote ver
anderingen te zien zal geven. De oogst wordt in iets
meer dan een maand binnengehaald, terwijl de af
zet over 12 maanden gespreid moet worden. Er zal
dus een goede samenwerking van de graanver-
bouwer met de afzetorganisaties nodig zijn. Het zich
bewust worden van deze veranderingen geldt vol
gens spreker niet alleen voor de standsorganisaties,
maar ook bij de afzetorganisaties is er op dit gebied
nog wel wat te doen.
De heer Becu stelt vast dat de laatste 30 jaar
de betere bakkwaliteit van geleverde tarwe niet be
taald wordt.
Met onze huidige regelingen van de broodprijs
mag de bakker niets meer rekenen voor een betere
kwaliteit. Wanneer men bereid is de betere bak
kwaliteit te betalen, dan zal de teler ook bereid zijn
de betere rassen te verbouwen.
De heer Morsink is het geheel eens met het door
de heer Becu gestelde over het zich bewust worden
van de optredende veranderingen. Hij ziet de stands
organisatie en de afzetcoöperatie in dezen als 2
paarden die 1 wagen trekken. Wat betreft de afzet
wijst spreker er op dat het gevaar van teveel silo
ruimte niet denkbeeldig is. Men loopt dan het ri
sico dat de voorraden te lang worden vastgehouden.
Bij de afzet moet er steeds meer sprake zijn van
marketing.
Spreker ziet de ontwikkeling zo dat het er in
de eerste plaats om zal gaan om onze positie op de
graanmarkt te behouden, waarbij uitgegaan wordt
van de bestaande rassen, waarop verder gebouwd
kan worden. Belangrijk is dat onze tarwe niet in
de voersector terecht komt. Bovendien zou spreker
het toejuichen dat de broodprijs niet meer een po
litieke zaak zou zijn.
De Voorzitter meent dat om betaling van bak
kwaliteit te verkrijgen een tijdige aanpassing van
de klassificatie noodzakelijk zal zijn.
De heer Morsink meent dat het aantal rassen
moet worden beperkt, de rentabiliteit in de gaten
gehouden moet worden, maar vooral de marketing
belangrijk is.
De heer v. Beek vraagt of de kwaliteitsindeling
in de inleiding van de heer Morsink parallel loopt
met de huidige kwaliteitseisen van de Nederlandse
maalindustrie.
De heer Morsink zegt dat de Nederlandse maal
industrie het momenteel anders doet en aanpassing
dus nodig is. Wat betreft de rassenkeuze is men vol
op met het onderzoek bezig, waarbij vergelijking
van onze rassen met het Franse klassificatiesysteem
aan de gang is
De heer Dekker vraagt wat het betekent wanneer
18 afzetcentrales in de E.E.G., zoals de inleider ver
wacht, zouden gaan samenwerken.
De heer Morsink antwoordt hierop dat in Neder
land 50 van de afzet in handen van de coöpe
raties is. Voor Zeeland ligt het percentage wel wat
hoger, terwijl vooral in Groningen de positie van
de coöperatie wel sterker wordt. Het C.I.V. doet
niet veel aan de graanafzet.
In Frankrijk is 80% in handen van de coöp.
Duitsland 50%
België i 20
Italië i 75
In de gehele E.E.G. is in handen van de coöpe
raties. De besprekingen om geïnformeerd te worden
over eikaars activiteiten zijn volop aan de gang.
Ook aan koperszijde treedt echter volgens spreker
een steeds sterkere concentratie op.
De Voorzitter dankt vervolgens de heer Morsink
nogmaals voor zijn inleiding en biedt hem het boek
Van Nabij en Verre aan.
AKKERBOUW
De heer Becu deelt mee dat de aardappelmarkt
op dit moment gezond is. De exportgelegenheid zul
len we moeten benutten en tevens dienen we te
zorgen voor een regelmatige afzet.
De suikerbietencampagne is vlot verlopen. In
verband met de gemiddeld lagere opbrengst be
hoeven we geen magere suiker te verwachten.
De afzet van de tarwe verloopt vlot. Er wordt
nu 40% inlandse tarwe in het brood verwerkt.
Er kunnen flinke hoeveelheden brouwgerst ge
plaatst worden.
De afzet van erwten stelt teleur. Vanuit Alaska
en Rusland wordt een goed produkt aangevoerd.
De teelt zal dan ook inkrimpen in ons land.
In de teelt van vlas heeft men het vertrouwen
verloren, deze teelt zal eveneens inkrimpen. Ook
van goede partijen zwengelt men weinig balen. Een
E.E.G.-vlasregeling is hard nodig. Het is dringend
noodzakelijk dat de voorwaarden in de E.E.G.-landen
gelijk worden.
Ir. Dorst wijst op het grote verschil in de tarwe-
prijs en de prijs van voergranen. Hij vraagt zich af
of we onze voldoening over de verwerking van
40% inlandse tarwe niet kenbaar moeten maken
aan de meelfabrieken.
De heer Becu meent dat we niet te gauw in het
openbaar van onze dankbaarheid blijk moeten geven.
De Voorzitter wil liever nog 1 jaar wachten tot
dat de E.E.G.-regeling in werking is getreden.
De heer Becu meent dat we het best rustig kun
nen blijven en geen kritiek leveren.
TUINBOUW
De heer P. J. J. Dekker zegt in zijn overzicht be
treffende de ontwikkelingen in de tuinbouwsector,
dat ook hier een diepgaande studie wordt gemaakt
over de „marketing" ten aanzien van de groenten
en fruitprodukten. Het moet van groot belang wor
den geacht, dat men zich met dit vraagstuk in vei
lingskringen reeds geruime tijd bezig houdt, mede
gezien de ontwikkeling in de E.E.G. en de schaal
vergroting, die zich allerwegen aftekent. Wat dit
laatste betreft behoeft men maar te denken aan de
grootwinkelbedrijven, die steeds meer produkten af
nemen.
De Voorzitter, aldus de heer Dekker heeft erop
gewezen, dat de gang van zaken in de akkerbouw
sector dit jaar wisselvallig is geweest. Hetzelfde